Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering |
Citeertitel | Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling kan op moment van plaatsing in de wettendatabank nog niet worden aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie.
Reden daarvoor is dat de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter vervanging van de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Nederlandse Antillen en Aruba nog niet in alle drie de landen is vastgesteld. Daarmee kan ook de daarin opgenomen Ministeriële Samenwerkingsraad nog niet functioneren; die Raad is de instantie die wijzigingen in de eenvormige landsverordeningen moet vaststellen.
In juridische zin betekent dit dat de regelingen op grond van de Samenwerkingsregeling niet kunnen worden aangepast tot het moment waarop Aruba de nieuwe Samenwerkingsregeling heeft goedgekeurd dan wel verworpen.
Bij de vaststelling van deze regeling zijn de artikelnummers 3, 8, 16, 26, 43, 44, 53, 58, 59, 83, 106, 107, 134, 165, 179, 213, 221 t/m 223, 236 t/m 256, 265, 292 t/m 381, 390 t/m 429, 442, 450, 452, 453, 454, 460, 468, 471 t/m 473, 475b t/m 475g, 487, 488, 501, 510 t/m 512, 530 t/m 537, 541 t/m 543, 549, 550, 554, 559 t/m 562, 570, 573, 574, 583, 584, 601 t/m 611, 617 t/m 620, 625, 630, 634, 643 t/m 657, 681 t/m 699, 738 t/m 764, 777 t-m 797, 804, 805, 808, 828 t/m 837, 844 t/m 852, 888 t/m 984, 992, 995 t/m 1019 en 1022 t/m 1076 niet gebruikt. Artikelen met deze nummers ontbreken dus in de regeling.
Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 9-6-2005 (P.B. 2005, no. 67).
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Landsbesluit tarief gijzeling
Landsbesluit verklaring derdenbeslag
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 862, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 878, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 993, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | Artikelen: 5, 120, 135a, 263, 266, 282a, 429c, 429n, 429q, 436, 436a, 461b, 474c, 479i, 715 en 171. Aanhef van afdeling 1B van titel 2, Boek 2. Afdeling 2C van titel 2, Boek 2. Afdeling 4A van tietl 2, Boek 3. Afdeling 5A van titel 4, Boek 3. | 09-01-2014 AB 2014, no. 12 | onbekend | ||
10-10-2010 | 01-04-2014 | bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten | 21-07-2010 A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30 | onbekend |
In dit wetboek en de daarop berustende nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften wordt verstaan onder:
algemeen erkende feestdagen, onderscheidenlijk met de zondag gelijkgestelde dagen:
de in de Algemene termijnenlandsverordening, onderscheidenlijk de Algemene termijnen- verordening als zodanig genoemde en de bij of krachtens die landsverordening daarmee gelijkgestelde dagen;
gerecht in eerste aanleg en rechter in eerste aanleg:
gerecht in eerste aanleg en rechter in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen of Aruba;
in de Nederlandse Antillen of Aruba;
het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, bedoeld in de artikelen 1 en 44 van de Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie;
BOEK 1 DE WIJZE VAN PROCEDEREN VOOR DE GERECHTEN IN EERSTE AANLEG EN VOOR HET HOF VAN JUSTITIE
AFDELING 1 Exploten van oproeping, aanzegging en betekening
Indien de deurwaarder noch de geëxploiteerde, noch aan zijn woonplaats iemand van diens huisgenoten of een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift de geëxploiteerde tijdig bereikt, vindt, laat hij, indien dat feitelijk mogelijk is, een afschrift aan de woonplaats achter in een gesloten envelop. Indien ook dat feitelijk onmogelijk is, bezorgt hij terstond een afschrift ter post. De deurwaarder maakt, zowel in het ene als het andere geval tevens onder vermelding van de reden van de feitelijke onmogelijkheid, van deze handelingen melding in het exploot.
Op de envelop waarin het afschrift ingevolge het eerste lid wordt achtergelaten of ter post wordt bezorgd, worden vermeld de naam en de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd. De envelop vermeldt tevens de naam, de hoedanigheid, het kantooradres en het telefoonnummer van de deurwaarder, alsmede een aanduiding dat de inhoud de onmiddellijke aandacht behoeft.
Alle exploten worden gedaan op de volgende wijze:
ten aanzien van openbare rechtspersonen, aan de persoon of ter woonplaats van het hoofd van het bestuur of ter plaatse waar het bestuur zitting of kantoor houdt; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een bestuurder of aan een persoon die daartoe is aangewezen, is het exploot gedaan aan de rechtspersoon in persoon;
ten aanzien van andere rechtspersonen aan de persoon of aan de woonplaats van een van de bestuurders en, na de ontbinding, van een van de vereffenaars of aan hun zetel of kantoor; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een bestuurder of, na de ontbinding, aan een vereffenaar, is het exploot gedaan aan de rechtspersoon in persoon;
ten aanzien van openbare vennootschappen aan de persoon of aan de woonplaats van een van de besturende vennoten en, na de ontbinding, aan een van de vereffenaars of aan haar kantoor; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een besturende vennoot of, na de ontbinding, aan een vereffenaar, is het exploot gedaan aan de vennootschap in persoon; ten aanzien van stille vennootschappen geschiedt de betekening aan hun woonplaats;
ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een overledene, zonder vermelding van hun namen en woonplaatsen:
aan de persoon of de woonplaats van een executeur of door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap, van een ten tijde van het overlijden fungerend curator of bewindvoerder, of, indien hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld, aan het kantoor van de advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder, bij wie de overledene in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen, of
aan de persoon of de woonplaats van een van de erfgenamen, mits betekening geschiedt binnen een jaar na het overlijden, in welk geval het exploot tevens moet worden aangekondigd in ten minste één hier te lande verschijnend, door de rechter te bepalen, dagblad;
een en ander onverminderd de mogelijkheid van betekening aan ieder van de erfgenamen afzonderlijk op de gewone wijze;
ten aanzien van degenen die hier te lande geen bekende woonplaats hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf;
indien degenen die hier te lande niet een woonplaats hebben, daar ook niet een bekend werkelijk verblijf bezitten en hun woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland onbekend is, gelijk mede in geval in rechte worden opgeroepen onbekenden of houders van aandelen of andere effecten die niet op naam staan of waarvan de houders niet bij name bekend zijn, wordt het exploot gepubliceerd in ten minste één hier te lande verschijnend, door de rechter voor wie de vordering gebracht is of aanhangig is, te bepalen dagblad en wordt een afschrift overgegeven, in de Nederlandse Antillen, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij die rechter en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die het oorspronkelijke voor gezien tekent; daarenboven wordt het gedane exploot aangekondigd in het nieuwsblad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst;
op gelijke wijze wordt gehandeld ten aanzien van naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, alsmede, in Aruba, vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en Aruba vrijgestelde vennootschappen, bestaande of ontbonden, bij gebreke van gemeenschappelijk kantoor, bestuurder of vereffenaar, of indien van de bestuurder of vereffenaar een woonplaats of de plaats van diens werkelijk verblijf hier te lande niet bekend is;
indien het exploot niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gepubliceerd in ten minste één hier te lande verschijnend, door het gerecht in eerste aanleg waar de verzoeker zijn woonplaats of bij gebreke daarvan zijn verblijfplaats heeft, te bepalen dagblad en wordt een afschrift, in de Nederlandse Antillen, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat gerecht en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken overgegeven en geschiedt tevens aankondiging in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst;
indien het exploot ten verzoeke van de ene echtgenoot aan de andere wordt uitgebracht, houdt het de naam van de gemachtigde van die andere echtgenoot in, indien deze bekend is;
ten aanzien van degenen die niet hier te lande wonen en daarin evenmin een bekend verblijf hebben, doch wier woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland bekend is, in de Nederlandse Antillen, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechter voor wie de vordering gebracht is of aanhangig is en, in Aruba, bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die de oorspronkelijke oproeping voor gezien zal tekenen; de ambtenaar van het openbaar ministerie in de Nederlandse Antillen doet het afschrift van het exploot ten behoeve van de belanghebbenden aan de procureur-generaal toekomen; de procureur-generaal, onderscheidenlijk de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;
indien het exploot niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gedaan, in de Nederlandse Antillen, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechter in eerste aanleg waar de verzoeker zijn woonplaats heeft en, in Aruba, bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die daarmede handelt als in het eerste onderdeel van dit nummer omschreven
ten aanzien van de eigenaar en de leden, dan wel de boekhouder van een rederij van een schip dat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde register teboekstaat, indien het exploot het schip of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan de in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde woonplaats;
ten aanzien van de opvarenden van een schip, die geen bekende woonplaats hier te lande hebben, en die noch aan boord van dat schip, noch elders worden aangetroffen, indien het exploot het schip of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan boord aan de kapitein van dat schip;
ten aanzien van de eigenaar van een luchtvaartuig dat in het in artikel 1302 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde register teboekstaat, indien het exploot het luchtvaartuig of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan de in artikel 1303, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde woonplaats.
In geval van verzet, hoger beroep of beroep in cassatie, kan het exploot ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk terzake woonplaats heeft gekozen. Deze advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt.
Indien een exploot aan iemand die in het buitenland woont, aan zijn persoon hier te lande gedaan wordt, of indien deze in een bepaalde zaak woonplaats hier te lande heeft gekozen, is artikel 7 van overeenkomstige toepassing.
Indien meer personen wegens dezelfde vordering op verschillende termijnen moeten worden opgeroepen, geschiedt dit voor allen tegen de dag van verschijning, voor de verst verwijderd wonende bepaald.
Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de voor oproeping van de geëxploiteerde geldende termijnen. Tenzij de oproeping geschiedt bij hetzelfde exploot als de oproeping van de verweerder, wordt een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering aan de derde uitgereikt.
De dag van het exploot en de dag van verschijning worden niet meegerekend onder de algemene termijn, bepaald voor oproeping, aanzegging en betekening.
De aanzeggingen en oproepingen om tegenwoordig te zijn bij een akte van procedure of van instructie, drukken alleen plaats, dag en uur van de eerste terechtzitting uit; zij behoeven niet herhaald te worden, ook al wordt de terechtzitting op een andere dag verlegd of voortgezet.
Indien de laatste dag van de termijn waarbinnen het exploot kan worden gedaan, op een zondag of een algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag valt, mag het exploot worden gedaan op de eerstvolgende dag die geen zondag of algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag is.
De deurwaarder mag een exploot niet uitbrengen voor zijn bloedverwanten of aangehuwden, in de rechte linie onbepaaldelijk en in de zijlinie tot de graad van kinderen van broers en zussen ingesloten. In geval van beletsel uit dien hoofde voorziet de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg in zijn plaatsvervulling.
Indien een exploot door toedoen van de deurwaarder nietig verklaard wordt, is de rechter bevoegd om hem in de kosten van het exploot en van de vernietigde procedure te verwijzen, onverminderd het recht van de partij op schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn.
Indien op de laatste dag van een termijn waarbinnen de indiening van enig verzoekschrift of enige akte, dan wel de aflegging van enige verklaring ter griffie van het gerecht in eerste aanleg of van het Hof van Justitie moet geschieden, de griffie gesloten is, kan die indiening of aflegging alsnog geschieden op de eerstvolgende dag waarop de griffie geopend is.
AFDELING 2 De terechtzittingen
Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig, naar waarheid en in een zo vroeg mogelijk stadium aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
De rechter kan bepalen dat geen griffier aanwezig zal zijn ter terechtzitting. In dat geval wordt het proces-verbaal door hem opgemaakt en slechts door hem ondertekend.
De behandeling geschiedt ter openbare terechtzitting, maar de rechter kan gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of 's lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van procespartijen dit eisen, of indien zulks strikt noodzakelijk wordt geacht onder bijzondere omstandigheden, waarin behandeling ter openbare terechtzitting het belang van de rechtspraak zou schaden.
Indien een minnelijke schikking tot stand komt, maakt de rechter, indien partijen zulks verlangen, een proces-verbaal op en doet dit ondertekenen door partijen of door hun daartoe bijzonderlijk gemachtigden; in dat proces-verbaal worden de verbintenissen die partijen ten gevolge van die schikking op zich nemen, uitgedrukt.
De machtiging wordt verleend bij onderhandse of notariële akte van algemene of bijzondere lastgeving, bij akte van bijzondere lastgeving voor de griffier van een gerecht in eerste aanleg of mondeling ter terechtzitting, waarvan aantekening wordt gehouden in het proces-verbaal. De griffier geeft de voor hem verleden akten van lastgeving in het oorspronkelijke uit.
De partijen en haar gemachtigden of raadslieden verdedigen of bepleiten de zaak voor de rechter met bezadigdheid en nemen in alles de eerbied in acht die men aan de justitie schuldig is. Indien zij zich daarin te buiten gaan, is de rechter bevoegd hun het voortgaan te beletten.
De toehoorders bewaren een betamelijk ontzag en stilzwijgen; al wat de fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg tot handhaving van de goede orde beveelt, wordt stipt en terstond ten uitvoer gelegd.
Aan personen die gedurende de terechtzitting de stilte storen, beweging verwekken of tekenen van goed- of afkeuring geven, kan, indien zij zich niet dadelijk na de waarschuwing van de rechter of de deurwaarder stil houden, door de rechter het bevel gegeven worden te vertrekken; degene die daaraan geen gevolg geeft, kan terstond in bewaring gesteld worden en daarin voor een termijn van 24 uren blijven op vertoon van een bevelschrift van de rechter in eerste aanleg of fungerend voorzitter van het Hof van Justitie. De uitgifte van een dergelijk bevel moet in het proces-verbaal van de zitting vermeld worden.
Indien de opschudding op de terechtzitting vergezeld is geweest van beledigingen of bedreigingen jegens een rechter of rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen, welke beledigingen of bedreigingen het kenmerk van misdrijf dragen, is de rechter in eerste aanleg of de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie bevoegd om de dader terstond te doen aanhouden en proces-verbaal van het ter terechtzitting voorgevallene te doen opmaken.
Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing indien de beledigingen of de bedreigingen tegen een rechter of tegen rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen, doch buiten de terechtzittingen, hebben plaatsgehad.
AFDELING 3 De rechters en het wraken van rechters
Op verzoek van een partij kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, zoals:
De verzoeker en de rechter van wie wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het Hof kan ambtshalve of op verzoek van de verzoeker of de rechter van wie wraking is verzocht, bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord, in welk geval zij door het Hof van de resulaten van het verhoor in kennis worden gesteld.
Indien het verzoek tot wraking betrekking heeft op een rechter in eerste aanleg, wordt het schriftelijk verzoek onderscheidenlijk het proces-verbaal van de terechtszitting waarop het mondeling verzoek is gedaan, door de griffier onverwijld ter behandeling overeenkomstig deze afdeling toegezonden aan het Hof.
AFDELING 4 Het algemeen register, het proces-verbaal van de zitting en vonnissen in het algemeen
Onverminderd artikel 18d, maakt de griffier op aanwijzing van de rechter van de behandeling van een zaak een afzonderlijk doorlopend proces-verbaal op, waarin de namen en de woon- of verblijfplaatsen van partijen en van haar gemachtigden of raadslieden, alsmede het volgnummer van de zaak in het algemeen register en de datum van iedere terechtzitting, worden vermeld.
In dat proces-verbaal wordt, behoudens het bepaalde omtrent zaken die niet aan hoger beroep onderworpen zijn, al het ter terechtzitting voorgevallene vermeld. De fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekenen dit proces-verbaal binnen tweemaal 24 uren na iedere terechtzitting of verrichting.
Indien tijdens een aanhangig rechtsgeding of buiten eigenlijk rechtsgeding een door de rechter in eerste aanleg te verrichten rechtshandeling moet geschieden buiten het rechtsgebied van de rechter in eerste aanleg die van de zaak of van het verzoek kennis neemt, roept hij daartoe de tussenkomst in van zijn ambtgenoot binnen wiens rechtsgebied de handeling moet worden verricht.
Degene wiens tussenkomst is ingeroepen, geeft aan die opdracht gevolg en doet de rechter van wie de opdracht uitging, zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal van het krachtens die opdracht verrichte of bevonden toekomen. Dit afschrift heeft in het geding gelijke kracht als het proces-verbaal van de rechter van wie de opdracht uitging.
Indien de beslissing in een zaak niet heeft plaatsgehad uiterlijk drie maanden nadat de behandeling ter terechtzitting geëindigd is, en na het horen van het openbaar ministerie, indien dat is geschied, heeft elke partij het recht om te vorderen dat de zaak wordt bepleit of, indien dat reeds is geschied, andermaal wordt bepleit.
Rechters vullen bij hun beraadslagingen van ambtswege de rechtsgronden aan, die partijen niet hebben aangevoerd.
Indien er een provisionele eis gedaan is en de zaak zowel ten principale als op de provisie in staat van wijzen is, is de rechter bevoegd om op beide in hetzelfde vonnis uitspraak te doen.
Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. De rechter kan een vonnis waarbij op de voet van artikel 174 wordt beslist omtrent een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Indien het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dat vonnis worden ingesteld.
Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, evenwel zonder dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat zekerheid wordt gesteld, en indien tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een daartoe strekkende incidentele vordering worden ingesteld.
Wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, wordt in de kosten verwezen. De kosten mogen echter geheel of ten dele gecompenseerd worden tussen echtgenoten of andere levensgezellen, bloedverwanten in de rechte linie, broers en zussen of aangehuwden in dezelfde graad, alsmede indien de partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook kan de rechter de kosten die nodeloos worden gemaakt of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die ze aanwendde of veroorzaakte.
De rechter in eerste aanleg gelast daarop dat de partij ten behoeve van wie de veroordeling in de kosten werd uitgesproken, binnen acht dagen ter griffie van het gerecht in eerste aanleg een opgave van de haar verschuldigde kosten ter inzage van de wederpartij zal overleggen, en bepaalt tevens de dag waartegen partijen zullen worden opgeroepen.
Indien na de in artikel 62 bedoelde vaststelling van de staat van de kosten nog nadere kosten gemaakt zijn en partijen het over de vereffening niet eens kunnen worden, is de meest gerede partij bevoegd om de rechter in eerste aanleg te verzoeken het bedrag van de kosten, op de in de artikelen 61 en 62 bedoelde wijze, nader vast te stellen.
Ter zake van verrichtingen waarvoor de in de artikelen 60 tot en met 63 bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak, kan jegens de tegenpartij geen vergoeding op grond van artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek worden toegekend, maar zijn alleen de regels inzake proceskosten van toepassing.
De rechter kan bedragen die geacht kunnen worden te zijn bedongen ter vergoeding van proceskosten of van buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, onderdelen b en c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, ambtshalve matigen, doch niet tot onder het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten, onderscheidenlijk het bedrag van de buitengerechtelijke kosten die, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn.
Advocaten, zaakwaarnemers en deurwaarders, die zich in hun bedieningen te buiten gaan, en al degenen die de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd, verwaarlozen, kunnen persoonlijk en uit hun eigen beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen en zelfs tot schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn, veroordeeld worden, zonder die op hun principalen te mogen verhalen.
De rechter verbetert te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.
Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor haar kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige volzin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.
De expeditie of uitgifte van het vonnis wordt zonder medewerking van partijen opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij artikel 65 is vermeld:
Een griffier is verplicht om op aanvraag van de partijen aan hen, zodra mogelijk, expeditie van het vonnis uit te reiken, op straffe van schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.
Elk vonnis dat wederkerige verplichtingen aan beide partijen oplegt, of waaruit rechten en verplichtingen ten behoeve of ten laste van beide partijen voortvloeien, kan door elke partij in haar belang ten uitvoer worden gelegd.
Preparatoire en interlocutoire vonnissen en bevelschriften behoeven niet betekend te worden, tenzij dit ingevolge Boek 2 tot verhaal van geldelijke verplichtingen die de wederpartij krachtens die vonnissen te vervullen heeft, nodig is.
Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechter met inachtneming van de daarvoor aangegeven termijn een nadere rechtsdag waarop het rechtsgeding zal worden voortgezet, en gelast hij de oproeping van de waarborg, met gelijktijdige uitreiking van een afschrift van het antwoord of van een uittreksel uit het proces-verbaal van de terechtzitting, voor zover het de gronden, voor de vrijwaring aangevoerd, vermeldt en doet hij hem aanzeggen zich van zijn getuigen te doen vergezellen en zijn bewijsstukken mee te brengen.
Indien het verzoek tot vrijwaring op de bovengemelde rechtsdag niet gedaan is, wordt zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak voortgeprocedeerd.
In geval van vrijwaring wegens uitwinning van een goed of wegens een recht waarmee het goed niet belast had mogen zijn, is de waarborg bevoegd de zaak van de gewaarborgde over te nemen, met dien verstande dat deze als partij in het geding blijft.
In zaken van eenvoudige vrijwaring is de waarborg slechts bevoegd zich te voegen zonder de zaak van de gewaarborgde over te nemen.
Indien de oorspronkelijke eis en die ter vrijwaring tegelijk in staat van wijzen zijn, wordt daarop gezamenlijk recht gedaan; is dit niet het geval, dan wordt de hoofdzaak, indien de oorspronkelijke eiser of gedaagde dit vordert, afzonderlijk beslist.
Wie ter zake van vrijwaring opgeroepen is, behoort voor de rechter voor wie de oorspronkelijke zaak aanhangig is, te procederen, zelfs indien hij ontkent waarborg te zijn; doch indien duidelijk blijkt dat de oorspronkelijke eis alleen gedaan is om hem van zijn eigen rechter af te trekken, wordt hij naar deze verwezen.
AFDELING 6 Vonnissen bij verstek en verzet
Het verstek wordt na het uitroepen van de zaak op de terechtzitting verleend; de in artikel 79 bedoelde uitspraak omtrent de vordering van de eiser kan worden aangehouden tot een volgende terechtzitting.
Indien er in hetzelfde geding meer dan een gedaagde is opgeroepen en niet een van hen verschenen is, wordt in één en hetzelfde vonnis tegen hen verstek verleend.
De gedaagde die bij verstek is veroordeeld, is bevoegd om daartegen verzet te doen. Het verzet wordt gedaan binnen twee weken na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.
Het verzet tegen een verstekvonnis wordt aanhangig gemaakt op de voor de indiening van vorderingen bepaalde wijze. De gronden van verzet kunnen op de dienende dag nog mondeling worden aangevuld.
Het verzet, mits tijdig en op de voorgeschreven wijze gedaan, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, tenzij dit uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.
De opposant die zich voor de tweede maal bij verstek laat vonnissen, wordt niet meer ontvangen tot het doen van een nieuw verzet.
De kosten van het verstek, die van het vonnis daaronder begrepen, alsmede die welke als gevolg van het niet-verschijnen van de defaillant kunnen worden beschouwd, komen ten laste van de defaillant, tenzij deze bij verzet aantoont dat de oproeping om in rechte te verschijnen, niet op de juiste wijze is geschied en hij daarom niet verschenen is.
Een exploot of akte van rechtspleging wordt slechts nietig verklaard, indien de nietigheid daarvan uitdrukkelijk bevolen is.
Indien de gedaagde op de oproeping verschijnt en de nietigheid van het exploot inroept, is de rechter bevoegd om die exceptie te verwerpen, indien het verzuim of de overtreding van dien aard wordt bevonden, dat de gedaagde daardoor in zijn verdediging niet is benadeeld, en er om die reden geen belang bij heeft zich op de nietigheid te beroepen.
TITEL 2 De wijze van procederen voor de rechter in eerste aanleg
AFDELING 1 Voorafgaande bepalingen
Indien de rechtspersoon de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba, eiser of gedaagde is, wordt als haar woonplaats beschouwd de plaats waar de regering haar zetel heeft.
In zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke daarvan, van het werkelijk verblijf van die natuurlijke persoon.
In zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.
In zaken betreffende onroerende zaken is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaak is gelegen. In zaken betreffende huur van woonruimte is echter uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde is gelegen.
In zaken betreffende de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen, de geldigheid, nietigheid of rechtsgevolgen van hun besluiten of die van hun organen dan wel de rechten en verplichtingen van hun leden of vennoten als zodanig, is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of de plaats van vestiging van de vennootschap of de rechtspersoon.
In zaken betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg die de functie van rechter-commissaris vervult en inzake surséance van betaling de rechter in eerste aanleg die over het verzoek tot het verlenen van surséance heeft geoordeeld.
Indien een rechter in eerste aanleg ten aanzien van een van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, is die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
Hebben partijen bij overeenkomst een rechter in eerste aanleg aangewezen voor de kennisneming van geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, dan is die rechter bevoegd van de zaak kennis te nemen. Iedere andere rechter in eerste aanleg voor wie de zaak is gebracht, verklaart zich onbevoegd, mits de gedaagde zich op de onbevoegdheid beroept.
Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in eerste aanleg wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in eerste aanleg dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. De aangewezen rechter is bevoegd te oordelen over de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft.
§ 2. Overige voorafgaande bepalingen
Indien de gedaagde, nadat hem de oproeping is betekend, ophoudt woonplaats of werkelijke verblijfplaats te hebben daar waar de rechter in eerste aanleg zitting houdt, zonder aldaar voor de verdere behandeling van de zaak woonplaats te hebben gekozen, worden alle verdere voor hem bestemde exploten aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters en wordt een tweede afschrift betekend, in de Nederlandse Antillen, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat gerecht en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken; deze doet dit afschrift zo mogelijk aan de gedaagde toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken.
Indien op de dag van het eindvonnis een der partijen in het in artikel 104 omschreven geval verkeert, wordt de in artikel 119 bedoelde aangetekende dienstbrief met de daarin bedoelde mededeling verzonden aan de bedoelde ambtenaar van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken die deze, zo mogelijk, aan de betrokken partij doet toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken, en wordt voorts een afschrift van die dienstbrief door of vanwege de griffier aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters.
Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, kan de eiser te allen tijde zijn eis verminderen.
Zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of bij akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter beslist, partijen gehoord, zo spoedig mogelijk. De rechter kan op dezelfde grond ook ambtshalve een verandering of vermeerdering buiten beschouwing laten.
AFDELING 2 De rechtsingang, de verweren en het voldingen van de zaak
Verzoekschriften die niet aan de in artikel 111 gestelde voorschriften voldoen, of waarbij de volmacht niet is overgelegd, kunnen aan de eiser in persoon of aan diens gemachtigde, met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen, ter verbetering of aanvulling dan wel ter bijvoeging van de volmacht worden teruggegeven of gezonden; zij worden in afwachting daarvan niet aangetekend in het algemeen register.
Terugzending bij met redenen omklede beschikking heeft plaats en de in het eerste lid bedoelde aantekening wordt achterwege gelaten, indien het verzoekschrift bij een andere rechter in eerste aanleg had moeten worden ingediend. Indien in dit geval de vordering mondeling is ingediend, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om het in geschrift brengen daarvan bij met redenen omklede beschikking te weigeren.
De rechter in eerste aanleg bepaalt daarna dag en uur, waarop de zaak voor het gerecht in eerste aanleg zal dienen, en doet partijen oproepen teneinde alsdan te verschijnen, vergezeld van de getuigen die zij wensen te doen horen, en met medebrenging van de bewijsstukken waarvan zij zich willen bedienen.
Bij de oproeping van de gedaagde zegt de deurwaarder of de tot exploiteren bevoegde persoon hem bij de uitreiking van een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering tevens aan dat hij daarop, desverkiezende, vóór of op de rechtsdag bij door hem of door zijn gemachtigde ondertekende schriftuur mag antwoorden.
In zaken waarin een onmiddellijke beslissing wenselijk en mogelijk is, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om op het daartoe strekkende mondelinge verzoek van de eiser, en indien de gedaagde vrijwillig met deze is verschenen, onmiddellijk tot de behandeling en beslissing van de zaak over te gaan.
De rechter in eerste aanleg draagt zorg voor de inschrijving van de zaak op de rol van de zitting.
De behandeling van de zaak geschiedt mondeling ter terechtzitting, onverminderd de bevoegdheid van de partijen om aldaar door haar of haar gemachtigden dan wel raadslieden ondertekende schrifturen, die vrij van zegel zijn, in te dienen.
De rechter in eerste aanleg is bevoegd om, indien hij dit voor de goede en geregelde gang van zaken nodig acht, partijen bij de behandeling van de zaak de nodige voorlichting te geven, hen te ondervragen en zelfs opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen, die zij kunnen aanwenden.
Aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak of de mededeling van de beschikking ter terechtzitting tegenwoordig is, doet de rechter in eerste aanleg de inhoud van het vonnis of van de beschikking, voor zover zij aan het eindvonnis voorafgaan, aanzeggen bij exploot of op andere wijze, door hem te bepalen; hij doet hun de inhoud van eindvonnis bij aangetekende dienstbrief door de griffier mededelen.
Van de aanzeggingen of mededelingen en van de dag, waarop zij hebben plaatsgehad, houdt de griffier aantekening aan de voet van het vonnis of, voor zoveel het aan het eindvonnis voorafgaande vonnissen of beschikkingen betreft, aan de rand van de van het vonnis of de beschikking ter terechtzitting gedane aantekening.
Alle excepties moeten tegelijk met het verweer op de hoofdzaak worden voorgesteld op straffe van verval van de niet voorgedragen excepties en, indien niet op de hoofdzaak geantwoord is, van het recht om zulks te doen. In afwijking van de eerste volzin kunnen zij die beroep willen doen op de termijn van artikel 104 van Boek 1 of van artikel 185 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, hun verweer tot dit beroep beperken.
Indien de beslissing niet dadelijk kan plaatshebben, stelt de rechter in eerste aanleg die tot op een door hem bepaalde rechtsdag uit.
Indien de rechter in eerste aanleg inlichtingen wil inwinnen overeenkomstig artikel 3 van de op 7 juni 1968 te Londen gesloten Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (Trb. 1968, 142), doet hij aan partijen schriftelijk opgave van de te stellen vragen en te verzenden stukken.
AFDELING 3 Voorlopige verzoeken en de exceptie van onbevoegdheid
Indien de eiser hier te lande geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, of indien zodanige persoon zich in een aangelegde rechtszaak voegt of tussenkomt, stelt hij op vordering van de wederpartij en alvorens deze in rechte enig verweer of tegenzeggen behoeft te doen, zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij veroordeeld zou kunnen worden.
Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid bevolen wordt, drukt de som uit tot beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt.
Degene die geroepen is voor een rechter die onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, mag vorderen dat de rechter zich onbevoegd verklaart.
Indien de rechter onbevoegd is uit hoofde van het onderwerp van het geschil, is hij, ook al is de exceptie van onbevoegdheid niet voorgesteld, ambtshalve gehouden zich onbevoegd te verklaren.
In zaken die reeds tevoren voor een andere rechter zijn aanhangig gemaakt tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp, of die reeds door dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp ter beslissing aan scheidsmannen zijn opgedragen en voor hen aanhangig zijn, of indien het geschil aan een zaak verknocht is, mag verwijzing gevraagd worden naar die andere rechter of naar de benoemde scheidsmannen.
Indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, mag daarvan op overeenkomstige wijze voeging worden gevraagd en bevolen.
AFDELING 4 Algemene bepalingen van bewijsrecht
Tenzij uit de wet anders voortvloeit, legt de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag, die in het geding te zijner kennis zijn gekomen of zijn gesteld, en die overeenkomstig de voorschriften van deze en de volgende afdelingen zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende betwist, beschouwt de rechter als vaststaand, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere rechtsregel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Overeenkomsten waarbij van het wettelijk bewijsrecht wordt afgeweken, blijven buiten toepassing, indien zij betrekking hebben op het bewijs van feiten waaraan het recht gevolgen verbindt die niet ter vrije bepaling van partijen staan, onverminderd de gronden waarop zij krachtens het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing blijven.
Authentieke akten zijn akten, in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door ambtenaren aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen op die wijze te doen blijken van door hen gedane waarnemingen of verrichtingen. Als authentieke akten worden tevens beschouwd de akten waarvan het opmaken aan ambtenaren is voorbehouden, doch waarvan de wet het opmaken in bepaalde gevallen aan anderen dan ambtenaren opdraagt.
Onderhandse akten kunnen op een andere wijze dan bij geschrift worden opgemaakt op zodanige wijze dat het degene ten behoeve van wie de akte bewijs oplevert, in staat stelt om de inhoud van de akte op te slaan op een wijze die deze inhoud toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de akte bestemd is te dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de inhoud van de akte mogelijk maakt.
Onderhandse akten kunnen op een andere wijze dan bij geschrift worden opgemaakt op zodanige wijze dat het degene ten behoeve van wie de akte bewijs oplevert, in staat stelt om de inhoud van de akte op te slaan op een wijze die deze inhoud toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de akte bestemd is te dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de inhoud van de akte mogelijk maakt.
Een authentieke of onderhandse akte levert ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Onder partij wordt verstaan: de rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel, voor zover het desbetreffende recht verkregen is na het opmaken van de akte.
Op een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn aangegaan of vastgelegd, is, voor zover die verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, artikel 136, tweede lid, niet van toepassing, tenzij deze partij de akte geheel met de hand heeft geschreven of heeft voorzien van een goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeldt.
Een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij waartegen zij dwingend bewijs zou opleveren, stellig wordt ontkend, levert geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Is degene tegen wie de akte wordt ingeroepen, een ander dan degene die haar ondertekend zou hebben, dan kan worden volstaan met de verklaring dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent.
AFDELING 5A Overlegging van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen en het verschaffen van inlichtingen
De rechter kan op verzoek van een der partijen aan anderen dan partijen, na deze te hebben gehoord of daartoe de gelegenheid te hebben gegeven, bevelen binnen een door de rechter te stellen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen. Degene tot wie de rechter het bevel richt, is verplicht tot het verschaffen van de gevraagde inlichtingen en het overleggen van de gevraagde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen.
Een getuigenverklaring kan slechts als bewijs dienen, voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten.
Een getuige kan zich verschonen van het beantwoorden van een hem gestelde vraag, indien hij daardoor zichzelf, een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad of zijn echtgenoot of vroegere echtgenoot aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen.
De rechter kan bepalen dat partijen bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig moeten zijn.
Het verhoor van getuigen tot het leveren van tegenbewijs staat van rechtswege vrij en wordt gehouden op de plaats, de dag en het uur, te bepalen dadelijk na afloop van het verhoor van de voor het bewijs gehoorde getuigen of op een later tijdstip, tenzij de rechter, na overleg met partijen, dit verhoor doet plaatsvinden in aansluiting op het verhoor van de voor het bewijs gehoorde getuigen.
Indien een der partijen verkorting of verlenging van de termijnen, bedoeld in de artikelen 145 en 147, verzoekt, wordt op dit verzoek na verhoor of behoorlijke oproeping van de wederpartij beslist. Tegen de beslissing staat geen hogere voorziening open.
De namen en woonplaatsen van de getuigen worden ten minste drie dagen voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier opgegeven. De belanghebbende partij roept de getuigen ten minste drie dagen voor het verhoor op. Indien een partij meer getuigen heeft voorgebracht dan redelijkerwijs noodzakelijk was, kan de rechter met deze omstandigheden bij de veroordeling in de kosten rekening houden.
Indien een niet bij exploot opgeroepen getuige niet verschijnt, bepaalt de rechter op verzoek van de belanghebbende partij een dag waartegen de getuige bij exploot kan worden opgeroepen. Daarbij wordt de in artikel 149, eerste lid, genoemde termijn in acht genomen.
Indien een partij die gehouden is als getuige een verklaring af te leggen, niet ter zitting verschijnt, niet antwoordt op de haar gestelde vragen of weigert haar verklaring te ondertekenen, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
De rechter kan bevelen dat de op een oproeping bij exploot niet verschenen getuige door de openbare macht voor hem wordt gebracht op een door hem te bepalen dag en uur om aan zijn verplichting te voldoen.
Indien een getuige weigert zijn verklaring af te leggen, kan de rechter op verzoek van de belanghebbende partij bevelen, dat hij op kosten van die partij in gijzeling zal worden gesteld, totdat hij aan zijn verplichting zal hebben voldaan, met dien verstande dat de gijzeling ten hoogste een jaar kan duren. De eerste volzin is niet van toepassing indien het een partij betreft, die als getuige wordt gehoord.
De rechter kan op verzoek van een belanghebbende partij eveneens bepalen dat de getuige die weigert zijn verklaring af te leggen, een dwangsom verbeurt aan de door de rechter aangewezen partij of partijen. Het in titel 5, afdeling 3, van Boek 2 omtrent de dwangsom bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
Indien een getuige uit hoofde van ziekte of anderszins verhinderd is om voor de rechter te verschijnen, kan deze zich bij hem vervoegen tot het ontvangen van zijn verklaring of de rechter, bedoeld in artikel 153, verzoeken hem te verhoren.
Voor zover niet bij verdrag anders is bepaald, kan de rechter, indien een getuige in het buitenland woont, aan een door hem aan te wijzen autoriteit van het land waar de getuige zijn woonplaats heeft, verzoeken het verhoor, indien mogelijk onder ede, te houden, of dat verhoor opdragen aan de Nederlandse consulaire ambtenaar tot wiens ressort de woonplaats van die getuige behoort.
Bij een verzoek of opdracht als in het eerste lid bedoeld, zal de rechter voorts de buitenlandse autoriteit verzoeken, dan wel de Nederlandse consulaire ambtenaar opdragen om aan partijen tijdig bij aangetekende brief kennis te geven van dag, uur en plaats, waarop het verhoor zal worden gehouden, en tevens de dag vaststellen, waarop de zaak weer ter rolle zal worden afgeroepen.
Indien een getuige de betekenis van de eed of de belofte niet voldoende kan beseffen of de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, wordt hij niet beëdigd en wordt hem niet de belofte afgenomen, doch wordt hij aangemaand de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen. Indien het bewijs mede wordt aangenomen op de verklaring van een zodanige getuige, geeft het vonnis daarvan in het bijzonder reden.
De opgeroepen getuige die niet verschijnt of, verschenen zijnde, weigert de eed of de belofte of zijn verklaring af te leggen, kan worden veroordeeld tot vergoeding van de vergeefs aangewende kosten, onverminderd zijn aansprakelijkheid tot schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.
Partijen en hun gemachtigden of raadslieden kunnen aan de getuigen vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven. De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen getuigen tegenover elkaar of tegenover partijen of een van hen stellen.
De rechter kan naar aanleiding van de getuigenverklaringen aan de partijen vragen stellen. Indien het betreft het verhoor van een getuige die niet tevens partij is, kunnen ook partijen elkaar zelf of bij monde van hun gemachtigden of raadslieden vragen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechter om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven.
In afwijking van artikel 159 behoeft in zaken die niet aan hoger beroep zijn onderworpen, geen proces-verbaal van het getuigenverhoor te worden opgemaakt. Het naar aanleiding van het getuigenverhoor te wijzen vonnis houdt, behalve de vermelding van de opgave, verklaringen en aflegging van eed of belofte, bedoeld in artikel 156, de summiere inhoud van de afgelegde getuigenverklaringen in.
Indien de getuige schadeloosstelling vordert, wordt deze door de rechter overeenkomstig de wettelijke voorschriften begroot. Daarvan wordt melding gemaakt in het proces-verbaal. De schadeloosstelling wordt voldaan door de partij die de getuige heeft voorgebracht.
Indien de getuigen niet op één dag gehoord kunnen worden, stelt de rechter het verdere horen tot een nadere dag uit, en geschiedt er noch aan de ter terechtzitting verschenen getuigen noch aan de al dan niet aldaar verschenen partijen enige nieuwe oproeping.
Het nalaten van een van de in deze afdeling voorgeschreven vormvoorschriften heeft, met uitzondering van het bepaalde in artikel 156 omtrent het afleggen van de eed of de belofte, alleen de nietigheid van het verhoor ten gevolge, indien de belanghebbende partij daardoor in haar belangen is benadeeld en het verzuim niet kan worden hersteld; in elk ander geval kan de rechter, zo daartoe gronden zijn, herstel van begane onregelmatigheden bevelen.
AFDELING 6A Voorlopig getuigenverhoor
De bepalingen omtrent het getuigenverhoor zijn op het voorlopig getuigenver-hoor van overeenkomstige toepassing.
Verschijnt de wederpartij bij het verhoor, dan bepaalt de rechter die het verhoor gehouden heeft, na afloop daarvan op haar verzoek de plaats waar, en het tijdstip waarop het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs kan plaatshebben.
De rechter kan, op verzoek van partijen of een van hen dan wel ambtshalve, na afloop van het voorlopig getuigenverhoor of het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs een verschijning van partijen bevelen teneinde een schikking te beproeven of tot het geven van inlichtingen aan de rechter. Artikel 21, eerste en tweede lid, en artikel 177, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij een verschijning van partijen ter terechtzitting kan ook de verdere wijze van behandeling van geschillen over de vordering worden besproken. Afspraken dienaangaande worden, wanneer een partij dat verlangt, met overeenkomstige toepassing van artikel 21, eerste en tweede lid, in een proces-verbaal vastgelegd. Een beroep in rechte op deze afspraken kan niet worden gedaan, voor zover zij in strijd komen met een dwingende wetsbepaling, met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging of voor zover een beroep daarop in verband met onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gedaan.
Indien een getuige aannemelijk maakt dat de verzoeker met het voorlopig getuigenverhoor beoogt inlichtingen van hem te verkrijgen ten behoeve van een tegen hem in te stellen rechtsvordering, houdt de rechter het verhoor met inachtneming van de bepalingen die van toepassing zijn op het verhoor van de partij als getuige. Van een en ander wordt melding gemaakt in het proces-verbaal.
De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen deskundigen vragen hun kosten te begroten. Door de eisende partij wordt een door de rechter te bepalen voorschot en, indien dit is bepaald, een nader voorschot ter zake van die kosten ter griffie gedeponeerd, voor zover niet bij het vonnis, bedoeld in artikel 173, in verband met de omstandigheden van het geding de wederpartij of beide partijen te zamen daartoe is of zijn aangewezen.
Bij de in het eerste lid bedoelde beslissing bepaalt de rechter tevens de termijn waarbinnen de deskundigen hun schriftelijk bericht ter griffie moeten inleveren, of de terechtzitting waarop zij mondeling verslag moeten uitbrengen. In het eerste geval wordt mede de dag bepaald waarop de zaak weer op de rol zal komen. In het tweede geval wordt deze dag bepaald op de terechtzitting waarop het verslag is uitgebracht.
Indien op die dag het bericht van deskundigen nog niet mocht zijn ingekomen, kan de rechter op verzoek van partijen of van één van hen een nadere roldatum bepalen. Eveneens kan een nadere terechtzitting worden bepaald, indien op de daarvoor vastgestelde terechtzitting het mondeling verslag niet wordt uitgebracht.
De deskundigen stellen hun onderzoek in, hetzij onder leiding van de rechter, hetzij zelfstandig. De deskundigen moeten bij hun onderzoek partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijk bericht moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken wordt in het schriftelijk bericht melding gemaakt. Indien een partij schriftelijk opmerkingen of verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, verstrekt hij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij.
Het schriftelijk bericht is met redenen omkleed, zonder dat het persoonlijke gevoelen van ieder van de deskundigen behoeft te blijken. Ieder van de deskundigen kan van zijn afwijkende mening doen blijken. Het schriftelijk bericht wordt door de deskundigen ondertekend. Indien een of meer deskundigen niet hebben ondertekend, wordt de oorzaak hiervan zo mogelijk op het schriftelijk bericht vermeld. Indien geen van de deskundigen zich in de gelegenheid bevindt te ondertekenen, wordt het bericht door de griffier ondertekend. De griffier zendt aan partijen afschrift van het schriftelijk bericht.
Het proces-verbaal van de slotsom van het mondeling verslag wordt na voorlezing, behalve door de griffier, ondertekend door de rechter aan wie het verslag is uitgebracht en door de deskundigen. Verklaart een deskundige niet te kunnen ondertekenen, dan wordt die verklaring, inhoudende de oorzaak van verhindering, in het proces-verbaal vermeld.
De griffier betaalt het bedrag ten laste van het gestorte voorschot aan de deskundigen. Indien het vastgestelde voorschot niet toereikend is, wordt voor het resterende bedrag een bevelschrift van tenuitvoerlegging op de minuut van het schriftelijk bericht uitgegeven ten laste van de in de tweede volzin van artikel 174 genoemde partij of partijen. In geval van mondeling verslag wordt dit bevelschrift gegeven op een in executoriale vorm uitgegeven uittreksel uit het proces-verbaal van dat verslag.
AFDELING 8 Plaatsopneming en bezichtiging
Het daartoe strekkende vonnis vermeldt de plaats of de zaak die in ogenschouw moet worden genomen, bepaalt de tijd van de plaatsopneming, de tijd en de plaats van de bezichtiging, de termijn waarbinnen het van de verrichting op te maken proces-verbaal ter griffie wordt neergelegd, alsmede de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen.
De partijen worden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken of verzoeken te doen. Uit het proces-verbaal moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan. Van de inhoud van de opmerkingen of verzoeken wordt in het proces-verbaal melding gemaakt. Het proces-verbaal wordt door de rechter die de verrichting heeft gedaan en door de griffier ondertekend. De rechter kan ter plaatse getuigen horen. Afdeling 6, behoudens artikel 149, is hierop van toepassing.
AFDELING 8A Voorlopig bericht of verhoor van deskundigen,voorlopige plaatsopneming en bezichtiging
De bepalingen omtrent deskundigen, plaatsopneming en bezichtiging zijn van overeenkomstige toepassing.
Met inachtneming van de krachtens artikel 176b bepaalde termijn zendt de verzoeker een afschrift van het verzoekschrift, indien dit nog niet is toegezonden, en de beschikking van de rechter bij aangetekende brief aan de wederpartij, zo die bekend is, of doet hij deze afschriften bij deurwaardersexploot aan de wederpartij betekenen. Alvorens tot de verrichting over te gaan, vergewist de rechter zich ervan dat aan dit voorschrift is voldaan.
AFDELING 8B Verschijning van partijen
In elke stand van het geding kan de rechter, op verzoek van een der partijen of ambtshalve, partijen gelasten, in persoon dan wel vertegenwoordigd, op de bepaalde dag en het bepaalde uur voor hem te verschijnen tot het geven van inlichtingen. De rechter kan daarbij of op een later tijdstip aan partijen of aan een van hen bevelen bepaalde stellingen bij de verschijning mondeling toe te lichten of, in overeenstemming met artikel 141, bepaalde op de zaak betrekking hebbende boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen.
De rechter kan uit de afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen, uit een weigering om te antwoorden, dan wel uit een weigering om boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen zonder dat een gewichtige reden de weigering rechtvaardigt, de gevolgtrekking maken, die hij geraden acht, behoudens hetgeen in artikel 133 is bepaald.
AFDELING 11 De schorsing en het hervatten van het rechtsgeding
Schorsing van een rechtsgeding heeft niet meer plaats, indien de behandeling ter terechtzitting reeds geindigd is.
De belanghebbenden delen aan de rechter zo spoedig mogelijk mee de namen en de woonplaats van de persoon of de personen, ten name van wie het geding op de laatste gedingstukken kan worden hervat.
De rechter bepaalt alsdan of ambtshalve dag en uur waarop het geding ter terechtzitting zal worden hervat, en doet partijen oproepen ten einde alsdan te verschijnen.
AFDELING 12 Van ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen
Indien gedurende de loop van een geding, in naam van een der partijen, enige aanbiedingen zijn gedaan en aangenomen, erkenningen hebben plaatsgehad, toestemmingen zijn gegeven en aangenomen, zonder dat die partij daartoe een bijzondere en bepaalde schriftelijke volmacht gegeven is, is deze bevoegd om zodanige verrichtingen bij de rechter te ontkennen en hem te verzoeken te beslissen, dat die daden zullen worden beschouwd als niet gepleegd en dat alle daaruit voortgevloeide akten van den processe, en vonnissen, gewezen om de zaak in staat van wijzen te brengen, worden verklaard van onwaarde.
De rechter bepaalt de dag en het uur waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen, en doet de ontkennende partij en degene wiens daden ontkend worden, oproepen ten einde alsdan te verschijnen, met bevel tot uitreiking aan laatstgenoemde van een afschrift van het verzoekschrift.
Ingeval degene wiens daden ontkend worden, overleden is, wordt de oproeping betekend aan zijn erfgenamen.
De ontkentenis moet altijd gebracht worden voor de rechter voor welke de ontkend wordende verrichting in rechten is gebracht, ook indien de zaak, waarin zij voorvalt, voor een andere rechter hangende is.
De rechter laat de wederpartij van de ontkennende partij in de hoofdzaak in het geding van ontkentenis oproepen en aan haar een afschrift van het verzoekschrift tot ontkentenis uitreiken.
Het geding in de hoofdzaak wordt op straffe van nietigheid geschorst tot aan het vonnis van ontkentenis.
De rechter is echter bevoegd om aan de ontkennende partij te bevelen, het geding van ontkentenis binnen zekere door hem bepaalde tijd voort te zetten; bij gebreke daarvan is de rechter bevoegd om in het rechtsgeding op de ontkentenis recht te doen.
Indien de ontkentenis een zaak betreft, waarover een rechtsgeding niet hangende is, moet de eis worden gebracht voor de bevoegde rechter van de gedaagde.
Indien de ontkentenis deugdelijk verklaard wordt, verklaart de rechter tevens de ontkende verrichting en het vonnis hetwelk daarop mocht zijn gewezen, of hetgeen in de bepalingen van het vonnis betrekking heeft tot de punten waarover de ontkentenis gaat, nietig en van onwaarde.
Bijaldien echter in de zaak reeds het eindvonnis is gevallen en de termijn van hoger beroep nog niet is verlopen, is de partij bevoegd om de nietigheid van de in het voorgaande artikel vermelde akten en vonnissen te doen uitspreken in het hoger beroep en de zaak ten principale te doen vervolgen.
AFDELING 14 Afbreking van de instantie
Indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, bepaalt de rechter op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een datum waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten of om vonnis te wijzen. De rechter kan hiertoe, eveneens na verloop van twaalf maanden, ook ambtshalve een datum bepalen.
Indien op de ingevolge het eerste lid bepaalde datum de proceshandeling waarvoor de zaak staat niet alsnog is of wordt verricht, en voorts de wederpartij van degene die de proceshandeling moet verrichten geen verval van instantie vordert noch zich anderszins uitlaat over de voortgang van het geding als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak op de rol doorgehaald.
De kosten van de vervallen instantie worden van rechtswege gecompenseerd. De rechter kan echter, indien hij daartoe gronden aanwezig acht, een partij geheel of gedeeltelijk in de kosten veroordelen.
AFDELING 16 Voeging en tussenkomst
Een ieder die belang heeft bij een rechtsgeding, hangende tussen andere partijen, is bevoegd te vorderen zich daarin te mogen voegen of tussen te komen.
Dit incident wordt aangebracht ter terechtzitting op de dienende dag vóór of op die waarop de behandeling van het aanhangige rechtsgeding eindigt.
TITEL 3 De wijze van procederen voor het Hof van Justitie, rechtdoende in eerste aanleg
Op het rechtsgeding in eerste aanleg voor het Hof van Justitie is titel 2 van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen waarin mondelinge voordracht van de vordering toegelaten is, wordt zij mondeling voorgedragen aan de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie, die haar in geschrift doet brengen.
In het laatste geval geeft de rechter in eerste aanleg mondelinge last aan een deurwaarder tot het doen van de oproeping, waarvan deze in het hoofd van zijn exploot melding maakt.
De rechter in eerste aanleg kan zijn vonnis ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Tegen elke beslissing van de rechter in eerste aanleg in kort geding is hoger beroep toegelaten.
De minuten van de beslissingen in kort geding van de rechter in eerste aanleg worden ter griffie ingeschreven in een afzonderlijk register; zij worden door de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekend.
TITEL 6 Prorogatie van rechtspraak aan het van Justitie
In alle voor hoger beroep bij het Hof van Justitie vatbare geschillen over zaken die ter vrije bepaling van de partijen staan, kunnen partijen overeenkomen die geschillen bij de aanvang van het geding dadelijk ter kennis te brengen van het Hof.
TITEL 7 Het rechtsgeding in hoger beroep bij het van Justitie van vonnissen en daaraan voorafgaande beschikkingen
Partijen zijn bevoegd om bij het Hof van Justitie in hoger beroep te komen van het vonnis of van een aan het vonnis voorafgaande beschikking van de rechter in eerste aanleg in een zaak waarin deze niet anders dan in eerste aanleg heeft geoordeeld.
Degene die berust heeft in een vonnis, is niet meer ontvankelijk in een daarvan ingesteld hoger beroep.
Van een veroordeling bij verstek staat geen hoger beroep open, doch indien de oorspronkelijke eiser van het vonnis in hoger beroep komt, is de gedaagde bevoegd om al zijn verdediging insgelijks in hoger beroep te doen gelden, zelfs bij wege van incidenteel beroep; hij mag dan echter van het middel van verzet tegen de beslissing bij verstek in eerste aanleg niet meer gebruik maken.
In afwijking van artikel 263, eerste lid, mag van de daar genoemde vonnissen en beschikkingen afzonderlijk hoger beroep worden ingesteld, indien daartoe door het Hof van Justitie vergunning is verleend. Het tot het verkrijgen van die vergunning strekkende verzoekschrift wordt binnen twee weken, gerekend van de dag van de uitspraak, ingediend ter griffie van het gerecht in eerste aanleg waar de beslissing is gegeven.
Buiten de in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen, vangt de termijn aan na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.
Bij overlijden van de in het ongelijk gestelde partij gedurende de loop van de termijn voor het hoger beroep zijn haar erfgenamen of haar rechtverkrijgenden nog bevoegd om het beroep in te stellen binnen zes weken na het overlijden, of binnen zes weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 185 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, indien dit niet bij voorraad mag worden ten uitvoer gelegd.
Het hoger beroep van het eindvonnis heeft, tenzij bij de aantekening daarvan uitdrukkelijk het tegendeel is verlangd, ten gevolge dat de hogere rechter tevens kennis neemt van en oordeelt over de aan dat vonnis voorafgegane vonnissen en beschikkingen.
Vindt binnen de voor indiening van de memorie gestelde termijn geen vooruitbetaling plaats van het door de griffier getaxeerde bedrag van de kosten van de aanzegging dat hoger beroep is ingesteld, van de betekening van de memorie en de daarbij overgelegde bescheiden, van de zegels die voor het bij artikel 283 bedoelde afschrift-vonnis van de hogere rechter moeten worden gebezigd en van het verschuldigde vast recht, dan vervalt het beroep en wordt de aantekening in het algemeen register doorgehaald. Desverlangd geschiedt de taxatie van het te betalen bedrag door de rechter.
Bij of na de verklaring waarbij hoger beroep wordt ingesteld, maar in alle gevallen binnen zes weken na de dag van deze verklaring, is de appellant of zijn gemachtigde bevoegd een ondertekende memorie, houdende de middelen waarop het hoger beroep gegrond is, vergezeld van zodanige bescheiden als hij geraden oordeelt, over te leggen aan of in te dienen bij de griffier van het gerecht in eerste aanleg, die van de ontvangst in voege als voren aantekening houdt.
Indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan het Hof van Justitie op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis schorsen.
Bij die memorie mag zij de verklaring afleggen dat zij harerzijds in hoger beroep wenst te komen, in welk geval de memorie de middelen inhoudt, waarop het hoger beroep gegrond is. De memorie wordt als niet ingediend beschouwd, indien de belanghebbende niet bij de indiening bij de griffier heeft vooruitbetaald de kosten van de betekening, zoals ten aanzien van de appellant is bepaald, desverlangd na taxatie door de rechter.
Afschrift van de memorie van antwoord op het incidenteel beroep en van de verdere bescheiden die haar vergezellen, worden met inachtneming van artikel 273 in voege als voren aan de incidenteel-eiser in beroep betekend. Indien de incidenteel-verweerder bij de indiening van de memorie niet aan de griffier de kosten van de betekening, desverlangd na taxatie door de rechter, heeft vooruitbetaald, wordt de memorie als niet ingediend beschouwd.
Uiterlijk binnen twee weken doch niet gedurende de eerste week nadat de laatste van de in deze afdeling bedoelde schrifturen is betekend of de voor de indiening daarvan bepaalde termijn is verstreken, zendt de griffier aan het Hof van Justitie de op de zaak betrekking hebbende stukken, met het in de zaak opgemaakte proces-verbaal en een afschrift van het vonnis, alsmede een uittreksel uit de in het register gehouden aantekening van beroep en de voor het bij artikel 283 bedoelde afschrift van het vonnis van de hogere rechter te bezigen zegels.
De oorspronkelijke verweerder kan nieuwe weren van rechten, een verdediging ten principale opleverende, inbrengen, tenzij dezelfde in het geding in eerste instantie zijn gedekt, waaronder niet begrepen is het geval dat het recht om ten principale te antwoorden ingevolge artikel 120 vervallen is, noch ook het geval dat de onverenigbaarheid van het in hoger beroep gevoerde verweer ten principale met het in eerste aanleg gevoerde het gevolg is van een verandering of vermeerdering in hoger beroep van de eis.
In hoger beroep zijn de artikelen 122 en 123 van toepassing, met dien verstande dat:
Het Hof kan bepalen dat een veroordeling in de kosten geen voldoende belang oplevert voor het hoger beroep.
Indien het hoger beroep van een vonnis waarbij de rechter in eerste aanleg aan een beslissing van het bodemgeschil niet is toegekomen, leidt tot een uitspraak die meebrengt dat zodanige beslissing alsnog moet worden genomen, verwijst het Hof de zaak daartoe naar dezelfde rechter, dan wel, indien de zaak ter kennisneming staat van een andere rechter in eerste aanleg, naar deze laatste, tenzij partijen verlangen dat het Hof de hoofdzaak zal afdoen, of het Hof daartoe termen aanwezig acht op grond dat het geding in die staat is dat daarover bij een en hetzelfde eindvonnis kan worden beslist.
In hoger beroep kan, met de vernietiging van het vonnis van het gerecht in eerste aanleg, teruggave worden gevorderd van hetgeen ter voldoening van dat vonnis is voldaan.
Alle beslissingen van het Hof in hoger beroep worden steeds beschouwd als op tegenspraak te zijn gewezen.
De griffier van het Hof houdt in een daartoe bestemd register nauwkeurig aantekening van de zaken die in hoger beroep van vonnissen worden aanhangig gemaakt. De aantekening bevat de namen van partijen en de dagtekening van het beklaagde vonnis, van het daartegen ingestelde beroep, van de incidentele vonnissen en van het in hoger beroep gewezen eindvonnis.
Zodra de uitspraak van de rechter in hoger beroep bij het gerecht in eerste aanleg is ontvangen, geeft de griffier van het gerecht in eerste aanleg bij aangetekende dienstbrief aan partijen kennis dat die uitspraak bij hem is ingekomen. Elke partij is bevoegd om, zolang het afschrift ter griffie berust, daarvan inzage te nemen en daarvan op haar kosten een door de griffier gewaarmerkt afschrift te vorderen.
Derden zijn bevoegd om zich te verzetten tegen een vonnis dat hun rechten benadeelt, indien zij noch in persoon, noch wettig vertegenwoordigd, of indien degenen die zij vertegenwoordigen, niet in het rechtsgeding zijn geroepen, of niet door voeging of tussenkomst partij zijn geweest.
Dit verzet wordt gedaan door middel van een verzoekschrift aan de rechter die het vonnis heeft gewezen en het verzet beoordelen moet. Deze rechter doet de partijen tussen wie het vonnis is gevallen, oproepen ten einde terzake te worden gehoord.
Indien zodanig vonnis aan een derde is tegengeworpen in een rechtsgeding en het verzet daartegen is ingesteld op de voet van artikel 288, staat het aan de rechter voor wie dat rechtsgeding aanhangig is, vrij om, indien daartoe gronden bestaan, de schorsing van het rechtsgeding toe te staan, totdat op het ingestelde verzet zal zijn beslist.
Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien:
Het geding wordt ingeleid met een verzoekschrift dat voldoet aan de eisen van artikel 6 en wordt verder gevoerd op de wijze als in titel 2 is bepaald.
De vordering tot herroeping schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis niet. De rechter die over de herroeping oordeelt, kan evenwel desgevorderd, bij voorlopige voorziening de tenuitvoerlegging schorsen.
De rechter die de voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt, heropent het geding geheel of gedeeltelijk. Hij geeft partijen gelegenheid hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen.
TITEL 10 De rechtspleging in zaken waarin een beschikking wordt gegeven
AFDELING 1 Algemene bepalingen
Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken waarin de rechter op schriftelijk verzoek of ambtshalve een beschikking geeft, onverminderd hetgeen voor zaken betreffende het personen- en familierecht is bepaald in titel 6 van Boek 3.
AFDELING 2 Relatieve bevoegdheid
In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, van het werkelijk verblijf van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft.
In zaken van afwezigheid of vermissing is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de verlaten woonplaats van de afwezige of vermiste. Ten aanzien van de verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat en ten aanzien van de vaststelling van overlijden in de gevallen bedoeld in artikel 426 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is in de Nederlandse Antillen bevoegd de rechter in eerste aanleg te Curaçao.
In zaken betreffende nalatenschappen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene. In afwijking van de eerste volzin is in zaken die volgens afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, bevoegd de rechter van de woonplaats van de rechthebbende.
Oproepingen geschieden door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt.
Oproepingen die bij brief geschieden, vermelden de dag van de verzending. Deze vermelding geschiedt niet slechts op de envelop.
Indien de griffier een bij aangetekende brief verzonden oproeping terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk twee weken nadien in de daartoe bestemde registers ingeschreven stond op het op de oproeping vermelde adres, verzendt hij de oproeping onverwijld bij gewone brief. In de overige gevallen waarin de griffier de oproeping terug ontvangt, verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de oproeping opnieuw bij aangetekende brief, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt.
AFDELING 4 Verloop van de procedure in eerste aanleg
Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.
Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. De griffier tekent op het verzoekschrift en op de afschriften de dag van ontvangst aan. Bij de indiening van het verzoekschrift worden, voor zover nodig, overgelegd de bescheiden die kunnen dienen tot bewijs van de gestelde feiten. Eveneens worden de nodige afschriften van het verzoekschrift en de bescheiden overgelegd.
De rechter in eerste aanleg bepaalt, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij gelast tevens oproeping van de verzoeker en, voor zover nodig, van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.
De behandeling geschiedt ter openbare terechtzitting, maar de rechter in eerste aanleg kan gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of 's lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van de verzoeker of van belanghebbenden dit eisen, of indien zulks strikt noodzakelijk wordt geacht onder bijzondere omstandigheden waarin behandeling ter openbare terechtzitting de belangen van de rechtspraak zou schaden.
Iedere belanghebbende kan tot de aanvang van de behandeling of, indien de rechter in eerste aanleg dit toestaat, in de loop van de behandeling een verweerschrift indienen. Artikel 429d is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, indien de rechter zulks bepaalt, indiening van een verweerschrift in de loop van de behandeling kan geschieden ter terechtzitting onder verstrekking van een afschrift aan de verzoeker en de andere opgeroepen belanghebbenden.
Het verweerschrift en de overgelegde bescheiden gaan vergezeld van de nodige afschriften. De griffier tekent op het verweerschrift en op de afschriften de dag van ontvangst aan. Tenzij de indiening overeenkomstig het eerste lid ter terechtzitting plaatsvindt, zendt de griffier onverwijld een afschrift aan de verzoeker en aan de andere opgeroepen belanghebbenden.
Zolang de rechter in eerste aanleg nog geen eindbeschikking heeft gegeven, is de verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te verminderen, veranderen of te vermeerderen. Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing.
Het verschoningsrecht komt aan de in artikel 144, tweede lid, onderdeel a, genoemde personen niet toe in procedures omtrent de toepassing van de voorschriften van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vervat in de titels 5 en 9 tot en met 20, en van die, vervat in titel 6, voor zover het betreft gedingen tussen echtgenoten. Evenwel kunnen ouders en kinderen van de echtgenoten zich in gedingen tot echtscheiding en tot scheiding van tafel en bed verschonen.
De overeenkomstige toepassing van de artikelen 174 en 174c vindt aldus plaats, dat de daarin bedoelde voorschotheffing, tenuitvoerlegging of voorlopige indebetstelling geschiedt ten laste van de belanghebbende die het verzoekschrift heeft ingediend, dan wel mede of uitsluitend ten laste van een of meer andere door de rechter aangewezen belanghebbenden.
De rechter in eerste aanleg bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop hij uitspraak zal doen en deelt deze dag aan de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden mede. Op verlangen van de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden kan de rechter de uitspraak uitstellen.
De verzoeker en iedere belanghebbende hebben recht op inzage en afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden, de processen-verbaal en de beschikkingen.
De rechter in eerste aanleg kan, indien een verzoekschrift over hetzelfde of een verknocht onderwerp reeds bij een andere rechter in eerste aanleg is ingediend, de verwijzing naar die andere rechter bevelen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de aanvang van de behandeling. De griffier zendt een afschrift van de beschikking, alsmede het verzoekschrift en de overige stukken van het geding, ter verdere behandeling aan de rechter naar wie is verwezen.
Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen zes weken, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen zes weken na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is. Bij het beroepschrift worden zoveel afschriften gevoegd als er anderen dan hij in eerste aanleg zijn opgeroepen.
De termijn loopt in zaken die volgens afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, vanaf de dagtekening van de beschikking, behoudens voor zover het niet verschenen belanghebbenden betreft die, hoewel zij ten tijde van de indiening van het verzoekschrift bekend waren, niet bij name, en zo zij toen onbekend waren, in het geheel niet zijn opgeroepen. Voor de in de vorige volzin bedoelde belanghebbenden loopt de termijn vanaf de betekening van de beschikking of het tijdstip waarop de beschikking hun op andere wijze bekend geworden is. Hetzelfde geldt in zaken betreffende executele en vereffening van een nalatenschap.
Hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoekschrift ter griffie van de rechter in eerste aanleg die de beschikking heeft gegeven. Artikel 270 is van overeenkomstige toepassing. De appellant geeft naam en woonplaats op van hen die in eerste aanleg zijn verschenen of bij name opgeroepen. De appellant is bevoegd de middelen waarop het hoger beroep gegrond is voor te dragen. Overigens vindt artikel 429d toepassing.
Het Hof van Justitie bepaalt dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Het gelast tevens oproeping van de appellant, van de verzoeker in eerste aanleg en van de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden. Bovendien kan het te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.
Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de appellant en de in hoger beroep opgeroepen belanghebbenden daartegen binnen zes weken na de toezending aan hen van een afschrift van het verweerschrift waarbij dit incidenteel hoger beroep is ingesteld, een verweerschrift indienen, tenzij het Hof anders bepaalt.
BOEK 2 DE GERECHTELIJKE TENUITVOERLEGGING VAN VONNISSEN, BESCHIKKINGEN EN AUTHENTIEKE AKTEN
Indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, kan de executie eerst worden aangevangen of voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde.
Geen vonnis waarvan de voorlopige tenuitvoerlegging niet is toegestaan, kan tegen een derde worden ten uitvoer gelegd, noch kan daaraan door die derde worden voldaan, dan acht dagen na betekening daarvan aan de partij die in het ongelijk is gesteld, en met overlegging van een verklaring van de griffier van het gerecht in eerste aanleg dat het bestreden vonnis heeft uitgesproken dat er in zijn registers geen verzet daartegen is aangetekend, onderscheidenlijk van de griffier van het Hof van Justitie dat geen hoger beroep of cassatie is aangetekend.
De partij die beroep in cassatie heeft ingesteld, heeft de bevoegdheid om daarvan, indien zulks nog niet is geschied, ter griffie van het Hof van Justitie, in het daartoe bestemde register, aantekening te doen houden, met vermelding van de namen van de partijen, de dagtekening van het vonnis en die van het beroep in cassatie.
De overhandiging van de executoriale titel waarvan men de uitvoering verlangt, aan de deurwaarder, machtigt hem in die zaak tot het doen van de gehele executie, uit die titel voortvloeiende, met uitzondering van die bij lijfsdwang, waartoe een bijzondere volmacht vereist wordt.
Wordt een beslag van de in het tweede lid bedoelde strekking ten laste van de schuldenaar gelegd, dan is de beslaglegger verplicht het binnen acht dagen aan de ander te betekenen of, zo hij diens recht niet kent, onverwijld nadat hij van dat recht kennis heeft gekregen. Indien de ander, voordat acht dagen na deze betekening zijn verstreken, schriftelijk aan de deurwaarder meedeelt zich tegen het verhaal op zijn goed te verzetten, geldt het beslag jegens hem slechts als conservatoir en kan de executie jegens hem slechts plaatsvinden uit hoofde van een tegen hem verkregen executoriale titel om deze executie te dulden.
Onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen die toebehoren aan de overheid worden geacht bestemd te zijn voor de openbare dienst.
Hetgeen omtrent de executie van een goed is bepaald, is van overeenkomstige toepassing op de executie van een beperkt recht op of een aandeel in een zodanig goed.
Tot het verkrijgen van een voorziening bij voorraad kan het geschil ook worden gebracht in kort geding voor de volgens het eerste lid bevoegde rechter in eerste aanleg. Onverminderd zijn overige bevoegdheden, kan de rechter in eerste aanleg, desgevorderd, de executie schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist, dan wel bepalen dat de executie slechts tegen zekerheidstelling mag plaatsvinden of worden voortgezet. Hij kan beslagen, al of niet tegen zekerheidstelling, opheffen. Hij kan gedurende de executie herstel bevelen van verzuimde formaliteiten, met bepaling welke op het verzuim gevolgde formaliteiten opnieuw moeten worden verricht en ten laste van wie de kosten daarvan zullen komen. Hij kan bepalen dat een in het geding geroepen derde de voortzetting van de executie moet gedogen, dan wel zijn medewerking daaraan moet verlenen, al dan niet tegen zekerheidstelling door de executant.
Voor zover de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, kan de rechter in eerste aanleg in plaats van de vordering af te wijzen de zaak op verlangen van de eiser verwijzen naar de gewone terechtzitting. Op verlangen van de eiser kan de rechter in eerste aanleg tevens bepalen dat voor het vervolg artikel 114 van toepassing zal zijn. Tegen een gedaagde die op voormeld tijdstip niet verschijnt en ook in het kort geding niet bij advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder is verschenen, wordt slechts verstek verleend, zo hij tegen dit tijdstip bij exploot is opgeroepen met inachtneming van de voor oproeping voorgeschreven termijn, dan wel van de termijn die op verlangen van de eiser door de rechter in eerste aanleg bepaald is.
De deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, kan zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal bij de rechter in eerste aanleg vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen. De rechter in eerste aanleg houdt de behandeling aan tot de partijen zijn opgeroepen, tenzij hij, gelet op de aard van het bezwaar, een onmiddellijke beslissing geboden acht. De deurwaarder die zijn voormelde bevoegdheid zonder instemming van de executant uitoefent, kan persoonlijk in de kosten worden veroordeeld, indien deze uitoefening nodeloos was.
In zaken betreffende een executie waarin volgens de titels 2 en 3 van dit Boek of titel 9 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een beschikking wordt gegeven, is bevoegd de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich geheel of grotendeels bevinden of de executie zal geschieden.
De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 459, derde lid, 461b, 462, tweede lid, 463, derde lid, 463a, 465, 481, eerste lid, 496, tweede lid, en 506, tweede lid, kan ook door een deurwaarder geschieden. Hetzelfde geldt voor een verzoekschrift krachtens artikel 234, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, indien de executie door een pandhouder geschiedt, of krachtens artikel 251 van dat Boek. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.
TITEL 2 De gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen registergoederen zijn
AFDELING 1 Executoriaal beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn
Het beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn, wordt voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen twee dagen aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd. Indien daartoe gronden zijn, kan de rechter in eerste aanleg, ook op mondeling verzoek van de deurwaarder, die termijn inkorten.
De deurwaarder gaat dadelijk, of uiterlijk op de volgende dag, over tot de meer bijzondere aanduiding van de zaken die hij in beslag neemt, en beschrijft deze op het door hem daarvan onverwijld op te maken proces-verbaal nauwkeurig met opgave van hun getal, gewicht en maat overeenkomstig hun aard. Het proces-verbaal wordt binnen drie dagen na de inbeslagneming betekend aan de geëxecuteerde en, als er een bewaarder is, ook aan deze.
Indien de deuren gesloten zijn, of de opening daarvan geweigerd wordt, gelijk mede indien geweigerd wordt enige kamer of stuk huisraad te openen, alsmede wanneer bij niet-tegenwoordigheid van de geëxecuteerde er niemand gevonden wordt om hem te vertegenwoordigen, zal de deurwaarder zich vervoegen bij de rechter in eerste aanleg, in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad zal worden gedaan voor zover dat redelijkerwijs nodig is. De rechter in eerste aanleg kan zich doen vertegenwoordigen door een politieambtenaar die tevens hulpofficier van justitie is. Van de tegenwoordigheid van deze ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn, uit kracht van dit artikel en de artikelen 444a tot en met 445, is verricht, wordt melding gemaakt in het proces-verbaal van beslag.
Indien er redelijk vermoeden bestaat, dat in beslag te nemen zaken zich bevinden op een plaats, van een derde gehuurd of op andere wijze in gebruik verkregen, zodanig dat voor de toegang de medewerking van de derde nodig blijft, zal de deurwaarder in geval van weigering van de geëxecuteerde of de derde om de deuren die tot de plaats toegang geven, te openen, handelen op de wijze, in artikel 444 bepaald. Met weigering staat gelijk afwezigheid na behoorlijke sommatie om persoonlijk of bij gemachtigde te verschijnen om de deuren te openen. De deurwaarder kan inmiddels door een bewaarder beletten dat van de plaats iets wordt weggenomen.
De schade die de derde lijdt door het openbreken der deuren, wordt hem, indien dit niet aan hem te wijten is, vergoed door de executant, behoudens het verhaal van deze op de geëxecuteerde, indien daartoe gronden aanwezig zijn. De derde kan verlangen dat, alvorens tot het openmaken der deuren wordt overgegaan, zekerheid wordt gesteld voor de voldoening van de hem verschuldigde schadevergoeding.
De deurwaarder en de politieambtenaar, bedoeld in artikel 444, tweede lid, zijn tot geheimhouding verplicht nopens de inhoud van het register en de stukken, bedoeld in artikel 444a, derde lid, behoudens wat de geëxecuteerde betreft, voor zover niet anders is vereist voor een behoorlijke vervulling van hun taak te dezen.
Indien er bij de inbeslagneming gereed geld wordt gevonden, wordt het getal en de geldsoort vermeld; de deurwaarder geeft het geld, alsmede alle aandeelbewijzen, effecten en verder geldswaarde hebbend papier, aan een door hem aan te wijzen, in het kader van het toezicht op het bank- en kredietwezen geregistreerde, kredietinstelling, aan een door zodanige kredietinstelling gegarandeerd effectenbewaarbedrijf of aan de centrale bank in gerechtelijke bewaring, tenzij de executant en geëxecuteerde een andere plaats van bewaring zijn overeengekomen. De bewaring geschiedt ten name van de deurwaarder onder vermelding van het beslag, van de executant en van de geëxecuteerde.
Evenmin kan beslag worden gelegd op de boeken die de geëxecuteerde nodig heeft voor zijn beroep, en op de werktuigen en gereedschappen, dienend tot enig onderwijs of de beoefening van kunsten en wetenschappen, telkens tot een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen bedrag en te zijner keuze.
Dag en uur van de verkoop van de in beslag genomen zaken worden aan de geëxecuteerde betekend, hetzij te zamen met het proces-verbaal van inbeslagneming, hetzij binnen drie dagen na de betekening daarvan.
Indien beesten of werktuigen voor de landbouw of vruchten te velde die reeds van de grond zijn afgescheiden, in beslag zijn genomen, kan de rechter in eerste aanleg, op verzoek van de executant en na verhoor of behoorlijke oproeping van de geëxecuteerde, een geschikte persoon aanstellen ten einde voor de nodige bedrijfsvoering, verzorging of inzameling zorg te dragen.
Vorderingen tot vergoeding die na inbeslagneming in de plaats van de beslagen zaak zijn getreden, daaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van de zaak, vallen, nadat het beslag aan de schuldenaar uit die vordering is betekend, eveneens onder het beslag, behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Zij moeten op verlangen van de deurwaarder aan hem worden voldaan.
Op de in beslag genomen zaken kan tot het tijdstip van de verkoop opnieuw beslag worden gelegd. De beslaglegger is verplicht een zodanig beslag onverwijld te betekenen aan de deurwaarder die het eerdere beslag heeft gelegd, en, zo deze er is, aan de gerechtelijke bewaarder, met vermelding van de aard van de vordering en van het beloop van het bedrag waarvoor het nieuwe beslag is gelegd, of indien de vordering nog niet is vereffend, van het geschatte bedrag.
Is het eerdere beslag gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering, dan is de beslaglegger verplicht het door hem later gelegde beslag onverwijld te betekenen aan het parket van het openbaar ministerie bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de strafzaak op grond waarvan het eerdere beslag is gelegd, wordt of het laatst werd vervolgd.
Indien onder een beslag vorderingen tot vergoeding vallen die voor in beslag genomen zaken in de plaats zijn getreden, worden deze ook door volgende beslagen op die zaken getroffen. Is een in beslag genomen zaak verloren gegaan, dan kan op die vorderingen tot op het tijdstip van de inning daarvan beslag worden gelegd, met inachtneming van dezelfde formaliteiten als wanneer deze zaak zich nog onder de schuldenaar zou hebben bevonden.
Rust op een zaak een beperkt recht dat deze beslaglegger moet eerbiedigen, maar dat niet aan een latere beslaglegger kan worden tegengeworpen, dan wordt de zaak vrij van het beperkte recht verkocht, indien deze laatste beslaglegger aan de executant, de geëxecuteerde en de beperkt gerechtigde bij exploot meedeelt dit te verlangen.
Indien de executant in gebreke blijft om binnen vier weken na afloop van de in artikel 462 bedoelde termijn de verkoop tot stand te brengen, kan iedere beslaglegger die een executoriale titel heeft, de executie van de door hem in beslag genomen zaken overnemen door zulks bij exploot aan de executant en de geëxecuteerde aan te zeggen.
Indien de pandhouder de in artikel 461a, derde lid, bedoelde termijn te lang stelt, dan wel binnen die termijn niet tot verkoop overgaat, kan de rechter in eerste aanleg op verzoek van de beslaglegger een termijn bepalen waarbinnen de pandhouder uiterlijk tot de verkoop moet overgaan. Volgt binnen die termijn geen verkoop, dan is de executant met uitsluiting van de pandhouder bevoegd met de executie voort te gaan.
De schuldeiser die vóór het beslag ten aanzien van in beslag genomen zaken het beding, bedoeld in artikel 254 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, heeft gemaakt en van de in het tweede lid van dat artikel bedoelde bevoegdheid tot gezamenlijke executie gebruik wil maken, kan de executie overeenkomstig artikel 461a overnemen. De artikelen 544 tot en met 548 zijn op de executie van deze zaken van toepassing.
Bevindt de in beslag genomen zaak zich onder een derde en beroept deze zich erop dat hij het beslag wegens de vorm ervan of wegens een hem ten aanzien van de zaak toekomend recht niet behoeft te dulden, dan dienen bij het beslag, voor zover de executant de executie zonder eerbiediging van het ingeroepen recht of bevoegdheid wenst door te zetten, de regels betreffende het derden-beslag in afdeling 2 te worden gevolgd, met dien verstande dat het reeds gelegde beslag geldt als een uitsluitend op die zaken gelegd derdenbeslag en vervalt indien niet binnen drie dagen nadat het is gelegd, aan de derde een formulier in tweevoud als bedoeld in artikel 475, is betekend.
Is de in beslag genomen zaak op een markt of beurs verhandelbaar, dan kan de verkoop, in afwijking van de artikelen 464 tot en met 466 en 469, geschieden op die markt door tussenkomst van een makelaar in het vak of ter beurze door die van een bevoegde tussenpersoon, overeenkomstig de regels en gebruiken die aldaar voor een gewone verkoop gelden.
Geschillen over de veilingvoorwaarden, over de wijze van verkoop of over plaats, dag of uur daarvan worden op verzoek van de meest gerede partij of de deurwaarder beslist door de rechter in eerste aanleg, onverminderd de bevoegdheid van hen wier rechten bij de executie niet worden geëerbiedigd, zich daartegen overeenkomstig artikel 438 te verzetten.
Tegen een beschikking krachtens artikel 462, tweede lid, 463, derde lid, of 463a staat geen hogere voorziening open.
De deurwaarder moet aan de voet van zijn proces-verbaal van beslag aantekening doen van het aanslaan van de biljetten en van de bekendmaking van de verkoop.
AFDELING 1A Executoriaal beslag op rechten aan toonder of order, aandelen op naam, en effecten op naam die geen aandelen zijn
Het beslag op rechten aan toonder of order geschiedt door beslag op het papier. De afdelingen 1, 2 en 2B zijn, wat betreft het daar omtrent beslag op zaken bepaalde, van overeenkomstige toepassing, tenzij uit de desbetreffende bepaling in verband met de aard van het recht anders volgt. Indien het recht bestaat in een opeisbare vordering, kan de executant in plaats van tot verkoop overeenkomstig afdeling 1 over te gaan, de executie ook voortzetten door beslag onder derden overeenkomstig afdeling 2.
Nog niet aan de geëxecuteerde verantwoorde en afgedragen baten die voortvloeien uit een recht aan toonder of order, een aandeel op naam of een effect op naam dat geen aandeel is, en die bestaan in geld of andere waarden, vallen mede onder het beslag en moeten aan de deurwaarder worden verantwoord en op zijn verlangen aan hem worden afgedragen, een en ander behoudens de rechten van derden die de executant moet eerbiedigen.
Het stemrecht, verbonden aan een in beslag genomen goed als bedoeld in artikel 474b, en andere aan een zodanig goed verbonden bevoegdheden die niet onder dat artikel vallen, blijven gedurende het beslag bij de geëxecuteerde. Desgevraagd is de bewaarder of, als deze ontbreekt, de deurwaarder verplicht hem daartoe een bewijsstuk af te geven en verder het nodige te verrichten om hem in de gelegenheid te stellen tot het uitoefenen van deze rechten.
AFDELING 1B Executoriaal beslag op aandelen op naam in naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en Aruba vrijgestelde vennootschappen
Het beslag op aandelen op naam in een naamloze vennootschap, dan wel, in de Nederlandse Antillen, in een besloten vennootschap, of, in Aruba, in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of Aruba vrijgestelde vennootschap geschiedt bij exploot van een dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:
In het register van aandeelhouders wordt terstond een namens de vennootschap ondertekende en door de deurwaarder mede-ondertekende aantekening geplaatst, vermeldende de datum en het tijdstip van het gelegde beslag, de naam van de beslaglegger en het getal en zo mogelijk de nummers der in beslag genomen aandelen.
Indien voor de in beslag genomen aandelen aandeelbewijzen zijn uitgegeven, is de geëxecuteerde verplicht aan de deurwaarder, zo mogelijk reeds bij de betekening van het exploot van beslag, de aandeelbewijzen met de eventueel daarbij behorende dividendbewijzen en talons ter hand te stellen of het nodige te verrichten opdat deze stukken hem ter hand gesteld worden. Indien voor die terhandstelling de medewerking van een derde vereist is, is die derde verplicht zijn medewerking tegen vergoeding der kosten te verlenen. Bij gebreke van medewerking van de derde is artikel 444b van overeenkomstige toepassing.
De in beslag genomen aandelen kunnen niet ten nadele van de beslaglegger worden vervreemd, bezwaard of onder bewind gesteld.
Binnen acht dagen na het beslag zal de vennootschap aan de deurwaarder schriftelijk mededeling doen van rechten die vóór het exploot reeds op de in beslag genomen aandelen mochten zijn gevestigd, onder opgave van de namen en woonplaatsen der gerechtigden.
Binnen één maand na het exploot van beslag zal de beslaglegger, op straffe van verval van het gelegde beslag, aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied hij bij het beslagexploot woonplaats heeft gekozen, zo mogelijk onder overlegging van de mededeling bedoeld in het voorgaande artikel en de statuten der vennootschap, verzoeken bij beschikking te bepalen, dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan.
De rechter in eerste aanleg gelast alvorens de gevraagde beschikking te geven de oproeping van de deurwaarder, de beslaglegger, de geëxecuteerde, de vennootschap, en, zo hij dit nodig acht, van verdere belanghebbenden, om op het verzoek te worden gehoord. Verzet tegen de verkoop door derden-rechthebbenden, kan uitsluitend geschieden door tijdige indiening van een daartoe strekkend verzoekschrift, waarvan afschrift wordt betekend aan de beslaglegger en aan de deurwaarder, die het beslag heeft gelegd.
De wettelijke en statutaire bepalingen ter zake van vervreemding van aandelen moeten worden in acht genomen, met dien verstande, dat alle ten aanzien van de vervreemding aan de aandeelhouder toekomende rechten en op hem drukkende verplichtingen worden uitgeoefend en nagekomen door de deurwaarder. Ook de beschikking der rechter in eerste aanleg zal ten aanzien van deze wettelijke en statutaire bepalingen geen afwijkingen mogen inhouden, behoudens voor zover inachtneming van deze bepalingen de executoriale verkoop onmogelijk zou maken.
Indien de verkrijger der aandelen niet de beschikking heeft kunnen krijgen over de aandeelbewijzen met de eventueel daarbij behorende dividendbewijzen en talons op naam, zal de vennootschap hem daarvan desverlangd en op zijn kosten duplicaten afgeven. Door de uitgifte der duplicaten verliezen de oorspronkelijke stukken hun geldigheid. Indien de bedoelde verkrijger niet de beschikking heeft kunnen krijgen over de eventueel bij de aandeelbewijzen behorende dividendbewijzen en talons aan toonder, zal de vennootschap hem daarvan desverlangd en op zijn kosten slechts duplicaten afgeven na zekerheidstelling zijnerzijds voor de door de vennootschap tengevolge van de uitgifte der duplicaten op te lopen schade.
Bij executie van een executoriale titel tot levering van een aandeel zijn het tweede tot en met vierde lid van artikel 474h van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van het proces-verbaal en de beschikking, bedoeld in het tweede lid, de te executeren titel aan de vennootschap wordt betekend.
AFDELING 2 Executoriaal beslag onder derden
Het beslag op vorderingen die de geëxecuteerde op derden heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en op hem toebehorende roerende zaken die onder derden berusten en geen registergoederen zijn, geschiedt bij een exploot van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt:
De deurwaarder laat aan de derde-beslagene afschrift van het beslagexploot en van de executoriale titel uit hoofde waarvan het beslag wordt gelegd, alsmede een formulier in tweevoud volgens een door de Minister van Justitie vast te stellen model, waarop de verklaring, bedoeld in artikel 476b, kan worden gedaan.
Het beslag is niet geldig op het gedeelte van een vordering dat daarop wordt ingehouden krachtens de wet of uit hoofde van een ziektekostenverzekering, een pensioenspaarregeling of een ondernemingsspaarregeling voor een oudedagsvoorziening. Indien een in een breuk of percentage uitgedrukt gedeelte van de vordering niet voor beslag vatbaar is, wordt dit gedeelte berekend over het bedrag van de vordering, verminderd met de verplichte inhoudingen.
Het beslag op een vordering tot levensonderhoud of tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, verschuldigd krachtens de wet of een overeenkomst ter nadere vaststelling van deze vordering of ter versterking van een desbetreffende natuurlijke verbintenis, dan wel een ter voldoening van een zodanige verbintenis gemaakt legaat, is niet geldig, tenzij het beslag voor een vordering van dezelfde aard wordt gelegd.
Een vervreemding, bezwaring, afstand of onderbewindstelling van een door het beslag getroffen vordering, totstandgekomen nadat het beslag is gelegd, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen. Hetzelfde geldt voor een in weerwil van het beslag gedane betaling of afgifte, tenzij de derde heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden gevergd om de betaling of afgifte te voorkomen.
De executant is verplicht om binnen acht dagen na het leggen van het beslag het beslagexploot aan de geëxecuteerde te doen betekenen, bij gebreke waarvan de rechter in eerste aanleg het beslag op vordering van de geëxecuteerde kan opheffen.
De executie wordt mede geschorst door betekening aan de derde-beslagene van een oproeping met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van het verzoekschrift waarbij de geëxecuteerde in kort geding schorsing van de executie of opheffing van het beslag vordert, indien dit verzoekschrift niet later is ingediend dan twee weken na de in artikel 475i bedoelde betekening van het beslag aan de geëxecuteerde en in het exploot van betekening aan de derde tevens mededeling van deze schorsende werking wordt gedaan.
Zodra vier weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Is de executie geschorst op grond van een tegen de executoriale titel gericht rechtsmiddel of een tegen de executie gericht verzet, dan loopt de termijn vanaf de betekening van de uitspraak waarbij het rechtsmiddel is verworpen of het verzet is afgewezen, dan wel de schorsing is opgeheven of geweigerd.
Verschuldigde geldsommen worden uitbetaald tot het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, verminderd met de kosten van de in artikel 476b, tweede lid, bedoelde afschriften, en vermeerderd met de door de deurwaarder aan de derde-beslagene op te geven kosten van executie, die door de deurwaarder uit het betaalde worden voldaan. Verschuldigde goederen of af te geven zaken mogen onder de derde worden gelaten, totdat zij voor de verdere afwikkeling van de executie nodig blijken.
Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.
Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten, dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te doen oproepen tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Overschrijding van deze termijn doet deze bevoegdheid vervallen. De rechter kan op verlangen van de derde-beslagene, te uiten vóór alle weren, bepalen dat de executant, op straffe van niet-ontvankelijkheid, zekerheid moet stellen voor de proceskosten waarin hij jegens de derde-beslagene kan worden veroordeeld.
Indien de derde-beslagene die overeenkomstig artikel 476b verklaring heeft gedaan, zijn in artikel 477 bedoelde verplichting tot betaling of afgifte niet nakomt, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot nakoming van deze verplichting, alsmede tot de vervangende schadevergoeding die hij in geval van niet-nakoming daarvan verschuldigd zal zijn.
Levering uit hoofde van de executoriale verkoop van een goed dat de derde aan de geëxecuteerde verschuldigd was en ter beschikking van de deurwaarder heeft gesteld, geldt tevens als levering van dit goed door de derde aan de geëxecuteerde. Indien het niet gaat om een roerende zaak die geen registergoed is, of een recht aan toonder of order, dient de terbeschikkingstelling schriftelijk te zijn geschied.
Indien onder de derde-beslagene ten laste van de geëxecuteerde ook andere beslagen zijn gelegd, en niet bij voorbaat vaststaat dat alle beslagleggers uit de door de derde-beslagene verschuldigde geldsommen zullen kunnen worden voldaan, int de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, voor de gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen of af te geven. Wordt de executie door de legger van dit beslag niet voortgezet, dan neemt de deurwaarder die het daaropvolgende executoriale beslag heeft gelegd, de inning over.
Ieder van de deurwaarders die beslag hebben gelegd, is verplicht de anderen zodra mogelijk van het door hen gelegde beslag op de hoogte te brengen. De derde is verplicht ieder van hen desgevraagd in te lichten omtrent andere beslagen, de namen en gekozen woonplaatsen van de andere beslagleggers en het beloop van hun vorderingen. Deze verplichtingen gelden ook voor en jegens degene op wiens last beslag is gelegd op de grondslag van het Wetboek van Strafvordering.
Indien een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht, waarvan de aard en omvang zodanig zijn dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten behoeve van die schuldeiser aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is.
Bij de beoordeling van de vraag of het in het eerste lid bedoelde geval zich voordoet, en, zo ja, welke vergoeding als redelijk aangenomen moet worden, worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in het bijzonder de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten, de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde en de financiële draagkracht van deze laatste.
Executoriaal beslag onder derden in zaken betreffende levensonderhoud en uitkering voor de huishouding
Het beslag tot verhaal van een uitkering tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of bij wijze van voorlopige voorziening in verband met een scheidingsgeding, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige, alsmede het beslag tot verhaal van een uitkering, verschuldigd krachtens artikel 85, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door een echtgenoot, worden, indien de beslagen gelegd worden op loon of andere periodieke uitkeringen die de geëxecuteerde van een derde te vorderen heeft, gelegd en vervolgd op de wijze en met de gevolgen in de afdeling 2 bepaald, voor zover daarvan in deze afdeling niet is afgeweken.
De bepalingen van landsverordeningen krachtens welke schuldeisers niet of alleen binnen de daarin aangegeven grenzen of op de daarin bepaalde wijze ten aanzien van loon en andere periodieke uitkeringen rechten kunnen doen gelden, zijn ten deze niet van toepassing.
De geëxecuteerde kan te allen tijde overeenkomstig artikel 438 verzet instellen op grond dat de beslissing over de uitkering inmiddels is gewijzigd of ingetrokken, of dat het recht op uitkering niet langer bestaat.
Vanaf de dag van het beslag is de derde-beslagene verplicht om, zolang de executant dit verlangt, naar gelang hij loon of andere periodieke uitkeringen aan de geëxecuteerde verschuldigd is, het door de executant aangegeven achterstallig bedrag en de termijnen van de uitkering tot verhaal waarvan het beslag is gelegd, aan de executant te betalen, tenzij onder hem beslag gelegd wordt wegens vorderingen van hogere of gelijke rang.
De executant vervolgt de derde-beslagene die in gebreke blijft aan zijn verplichting ingevolge artikel 479e te voldoen, op de gewone wijze.
Indien de voogdijraad executant is, kan hij dit beslag leggen hetzij op de gewone wijze, hetzij door van de beschikking in afschrift mededeling te doen aan de derde-beslagene. In het laatste geval zendt deze die schriftelijke kennisgeving, voor "gezien" getekend, aan de voogdijraad terug. Eerst door deze terugzending is het beslag voltooid.
Toezending door de executant van een afschrift van de kennisgeving bij aangetekende brief aan de geëxecuteerde binnen een week na de dag waarop die kennisgeving, voor "gezien" getekend, door de executant van de derde-beslagene is terugontvangen, geldt als de betekening, voorgeschreven in artikel 475i.
AFDELING 2B Executoriaal beslag onder de schuldeiser zelf
Een schuldeiser kan ook beslag leggen op de vorderingen die zijn schuldenaar op hem heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, alsook op de aan zijn schuldenaar toebehorende roerende zaken die hij voor deze onder zich heeft, en die geen registergoederen zijn.
AFDELING 2C Executoriaal beslag op rechten uit een sommenverzekering
De begunstigde derde wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geacht zijn aanwijzing te hebben aanvaard voor zover de executie strekt. Heeft de aanwijzing betrekking op een uitkering uit een levensverzekering, dan blijft de eerste volzin buiten toepassing zolang de begunstiging ingevolge de eerste volzin van artikel 479r, eerste lid, nog kan worden gewijzigd.
Het beslag op de rechten die voor de geëxecuteerde als verzekeringnemer voortvloeien uit een overeenkomst van levensverzekering als omschreven in artikel 975 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt uitsluitend gelegd en vervolgd op de wijze zoals in afdeling 2 voor de in artikel 475 bedoelde goederen is bepaald, voor zover daarvan in deze afdeling niet wordt afgeweken.
Nadat de verzekeraar verklaring heeft gedaan als bedoeld in artikel 476a, kan de executant de levensverzekering doen afkopen, tenzij de verzekeringnemer de bevoegdheid mist de verzekering te doen afkopen, en zulks niet het gevolg is van een beperking of uitsluiting als bedoeld in artikel 986, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens kan de executant de begunstiging wijzigen ten behoeve van de geëxecuteerde, voor zover deze niet reeds onherroepelijk was toen het beslag gelegd werd.
De executant is verplicht bij deurwaardersexploot aan de geëxecuteerde mededeling te doen welke van de in artikel 479m, eerste lid, bedoelde rechten hij wil uitoefenen. Het exploot houdt op straffe van nietigheid de vermelding in van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 479p tot het vorderen van een verbod van de afkoop van de verzekering of de wijziging van de begunstiging, alsmede van de daarvoor gestelde termijn. Hij doet een afschrift van het exploot toekomen aan de verzekeraar.
Indien de executant de levensverzekering wil doen afkopen, houdt het exploot op straffe van nietigheid de vermelding in dat de geëxecuteerde binnen twee weken na de dag waarop het exploot is uitgebracht aan de executant en de verzekeraar bij aangetekende brief mededeling kan doen dat hij de levensverzekering overeenkomstig artikel 479m, tweede lid, wil belenen.
De executant kan de bevoegdheden als bedoeld in artikel 479m, eerste lid, uitoefenen zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarop het exploot bedoeld in het eerste lid is uitgebracht. Heeft de geëxecuteerde een mededeling gedaan als bedoeld in het tweede lid, dan kan de executant de levensverzekering evenwel eerst doen afkopen zodra vier weken na die mededeling zijn verstreken en de belening niet heeft plaatsgevonden.
Indien de executant de levensverzekering heeft doen afkopen of de geëxecuteerde deze overeenkomstig artikel 479m, tweede lid, heeft beleend, vervalt het beslag met betrekking tot die verzekering zodra de verzekeraar het uit die afkoop of die belening verschuldigde bedrag aan de deurwaarder heeft voldaan.
Indien de geëxecuteerde of een begunstigde door een afkoop van de levensverzekering of een wijziging van de begunstiging onredelijk zou worden benadeeld, verbiedt de rechter in eerste aanleg in kort geding op diens vordering geheel of ten dele die afkoop of wijziging. De in de vorige volzin bedoelde vordering kan slechts worden ingesteld tot twee weken na de dag waarop het exploot bedoeld in artikel 479n, eerste lid, is uitgebracht. De in de eerste volzin bedoelde vordering kan in de gevallen, bedoeld in artikel 479r, tweede lid, eerste volzin, en derde lid, worden ingesteld tot twee weken na de dag waarop het exploot, bedoeld in artikel 479r, tweede lid, onderscheidenlijk derde lid, is uitgebracht.
Zolang op een vordering als bedoeld in het eerste lid niet is beslist, kan de executant de levensverzekering niet doen afkopen of de begunstiging wijzigen. Bij de beslissing op een vordering tot het verbieden van de afkoop van de verzekering kan de rechter, ook ambtshalve, de geëxecuteerde een nadere termijn van ten hoogste vier weken toestaan voor het belenen van de verzekering.
Indien met betrekking tot een levensverzekering door verschillende schuldeisers beslag is gelegd, geschiedt de voortzetting van de executie door degene die het oudste executoriaal beslag heeft gelegd. Wordt de executie door de legger van dit beslag niet voortgezet, dan neemt degene die het daaropvolgende beslag heeft gelegd, de executie over.
Indien de begunstiging na de beslaglegging onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de executant worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing.
Eindigt het verzekerde risico door het overlijden van de verzekeringnemer binnen twee weken na de dag waarop het in artikel 479n, eerste lid, bedoelde exploot is uitgebracht, dan kan de executant niet tot wijziging van de begunstiging overgaan tot twee weken nadat hij de begunstigde bij deurwaardersexploot van zijn voornemen tot wijziging van de begunstiging op de hoogte heeft gesteld. Hij doet een afschrift van het exploot toekomen aan de verzekeraar. De verzekeraar is verplicht aan de executant de nodige gegevens te verschaffen om de begunstigde te kunnen bereiken. Artikel 479n, eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. De eerste volzin mist toepassing wanneer de begunstigde reeds een vordering als bedoeld in artikel 479p, eerste lid, heeft ingesteld.
Heeft de executant nog niet overeenkomstig artikel 479n, eerste lid, of overeenkomstig het tweede lid aan de geëxecuteerde, onderscheidenlijk de begunstigde, mededeling gedaan van zijn voornemen tot wijziging van de begunstiging, dan vervalt de mogelijkheid om de begunstiging te wijzigen, indien de executant de begunstigde niet binnen een door hem aan de executant gestelde termijn van tenminste vier weken bij deurwaardersexploot van zijn voornemen tot wijziging op de hoogte heeft gesteld.
AFDELING 3 De verdeling van de opbrengst van de executie
Indien er geen andere schuldeiser is die op de goederen of de opbrengst van de executie beslag heeft gelegd, en evenmin een beperkt gerechtigde bekend is wiens recht door de executie is vervallen, keert de deurwaarder de netto-opbrengst aan de executant tot het beloop van diens vordering uit. Een eventueel overschot wordt aan de geëxecuteerde afgedragen.
Indien er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden als bedoeld in het eerste lid, zijn, stort de deurwaarder de netto-opbrengst onverwijld bij een bewaarder als bedoeld in artikel 445. Indien de voormelde schuldeisers en beperkt gerechtigden, alsmede de geëxecuteerde en de executant, tot overeenstemming omtrent de verdeling van de netto-opbrengst komen, keert de deurwaarder, of in zijn opdracht de bewaarder, aan ieder het hem toekomende uit.
Is na de inning van de opbrengst van de executie geen overeenstemming als bedoeld in artikel 480, tweede lid, tot stand gekomen, dan kan de meest gerede partij aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de executie in hoofdzaak heeft plaatsgehad, de benoeming van een rechter-commissaris verzoeken, ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden.
De tot voormelde belanghebbenden behorende schuldeisers, onder wie begrepen de voormelde beperkt gerechtigden, dienen binnen twee weken na de mededeling hun vorderingen schriftelijk, zo veel mogelijk met overlegging van bewijsstukken, bij de rechter-commissaris aan te melden ten einde overeenkomstig de door hen daarbij aan te geven rang te worden gerangschikt.
Na verloop van de twee weken maakt de rechter-commissaris naar aanleiding van de overgelegde stukken een staat van verdeling op.
Vorderingen onder een ontbindende voorwaarde worden in de rangschikking begrepen voor het gehele bedrag, onverminderd de werking van de voorwaarde wanneer zij vervuld wordt.
Vorderingen onder een opschortende voorwaarde worden in de rangschikking begrepen, hetzij voor hun waarde ten tijde van het opmaken van de staat van verdeling, hetzij, op verlangen van een van de schuldeisers of de geëxecuteerde, voorwaardelijk voor het gehele bedrag.
Vorderingen waarvan de waarde onbepaald of onzeker is of niet in het hier te lande uitgegeven geld is uitgedrukt, worden in de rangschikking begrepen voor hun geschatte waarde in hier te lande uitgegeven geld ten tijde van het opmaken van de staat van verdeling.
Indien een pand- of hypotheekrecht strekt tot zekerheid van vorderingen die de pand- of hypotheekhouder uit hoofde van een bestaande rechtsverhouding zal verkrijgen, kunnen deze in de rangregeling worden begrepen, hetzij voor het gehele op het tijdstip van het opmaken van de staat reeds verschuldigde bedrag, hetzij, op verlangen van de pand- of hypotheekhouder, voorwaardelijk voor het gehele bedrag waarvoor het pand- of hypotheekrecht tot zekerheid strekt.
Vorderingen die betwist worden, kunnen door de rechter-commissaris voorwaardelijk worden opgenomen tot een door hem te bepalen bedrag. Indien de voorrang betwist wordt, kan deze door de rechter-commissaris voorwaardelijk worden erkend.
De staat wordt door de rechter-commissaris ter griffie nedergelegd. Van deze nederlegging wordt onverwijld door de griffier aan alle bovengenoemde belanghebbenden bij gewone brief kennis gegeven, met vermelding van dag en uur waarop alle partijen zich bij de rechter-commissaris kunnen vervoegen tot het voorstellen van hun tegenspraak.
Indien er geen tegenspraak gedaan wordt, sluit de rechter-commissaris zijn proces-verbaal en gelast bij bevelschrift de houder van de netto-opbrengst daaruit de nog niet eerder voldane kosten te voldoen en aan de schuldeisers en de geëxecuteerde uit te betalen hetgeen hun, volgens de staat, toekomt. Het bedrag waarvoor een vordering of een daaraan verbonden voorrang voorwaardelijk is opgenomen of erkend, wordt gereserveerd tot de vordering of de voorrang vaststaat.
Heeft een schuldeiser als bedoeld in artikel 482, tweede lid, de daar bedoelde termijn niet in acht genomen of niet op de in artikel 484 bedoelde dag tegenspraak gedaan, dan kan hij slechts in zijn tegenspraak worden ontvangen, indien hij daarbij een redelijk belang heeft en hij de daardoor veroorzaakte kosten en schade voor zijn rekening neemt en deze tot een door de rechter-commissaris voorlopig te begroten bedrag onverwijld stort bij de bewaarder van de opbrengst.
Nadat op het geschil bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist of het geschil krachtens artikel 486, derde lid, is geëindigd, legt de meest gerede partij de uitspraak of een uittreksel uit het audiëntieblad waaruit van het niet verschijnen blijkt, aan de rechter-commissaris over. Deze sluit zijn proces-verbaal en beveelt de uitgifte van bevelschriften tot betaling overeenkomstig artikel 485.
Na het sluiten van het proces-verbaal van verdeling kan geen tegenspraak meer worden gedaan, hebben de belanghebbenden onderling geen recht meer op rente over hetgeen aan hen is toegedeeld en kan geen beslag op de opbrengst van de executie meer worden gelegd.
Het bedrag, uitgetrokken voor een voorwaardelijk opgenomen vordering of een voorwaardelijk erkende voorrang, wordt, zodra blijkt dat de schuldeiser niets of minder te vorderen heeft dan wel geen of een lagere voorrang heeft, overeenkomstig de opgemaakte staat onder de schuldeisers verdeeld.
Indien een pandhouder krachtens zijn pandrecht heeft geëxecuteerd en er beperkt gerechtigden of beslagleggers zijn als bedoeld in artikel 253, eerste lid, derde volzin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, wordt het daar bedoelde overschot dat van de netto-opbrengst na afhouding van het aan de pandhouder krachtens zijn rang toekomende is overgebleven, aan hen uitgekeerd overeenkomstig hetgeen zij en de pandgever omtrent de verdeling daarvan zijn overeengekomen.
Is op het tijdstip dat de pandhouder tot uitkering kan overgaan, nog geen overeenstemming omtrent de verdeling bereikt, dan stort de pandhouder de opbrengst tot ten minste het bedrag van het overschot onverwijld bij een bewaarder, met overeenkomstige toepassing van artikel 445, en kan de meest gerede partij, onder wie de pandhouder zelf, een rangregeling verzoeken overeenkomstig de voorgaande artikelen van deze afdeling. Indien de pandhouder zelf aan de vereisten van artikel 445 voldoet, kan hij zichzelf als bewaarder aanwijzen.
De rangregeling betreft het overeenkomstig het tweede lid in bewaring gegeven bedrag, mits de pandhouder binnen de in artikel 482 bedoelde termijn aan de rechter-commissaris de stukken ter hand stelt waaruit van de verantwoording van het gestorte bedrag blijkt, en binnen de in artikel 484 bedoelde termijn geen tegenspraak ter zake van het door de pandhouder afgehouden bedrag wordt gedaan.
Blijkt na tegenspraak de pandhouder volgens de definitief geworden staat teveel van de netto-opbrengst te hebben afgehouden, dan gelast de rechter-commissaris, desverlangd, bij een in executoriale vorm afgegeven bevelschrift dat door ieder bij genoemde staat batig gerangschikte kan worden geëxecuteerd, de pandhouder het tekort tegen kwijting aan de in het tweede lid bedoelde bewaarder uit te keren.
Heeft de pandhouder overeenkomstig artikel 482 rangschikking van zijn vordering gevorderd of blijkt hij na tegenspraak teveel te hebben afgehouden, dan draagt hij in de kosten van de rangregeling bij. In andere gevallen worden de kosten van de in de rangregeling betrokken pandhouder hem vergoed door degenen die zijn verantwoording betwist hebben. Desverlangd geeft de rechter-commissaris een desbetreffend bevelschrift in executoriale vorm uit.
AFDELING 4 Executie tot afgifte van roerende zaken die geen registergoederen zijn
De executie tot afgifte van een roerende zaak die geen registergoed is, vangt aan met een bevel als bedoeld in artikel 439, welk artikel van overeenkomstige toepassing is, behoudens dat de in het eerste lid van dat artikel bedoelde termijn niet behoeft te worden in acht genomen ter zake van de executie van vonnissen en beschikkingen die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.
Indien de deurwaarder bevindt dat de zaak reeds in beslag is genomen, is artikel 491 niet van toepassing, maar kan de deurwaarder daarop overeenkomstig het eerste lid eveneens beslag leggen. Hij is verplicht dit beslag onverwijld te betekenen aan de deurwaarder die het reeds liggende beslag heeft gelegd.
De artikelen 440, 443 tot en met 446, 451, 453a en 455 zijn van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de volgende bepalingen van deze afdeling. Voor de toepassing van artikel 444b treedt de waarde van de in beslag te nemen zaak in de plaats van het bedrag van de vordering waarvoor het beslag is gelegd. De artikelen 445 en 446 worden niet toegepast, zolang de zaak zich reeds in gerechtelijke bewaring bevindt. Artikel 455 is alleen van toepassing voor zover het recht op afgifte mede de daar bedoelde baten betreft.
Betreft het recht op afgifte een of meer naar de soort bepaalde zaken, dan neemt de deurwaarder een aan dat recht beantwoordende hoeveelheid zaken van die soort onder zich of in beslag, uit te kiezen door de deurwaarder, tenzij de geëxecuteerde tijdig van een hem toekomende bevoegdheid tot kiezen gebruik maakt.
Betreft het recht op afgifte te velde staande vruchten en beplantingen van een onroerende zaak, dan kan uit dien hoofde beslag worden gelegd op de zaak of het zakelijk recht van degene jegens wie dit recht bestaat, zulks overeenkomstig de bepalingen betreffende beslag op onroerende zaken, maar met vermelding in het proces-verbaal dat het beslag slechts ten aanzien van die vruchten of beplantingen zijn werking heeft.
Is het pandrecht uit hoofde waarvan de afgifte geëist wordt, niet bij een authentieke akte gevestigd, dan kan de deurwaarder de zaak slechts onder zich nemen of in beslag nemen met verlof van de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaak zich bevindt. Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift waarbij de pandakte wordt overgelegd. De rechter in eerste aanleg beslist na summier onderzoek. Het verlof en het verzoekschrift worden, met het in artikel 491, tweede lid, bedoelde proces-verbaal, aan de pandgever betekend. Tegen het verlof staat geen hogere voorziening open.
Is op de zaak reeds beslag gelegd, dan kan de deurwaarder haar met handhaving van het beslag niettemin onder zich nemen, mits de pandhouder tevens overeenkomstig artikel 461a de executie van de beslaglegger overneemt. Hij betekent de in de vierde volzin van het tweede lid bedoelde stukken onverwijld mede aan de deurwaarder die het beslag heeft gelegd.
Wordt op een zaak zowel beslag tot verkrijging van afgifte gelegd als tot verhaal van een geldvordering, dan geldt het beslag tot verkrijging van afgifte, zo nodig, tevens als een als tweede gelegd executoriaal beslag tot verhaal van de vordering tot vervangende schadevergoeding wegens uitblijven van de afgifte.
Een beslag tot verhaal van een vordering tot vervangende schadevergoeding wegens het uitblijven van afgifte van een zaak kan niet tegen de legger van een beslag tot verkrijging van afgifte van die zaak worden ingeroepen, indien deze andere goederen van de beslagene aanwijst die voor deze vordering voldoende verhaal bieden.
Zolang de afgifte nog niet heeft plaatsgevonden, kan ieder wiens recht op de zaak de executant moet eerbiedigen, zich tegen de afgifte verzetten.
Bevindt de zaak zich onder een derde die tegen de afgifte geen bezwaar maakt of zich niet te goeder trouw tegen een vordering tot afgifte aan de geëxecuteerde zou kunnen verzetten, dan geschiedt de executie overeenkomstig de voorgaande artikelen van deze afdeling. De afgifte aan de executant geldt mede als afgifte van de derde aan de geëxecuteerde.
Tot afgifte van een zaak die zich onder een derde bevindt, kan ook derdenbeslag gelegd worden. De artikelen 475 tot en met 479 zijn van overeenkomstige toepassing. Het exploot van beslaglegging houdt in om de afgifte van welke zaak of zaken het gaat. De verklaring van de derde, bedoeld in artikel 476a, betreft uitsluitend deze zaak of zaken.
TITEL 3 De gerechtelijke tenuitvoerlegging op onroerende zaken
AFDELING 1 Executoriaal beslag op onroerende zaken
Het beslag op onroerende zaken moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen twee dagen aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd. Indien daartoe gronden zijn, kan de rechter in eerste aanleg, ook op mondeling verzoek van de deurwaarder, die termijn inkorten.
Indien de schuldeiser een jaar na het bevel heeft laten verlopen, zal hij gehouden zijn het bevel te vernieuwen.
Het proces-verbaal van inbeslagneming wordt in de in titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers ingeschreven. Een afschrift van het proces-verbaal wordt op straffe van nietigheid van het beslag niet later dan drie dagen na de inschrijving aan de geëxecuteerde betekend.
Indien de akte betreffende de vervreemding of bezwaring vóór de inschrijving van het beslag reeds was verleden, kan de vervreemding of bezwaring nog tegen de beslaglegger worden ingeroepen, mits de inschrijving van deze akte uiterlijk geschiedt de eerste dag waarop het kantoor van de bewaarder van de openbare registers na de dag van de inschrijving van het beslag voor het publiek opengesteld is.
Vruchten en beplantingen die ten tijde van de inschrijving zich nog op of in de zaak bevinden of te velde staan en vóór de verkoop worden geoogst, vallen mede onder het beslag, tenzij daarop rechten of beslagen van derden rusten, daaronder begrepen het pandrecht, bedoeld in artikel 237, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Na de betekening van het ingeschreven beslag aan de huurder valt de aan de geëxecuteerde nog verschuldigde huur onder het beslag en moet zij worden betaald aan de notaris ten overstaan van wie de executie zal plaatsvinden, mits dit bij de betekening uitdrukkelijk aan de huurder, met opgave van de plaats van betaling, wordt meegedeeld en behoudens de rechten van derden, die de executant moet eerbiedigen. Hetgeen aan de notaris wordt betaald, wordt gerekend tot de in artikel 551 bedoelde opbrengst van de zaak. De artikelen 475i, 476 en 478 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op hetgeen aan de geëxecuteerde verschuldigd is als canon uit hoofde van een erfpacht, als solarium uit hoofde van een opstalrecht of als retributie uit hoofde van een erfdienstbaarheid, of als tegenprestatie ter zake van een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 252, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Rusten op de in beslag genomen zaak een of meer hypotheken, dan doet de beslaglegger het door hem gelegde beslag uiterlijk binnen vier dagen na de inschrijving in de desbetreffende openbare registers aan de hypotheekhouders betekenen; de betekening mag geschieden aan de door deze overeenkomstig artikel 260, eerste lid, derde volzin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek gekozen woonplaats.
Indien een hypotheekhouder die uit hoofde van zijn recht bevoegd is tot executoriale verkoop, de executie wil overnemen en dit binnen twee weken nadat het beslag aan hem is betekend, aanzegt aan de executant met inachtneming van artikel 544, tweede lid, geschiedt de executie verder door de hypotheekhouder en zijn de desbetreffende bepalingen van toepassing.
AFDELING 2 Executoriale verkoop van onroerende zaken
Hij deelt schriftelijk plaats, dag en uur van de verkoop mede aan de geëxecuteerde en aan alle in artikel 551 bedoelde beperkt gerechtigden en schuldeisers, een en ander aan de hand van een door de bewaarder van de openbare registers af te geven getuigschrift, waarin de inschrijvingen en de boekingen in de registers van voorlopige aantekeningen worden vermeld, die daartoe van belang zijn.
De notaris stelt de veilingvoorwaarden vast, zulks in overleg met de executant en met inachtneming van artikel 519. Ten minste acht dagen voor de verkoop doet hij de in artikel 515, tweede lid, bedoelde ingeschrevenen en latere beslagleggers hiervan mededeling, met toezending van een exemplaar van deze condities, en legt hij tevens een exemplaar daarvan te zijnen kantore neder ter inzage voor het publiek.
Geschillen over de veilingvoorwaarden, over de wijze van verkoop of over plaats, dag of uur daarvan worden op verzoek van de meest gerede partij of van de notaris beslist door de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de zaken geheel of grotendeels zijn gelegen, onverminderd de bevoegdheid van degenen wier rechten bij de executie niet worden geëerbiedigd, zich daartegen overeenkomstig artikel 538 te verzetten.
Heeft de executant voor de schuld waarvoor hij beslag heeft gelegd, tevens hypotheek op andere onroerende zaken of op beperkte rechten daarop, dan mag hij de in beslag genomen zaken slechts verkopen indien de aan hem verhypothekeerde goederen ontoereikend zijn.
Indien meer onroerende zaken in dezelfde inbeslagneming zijn vervat en de opbrengst van het verkochte toereikend is om de executant, de beperkt gerechtigden wier recht vervalt, en de andere beslagleggers op deze zaken, met de kosten, te voldoen, gaat de notaris met de verkoop van de overige zaken niet verder, tenzij de geëxecuteerde verklaart die verkoop te verlangen.
De notaris is verplicht, voor zover hem dit mogelijk is, uiterlijk op de dag na de verkoop, van de verkoop schriftelijk kennis te geven aan de geëxecuteerde en aan alle in artikel 551 bedoelde beperkt gerechtigden en schuldeisers.
De koper is gehouden de koopprijs te voldoen in handen van de notaris. Deze voldoet daaruit de kosten van de executie.
De bewaarder van de openbare registers weigert inschrijving, indien niet tevens een verklaring van de notaris wordt overgelegd dat de koopprijs in zijn handen is gestort, en, zo het gaat om een verkoop als bedoeld in artikel 477b, tweede lid, tevens een schriftelijke verklaring van de derde dat hij de zaak ter beschikking heeft gesteld van de deurwaarder die het beslag onder de derde heeft gelegd.
Schiet de koper tekort in de nakoming van de koopovereenkomst, dan mag de executant ten laste van de koper de verkochte zaak, met inachtneming van de artikelen 514 en volgende, wederom verkopen. De executant is tot deze verkoop gehouden, indien een van de bij de opbrengst direct belanghebbenden dit verlangt.
De koper kan deze nieuwe verkoop voorkomen door vóór de verkoop alsnog aan de koopovereenkomst te voldoen en de met betrekking tot deze nieuwe verkoop reeds gemaakte kosten te betalen met aanbod van zekerheid voor zover deze nog niet bekend zijn.
De koper die in de nakoming van de koopovereenkomst tekortschiet, is aansprakelijk voor het verschil tussen de prijs waarvoor hij de zaak heeft gekocht en die van de nieuwe verkoop, zonder dat hij nochtans het meerdere dat deze laatste verkoop heeft opgebracht, kan vorderen; dit meerdere wordt aan de schuldeisers, of zo die niet meer te vorderen hebben, aan degenen tegen wie het beslag gedaan is, betaald.
AFDELING 3 Opvordering door derden
De notaris aan wie een oproeping als bedoeld in artikel 538, betekend wordt, met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering, is bevoegd de verkoop van alle bij de executie betrokken zaken op te schorten, totdat de rechter in eerste aanleg omtrent de schorsing van de executie heeft beslist op vordering van de meest gerede partij of op verlangen van de notaris, die zich daartoe bij de rechter in eerste aanleg kan vervoegen.
AFDELING 4 Executie door een hypotheekhouder
Een hypotheekhouder kan de executie ook overnemen van een andere hypotheekhouder, wiens recht in rang na het zijne komt, door binnen twee weken nadat hem de aanzegging is gedaan, van de overneming aanzegging te doen. Artikel 509 is van overeenkomstige toepassing. Het eerste en het tweede lid worden opnieuw in acht genomen.
Indien de hypotheekhouder in gebreke blijft de executie met redelijke spoed voort te zetten, kan elke beslaglegger of hypotheekhouder aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken geheel of grotendeels zijn gelegen, verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen de hypotheekhouder tot de verkoop of tot indiening van een verzoek tot onderhandse verkoop moet overgaan.
De artikelen 514, tweede lid, tweede volzin, en derde lid, 515 tot en met 520, 522, 523, 525, 526, tweede lid, en 527 tot en met 529 zijn ook bij executie door een hypotheekhouder van toepassing, met inachtneming van de volgende artikelen van deze afdeling.
Dit verzoek kan uitsluitend worden gedaan, indien tevens een volledige koopakte wordt overgelegd, zij het dat, indien het verzoek niet door de executant wordt gedaan, de akte niet door of namens hem ondertekend behoeft te zijn. Tevens dienen in afschrift te worden overgelegd de biedingen die bij de notaris zijn binnengekomen, dan wel een verklaring van de notaris dat hij zulke biedingen niet heeft ontvangen.
Door tijdige indiening van het verzoek vervalt de voor de openbare verkoop bepaalde dag. Wordt het verzoek afgewezen, dan bepaalt de rechter tevens de dag waarop de openbare verkoop zal plaatsvinden. Deze verkoop zal ten minste twee weken tevoren op de in artikel 516 bedoelde wijze worden bekendgemaakt. De rechter kan de verzoeker in de kosten van de bekendmaking veroordelen, onverminderd diens verplichting de door het verzoek ontstane schade te vergoeden, zo daartoe gronden zijn.
AFDELING 5 De verdeling van de opbrengst van de executie
Indien er geen andere schuldeiser is die op het geëxecuteerde of op de koopprijs beslag heeft gelegd, en evenmin door de executie een beperkt recht vervalt, draagt de notaris aan de executant uit de netto-opbrengst van de zaak af hetgeen aan deze blijkens een door hem te dien aanzien aan de notaris afgelegde verklaring krachtens zijn executoriale titel toekomt; het overschot keert de notaris uit aan de geëxecuteerde.
Indien er wel schuldeisers of beperkt gerechtigden zijn als in het eerste lid bedoeld, dan wel de in dat lid bedoelde verklaring wordt betwist of de notaris ernstige reden heeft te vermoeden dat zij onjuist is, stort de notaris de netto-opbrengst onverwijld bij een door hem aangewezen bewaarder die aan de in artikel 445 bedoelde vereisten voldoet.
Wanneer de schuldeisers die op de zaak of op de koopprijs beslag hebben gelegd, de beperkt gerechtigden wier recht door de executie vervalt, en de geëxecuteerde het vóór de betaaldag van de koopsom omtrent de verdeling van de te storten som eens zijn geworden, blijft de storting achterwege en keert de notaris aan ieder het hem toekomende uit.
Bij het verzoekschrift wordt gevoegd een door de bewaarder van de openbare registers af te geven getuigschrift, waarin de inschrijvingen en de boekingen in het register van voorlopige aantekeningen worden vermeld die voor de aanwijzing van de in artikel 551 bedoelde belanghebbenden van belang zijn, alsmede een door de notaris af te geven staat van de schuldeisers die beslag hebben gelegd op de opbrengst van de executie of hun vordering ontlenen aan artikel 264, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Indien bij een executoriale verkoop meer onroerende zaken of daarop rustende rechten te zamen, dan wel een of meer onroerende zaken of daarop rustende rechten te zamen met daarbij behorende roerende zaken, als omschreven in artikel 254 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor één prijs zijn verkocht en er deelnemers aan de rangregeling zijn wier recht of voorrang niet alle verkochte zaken of rechten betreft, deelt ieder van hen alleen mee of alleen met voorrang mee in het gedeelte van de netto-opbrengst dat naar schatting kan worden toegerekend aan de zaken of rechten waarop zijn recht of voorrang betrekking had.
AFDELING 6 Gedwongen ontruiming
De gedwongen ontruiming van onroerende zaken moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen drie dagen aan de executoriale titel te voldoen. De artikelen 502 en 503 zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt, gelijk mede indien geweigerd wordt enige kamer te openen, is artikel 444 van overeenkomstige toepassing.
Is de executant overeenkomstig artikel 299 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek gemachtigd ten aanzien van een onroerende zaak zelf datgene te verrichten waartoe nakoming van een jegens hem bestaande verplichting zou hebben geleid, en is daartoe gehele of gedeeltelijke al of niet tijdelijke ontruiming nodig, dan is deze afdeling mede van toepassing.
TITEL 4 De gerechtelijke tenuitvoerlegging van schepen en luchtvaartuigen
AFDELING 1 Executoriaal beslag op en executie van schepen
Indien de eigenaar van het schip of de boekhouder niet bekend is, kan aan de in het derde lid bedoelde eis worden voldaan door het proces-verbaal te betekenen aan boord aan de kapitein of zijn plaatsvervanger; zo deze niet te bereiken zijn, vindt de betekening plaats door een afschrift van het betekende proces-verbaal aan boord van het schip aan te plakken.
Een inbeslagneming van schepen die niet teboekstaan in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, heeft tot gevolg dat een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling, verhuring of vervrachting, totstandgekomen na de in artikel 565, derde lid, bedoelde betekening, niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen.
Indien op een in beslag genomen schip dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, een of meer hypotheken rusten, zijn de artikelen 508 en 509 van overeenkomstige toepassing.
Geen verkoop kan plaatsvinden dan na verloop van twee weken nadat zij is bekendgemaakt door aanplakking volgens plaatselijk gebruik, die in elk geval mede op een in het oog vallende plaats van het schip geschiedt, en door aankondiging in een ter plaatse waar het schip zich bevindt, verspreid dagblad.
De in artikel 571 bedoelde aanplakkingen en aankondigingen moeten inhouden:
De executoriale verkoop geschiedt voor de rechter in eerste aanleg ter openbare terechtzitting, tenzij artikel 576 van toepassing is. De executant verzoekt daartoe aan de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied hij bij het beslagexploot woonplaats heeft gekozen, bepaling van dag en uur van de verkoop. De rechter stelt deze vast met inachtneming van de in het tweede lid bedoelde termijnen waarbinnen geen verkoop kan plaatsvinden.
De verkoop geschiedt eerst bij opbod en vervolgens bij afmijning. Met betrekking tot de veilingvoorwaarden zijn de artikelen 517, tweede lid, en 518 van overeenkomstige toepassing. De executant geeft schriftelijk van de verkoop kennis aan de geëxecuteerde en de hem bekende rechthebbenden en beslagleggers.
De rechter in eerste aanleg kan de termijn van 30 dagen, gesteld in artikel 575, tweede lid, in bijzondere omstandigheden, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, verkorten.
De verkoop geschiedt als die van andere roerende zaken, indien het beslag gelegd is op schepen waarvan de bruto-inhoud minder dan 20 kubieke meters of de brutotonnage minder dan 6 bedraagt of, in geval van een schip in aanbouw, zal bedragen, en die niet in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register teboekstaan.
De koopprijs wordt gestort in handen van de griffier of de deurwaarder, naar gelang de verkoop plaats heeft gevonden met toepassing van artikel 575 of 576, dan wel bij een door de griffier of deurwaarder aan te wijzen bewaarder die aan de vereisten van artikel 445 voldoet, telkens onverminderd de bevoegdheid van de koper om in afwachting van de betaling voldoende zekerheid te stellen.
Bij gebreke van zodanige betaling, bewaring of zekerheidstelling is de executant bevoegd het schip ten laste van de koper, met inachtneming van de artikelen 571 en volgende, wederom te verkopen. De executant is tot deze verkoop gehouden, indien een van de bij de opbrengst direct belanghebbenden dit verlangt.
Door betaling van de koopprijs, onderscheidenlijk zekerheidstelling of inbewaringgeving overeenkomstig artikel 577, eerste lid, wordt het schip bevrijd van de daarop bij voorrang verhaalbare vorderingen en vervallen de daarop gelegde beslagen, alsook de beperkte rechten die niet tegen de verkoper ingeroepen kunnen worden, of ter zake waarvan artikel 517, tweede lid, is toegepast.
Ter zake van schepen die teboekstaan in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register is artikel 273, tweede en derde lid, van Boek 3, van het Burgerlijk Wetboek, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bevoegd is de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop heeft plaatsgevonden.
Bij de executie door een hypotheekhouder van een schip dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, zijn de artikelen 544 en 545 van overeenkomstige toepassing. De executie geschiedt voorts met toepassing van de artikelen 571, eerste lid, en 572.
Op de verdeling van de opbrengst zijn de artikelen 551 tot en met 552 van overeenkomstige toepassing. Is een schip als bedoeld in artikel 576, verkocht, dan zijn de artikelen 480 tot en met 490a, 490c en 490d van toepassing.
Indien bij een executoriale verkoop van een schip voor één prijs mede scheepstoebehoren is verkocht dat ten tijde van de verkoop aan een ander dan de eigenaar van het schip toebehoorde en deze ander de eigendom van het scheepstoebehoren als gevolg van de verkoop verloren heeft, wordt aan hem uit de netto-opbrengst met voorrang boven allen jegens wie hij zijn recht ten tijde van de verkoop kon inroepen, een vergoeding uitgekeerd ten bedrage van de waarde die het scheepstoebehoren ten tijde van de executie naar schatting had.
AFDELING 2 Executoriaal beslag op en executie van luchtvaartuigen
Het beslag op een in het register of in een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig moet worden voorafgegaan door een aan de geëxecuteerde te betekenen exploot van een deurwaarder, houdende een bevel om binnen 24 uur aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd.
De deurwaarder neemt de nodige maatregelen om vertrek van het luchtvaartuig te beletten. Hij is gerechtigd het luchtvaartuig of enig onderdeel daarvan in gerechtelijke bewaring te geven, waartoe hij tot verplaatsing hier te lande mag overgaan. De artikelen 445, tweede volzin, en 446, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien beslag is gelegd op een in een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig, zendt de deurwaarder een door hem gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal ten spoedigste rechtstreeks aangetekend en zo mogelijk per luchtpost naar de in artikel III, eerste lid, van het Verdrag van Genève bedoelde dienst, alsmede aan de bewaarder van het nationaliteitsregister waar het luchtvaartuig is ingeschreven.
Een vervreemding, bezwaring of onderbewindstelling, tot stand gebracht na de inschrijving in de openbare registers, kan niet tegen de beslaglegger of de koper ter executie worden ingeroepen, wanneer deze totstandbrenging geschiedde door de geëxecuteerde terwijl hij kennis droeg van het beslag.
De beslaglegger legt op de griffie van het gerecht in eerste aanleg binnen welks rechtsgebied het luchtvaartuig zich dan bevindt, neer een afschrift van het proces-verbaal van inbeslagneming, alsmede een uittreksel uit de registratie voor luchtvaartuigen, behelzende alle met betrekking tot het luchtvaartuig bestaande teboekstellingen en aantekeningen, voor zover deze nog niet zijn doorgehaald, dan wel een soortgelijk uittreksel uit het verdragsregister.
Ten minste zes weken vóór de voor de verkoop bestemde dag brengt de beslaglegger deze ter openbare kennis ter plaatse en op de wijze als voorgeschreven bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Indien beslag is gelegd op een in een verdragsregister teboekstaand luchtvaartuig, brengt hij de verkoop tevens ter openbare kennis ter plaatse waar het nationaliteitsregister waarin het luchtvaartuig is ingeschreven, is gevestigd, op de aldaar voorgeschreven wijze.
De beslaglegger verwittigt voorts zes weken vóór de voor de verkoop bestemde dag degenen die in de registratie voor luchtvaartuigen of in een verdragsregister als beperkt gerechtigd of beslaglegger staan vermeld, van de voorgenomen verkoop bij aangetekende brief, alsmede, zo mogelijk, bij per luchtpost verzonden aangetekende brief, beide gericht naar hun woonplaatsen, vermeld in de registratie voor luchtvaartuigen, dan wel in het verdragsregister.
Op verzoek van de executant kan de president van het Hof van Justitie ook na het verstrijken van de krachtens artikel 584f, tweede lid, onderdeel c, gestelde termijn, nader plaats, dag en uur van de verkoop en de toewijzing vaststellen, alsmede een nadere dag vóór welke de in artikel 584f bedoelde vorderingen bij de rechter-commissaris moeten zijn kenbaar gemaakt. De president neemt bij deze nadere vaststelling, die slechts éénmaal kan worden verricht, de termijnen, vermeld in artikel 584f, in acht en stelt overigens díe voorwaarden, die hem dienstig voorkomen. De executant vervult de formaliteiten, vermeld in artikel 584f, derde en vierde lid, en in artikel 584g.
Zodra op de tegenspraak is beslist bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, sluit de rechter-commissaris op verzoek van de executant de lijst en bepaalt hij plaats, dag en uur van de verkoop en de toewijzing. Deze dag moet ten minste een week liggen na de dagtekening van de beschikking van de rechter-commissaris.
De executant vervult in dat geval opnieuw de formaliteiten, vermeld in artikel 584f, derde lid. Hij verwittigt voorts hen die een bewering hebben ingediend, alsmede de in artikel 584f, vierde lid, bedoelde beperkt gerechtigden en beslagleggers, van de voorgenomen verkoop bij, zo mogelijk per luchtpost verzonden, aangetekende brief.
Iedere schuldeiser wiens vordering op de door de rechter-commissaris vastgestelde lijst rang neemt boven die van de beslaglegger, kan bij de verkoop diens plaats innemen, mits hij de beslaglegger ten minste een week vóór de verkoop van zijn voornemen hiertoe bij aangetekende brief heeft kennis gegeven.
Indien de beslaglegger de uitwinning niet of niet op de bepaalde dag vervolgt, heeft iedere schuldeiser wiens vordering op de door de rechter-commissaris vastgestelde lijst rang neemt boven die van de beslaglegger, het recht dit te doen. Dit recht vervalt, indien hij, na aanmaning door een belanghebbende, er binnen een redelijke termijn geen gebruik van maakt. De schuldeiser die van dit recht gebruik wenst te maken, vervult in dat geval opnieuw de formaliteiten, vermeld in artikel 584k, vierde lid; artikel 584g vindt, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing.
De verkoop geschiedt bij opbod en vervolgens bij afmijning voor de rechter-commissaris met inachtneming van de veilingvoorwaarden zoals hiervan door de beslaglegger is kennisgegeven of zoals deze door de rechter-commissaris op verzoek van een belanghebbende nader zijn bepaald, en overigens op de door de rechter-commissaris na raadpleging van de executant te bepalen wijze.
De rechter-commissaris beslist over de toewijzing. Toewijzing vindt niet plaats, indien niet alle vorderingen die op de door de rechter-commissaris vastgestelde lijst voorkomen als bevoorrecht boven de vordering van degene op wiens verzoek de verkoop geschiedt, uit de opbrengst worden voldaan of door de koper te zijnen laste worden genomen.
De koopprijs wordt binnen twee dagen voldaan in handen van de griffier van het gerecht in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop is geschied, dan wel bij een door de griffier aan te wijzen bewaarder die aan de vereisten van artikel 445 voldoet. De griffier voldoet daaruit op last van de rechter-commissaris de kosten van de executie die in het gezamenlijk belang van de schuldeisers zijn gemaakt, en keert de netto-opbrengst uit overeenkomstig de door de rechter-commissaris opgestelde lijst, zodra deze gesloten is.
Tenzij in de veilingvoorwaarden anders is bepaald, vervallen door de levering aan de koper en de voldoening van de koopprijs alle op een in het register teboekstaand luchtvaartuig rustende rechten, voor zover deze niet rang nemen boven het recht van de executant, alsmede de rechten die niet op de lijst van de rechter-commissaris voorkomen. De ingeschreven overeenkomsten, bedoeld in de artikelen 1308 en 1309 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, worden ontbonden, voor zover de daaruit voortvloeiende rechten rang nemen na de vordering van de executant. Aldus waardeloos geworden inschrijvingen van hypotheken en beslagen worden ambtshalve doorgehaald.
Indien het beslag en de executie niet overeenkomstig deze afdeling hebben plaats gevonden, kan een ieder die daardoor is benadeeld, binnen zes maanden na de toewijzing vorderen dat de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de verkoop is geschied, de verkoop en daaropgevolgde eigendomsovergang vernietigt. Indien deze vordering een in het register teboekstaand luchtvaartuig betreft, moet zij op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen drie dagen na de instelling daarvan in de openbare registers worden ingeschreven.
TITEL 5 Lijfsdwang en haar tenuitvoerlegging en dwangsom
De rechter kan op verlangen van de schuldeiser de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan van:
vonnissen, beschikkingen en authentieke akten waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van vijfentwintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen waarbij een uitkering krachtens artikel 85, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene echtgenoot aan de andere verschuldigd, is bevolen.
Tenzij de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang reeds was toegestaan in het vonnis of de beschikking tot nakoming waarvan dit dwangmiddel strekt, wordt een vordering tot uitvoerbaarverklaring ingesteld en behandeld als een kort geding.
De rechter verklaart een vonnis, beschikking of akte als bedoeld in artikel 585 slechts uitvoerbaar bij lijfsdwang, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt.
Uitvoerbaarheid bij lijfsdwang wordt niet uitgesproken indien de schuldenaar buiten staat is aan de verplichting waarvoor tenuitvoerlegging bij lijfsdwang wordt verlangd, te voldoen.
AFDELING 2 Tenuitvoerlegging van lijfsdwang en ontslag
De deurwaarder verstrekt de directeur afschriften van het vonnis of de beschikking waarin de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang werd toegestaan en van de akte van insluiting. Deze afschriften worden bij het in het eerste lid bedoelde register gevoegd. Indien de deurwaarder de afschriften niet verstrekt, weigert de directeur de opname van de schuldenaar.
De schuldenaar wordt uit de gijzeling ontslagen indien:
de schuldenaar alsnog zijn schuld met de verschenen rente betaalt dan wel zich, in het geval zijn verplichting een andere is dan de betaling van geld, onder het stellen van voldoende waarborg bereid verklaart daaraan te voldoen, een en ander onder betaling van vereffende kosten, de kosten van de gijzeling en de voorgeschoten onderhoudskosten;
De rechter kan op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn. Een dwangsom wordt echter niet opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.
De rechter kan de dwangsom hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per overtreding vaststellen. In de laatste twee gevallen kan de rechter eveneens een bedrag bepalen waarboven geen dwangsom meer verbeurd wordt.
De rechter kan op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn, of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
Na overlijden van de veroordeelde wordt een dwangsom die op een bepaald bedrag per tijdseenheid is vastgesteld, niet verder verbeurd, maar de vóór het overlijden verbeurde dwangsommen blijven verschuldigd. De dwangsom wordt door erfgenamen van de veroordeelde pas opnieuw verbeurd, nadat de rechter aldus heeft beslist. De rechter kan het bedrag en de voorwaarden ervan wijzigen.
TITEL 6 Het vereffenen van schadevergoeding
De rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, begroot, voor zover hem dit mogelijk is, de schade in het vonnis. Indien begroting in het vonnis hem niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat.
De schuldeiser kan in de schadestaat ook vereffening van de schade in andere vorm dan betaling van een geldsom vorderen.
De schuldeiser kan, onverschillig of in de hoofdzaak reeds schadeposten waren gesteld, nieuwe posten in de schadestaat opnemen. Indien de wederpartij zich door de opneming in haar verdediging onredelijk bemoeilijkt acht, kan zij daartegen bezwaar maken met overeenkomstige toepassing van artikel 109, eerste en tweede lid. Het bezwaar wordt in elk geval afgewezen, voor zover de schuldeiser ten tijde van de hoofdzaak niet met de schade bekend was.
TITEL 7 Het stellen van zekerheid
In geval van geschil over een krachtens vonnis of beschikking te stellen zekerheid wordt daarover op vordering van de meest gerede partij in kort geding beslist door de rechter in eerste aanleg door wie de zaak in eerste aanleg is behandeld, of, in geval van een arbitraal vonnis, van de rechter in eerste aanleg ter griffie van wiens gerecht dat vonnis is nedergelegd.
BOEK 3 RECHTSPLEGING VAN ONDERSCHEIDEN AARD
TITEL 1 Rechtspleging in zaken van verkeersmiddelen en vervoer
AFDELING 1 Algemene bepalingen
Bevoegd tot het kennisnemen van een betwisting als bedoeld in artikel 168 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en van verzoeken tot verkoop als bedoeld in titel 3, afdeling 1, van Boek 8 van dat wetboek, is de rechter in eerste aanleg van de woonplaats, genoemd in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van dat wetboek. Verkoop van het schip geschiedt slechts na verhoor of behoorlijke oproeping van de leden van de rederij en de boekhouder, zo die er is.
Indien binnen een maand nadat de boekhouder aan de leden van de rederij kennis heeft gegeven van zijn verlangen als bedoeld in artikel 170 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, tussen hem en alle leden van de rederij geen eenstemmigheid is verkregen omtrent de benoeming van de in dat artikel bedoelde deskundigen, zullen deze, in oneven getale, op verzoek van de boekhouder, dan wel een lid van de rederij, worden benoemd door de rechter in eerste aanleg van de woonplaats, bedoeld in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
Indien binnen een maand nadat een lid van de rederij aan de andere leden daarvan kennis heeft gegeven van zijn verlangen als bedoeld in artikel 174 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, tussen hem en die andere leden geen eenstemmigheid is verkregen omtrent de benoeming van de in dat artikel bedoelde deskundigen, worden deze, in oneven getale, op verzoek van het eerstgenoemde lid van de rederij, benoemd door de in het eerste lid bedoelde rechter.
Een vonnis, verkregen tegen de rederij of tegen de boekhouder als zodanig, kan op het gemeenschappelijke vermogen van de leden van de rederij ten uitvoer worden gelegd en daarnaast voor ieders aandeel op het overige vermogen van díe leden, die leden van de rederij waren op de dag dat de vordering waarvoor beslag wordt gelegd, is ontstaan.
Bevoegd tot kennisneming van verzoeken tot goedkeuring als bedoeld in artikel 1303, vierde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en tot machtiging tot doorhaling als bedoeld in de artikelen 195 of 1304 van Boek 8 van dat wetboek, zijn de rechter in eerste aanleg van de woonplaats, bedoeld in de artikelen 194, zesde lid, of 1303, zesde lid, van Boek 8 van dat wetboek, alsmede de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het in de artikelen 193 of 1302 van Boek 8 van dat wetboek genoemde register wordt gehouden.
Een vervoerder kan ter zake van het hem verschuldigde conservatoir beslag leggen op onder de vervoerovereenkomst aan boord van een schip vervoerde zaken gedurende één maand na de aanvang van de dag waarop zij niet meer aan boord van het schip zijn, zolang niet een derde te goeder trouw en anders dan om niet daarop enig recht heeft verkregen.
De aanwijzing van een derde als bedoeld in artikel 481, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of in enig desbetreffend partijbeding, geschiedt ten verzoeke van de meest gerede partij door de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het cognossement aan de vervoerder moet worden afgegeven.
Op een verzoek van de vervoerder tot toestemming om ten vervoer ontvangen zaken op te slaan, onder zichzelf te houden of daarvoor andere maatregelen te treffen wordt beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden.
Bevoegd tot de kennisneming van geschillen tussen een vervoerder en een ontvanger die niet de afzender was, inzake overeenkomsten tot vervoer geheel of gedeeltelijk per schip van een in het buitenland gelegen plaats naar een hier te lande gelegen plaats van eindbestemming, is de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied die plaats hier te lande ligt. Onder ontvanger wordt mede verstaan: degene die een vordering instelt ter zake van niet afgeleverde zaken.
Geschillen naar aanleiding van het stellen, aanvullen of vervangen van zekerheid als bedoeld in de artikelen 30, 69 en 489 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, worden op verzoek van de meest gerede partij beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de aflevering plaatsvindt of moet plaatsvinden.
Op een verzoek tot gerechtelijk onderzoek als bedoeld in de artikelen 494 en 495 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt beslist door de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden. Deze wijst daarbij hetzij één, hetzij drie deskundigen aan en bepaalt op welke wijze deze de wederpartij van de verzoeker zullen oproepen bij het onderzoek aanwezig te zijn.
Op een verzoek van de in het eerste lid bedoelde verzoeker tot het geheel of gedeeltelijk ten laste van zijn wederpartij brengen van de kosten van het onderzoek of van een begroting als bedoeld in artikel 494 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel van de door dat onderzoek geleden schade, wordt beslist door de in dat lid bedoelde rechter.
Indien volgens het eerste lid geen rechter hier te lande bevoegd is, geschiedt de oproeping voor de rechter in eerste aanleg van de verblijfplaats van de verweerder of, indien er meer verweerders zijn, van een van hen, dan wel de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de eiser of, indien er meer eisers zijn, van een van hen.
Tenzij het een schip betreft dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, wordt het beslag gelegd met toepassing van de regels betreffende conservatoir beslag op roerende zaken in handen van de schuldenaar. De artikelen 711, eerste lid, 461d en 708, tweede lid, zijn op dit beslag niet van toepassing.
Indien volgens het eerste lid geen rechter hier te lande bevoegd is, geschiedt de oproeping voor de rechter in eerste aanleg van de verblijfplaats van de verweerder of, indien er meer verweerders zijn, van een van hen, dan wel de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de eiser of, indien er meer eisers zijn, van een van hen.
Indien zich naar zijn mening een geval van avarij-grosse voordeed, is de eigenaar van het schip en in geval van rompbevrachting de rompbevrachter verplicht met inachtneming van het derde lid binnen redelijke termijn na het einde van de onderneming een persoon, dispacheur geheten, aan te wijzen ter berekening van de avarij-grosse en ter vaststelling van degenen die recht hebben op vergoedingen, en van degenen ten laste van wie de bijdragen in de avarij-grosse komen. Hij is verplicht van deze aanwijzing tijdig mededeling te doen aan degenen die naar zijn mening in de avarij-grosse moeten bijdragen.
Indien de in het eerste lid genoemde verplichting niet is nagekomen, is ieder die van mening is recht te hebben op een vergoeding in avarij-grosse, dan wel in een avarij-grosse te zullen moeten bijdragen, bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de onderneming eindigde, te verzoeken de dispacheur te benoemen. Gelijke bevoegdheid komt toe aan ieder die zich niet kan verenigen met de ingevolge het eerste lid aangewezen dispacheur.
De dispacheur is bevoegd een door hem ondertekend exemplaar van de dispache ter griffie van het gerecht in eerste aanleg, in de Nederlandse Antillen te Curaçao, te deponeren en is alsdan verplicht, voor zover hem dit redelijkerwijs mogelijk is, alle belanghebbenden, onder toezending van een exemplaar der dispache of een uittreksel daarvan, bericht te zenden.
Degene die de hem toegezonden, dan wel ter griffie van het gerecht in eerste aanleg gedeponeerde dispache wenst af te wikkelen, verzoekt de rechter in eerste aanleg de dispache te homologeren. Zo dit nog niet is geschied, legt hij een exemplaar van de dispache of een uittreksel daarvan ter griffie neer.
Ieder van de in artikel 638 bedoelde personen die zich niet met de hem toegezonden, dan wel ter griffie van het gerecht in eerste aanleg gedeponeerde dispache kan verenigen, verzoekt de rechter in eerste aanleg de dispache te herzien. Zo dit nog niet is geschied, legt hij een exemplaar van de dispache of een uittreksel daarvan ter griffie neer.
Gaat de rechter in het geval van artikel 641 of artikel 641a niet tot homologatie over, dan is de dispacheur of een mogelijkerwijs door de rechter aangewezen andere dispacheur verplicht de dispache in overeenstemming met de rechterlijke beslissing te wijzigen, dan wel haar in te trekken. In geval van intrekking wordt, tenzij de rechter anders beslist, de dispache desalniettemin wat betreft honorarium en kosten van de dispacheur gehomologeerd.
Ieder die de dispache betwist, is op verzoek van ieder die dit niet deed, verplicht ten behoeve van deze laatste zekerheid te stellen voor de door deze laatste mogelijkerwijs geleden of te lijden schade. Geschillen naar aanleiding van het stellen, aanvullen of vervangen van deze zekerheid worden ten verzoeke van de meest gerede partij beslist door de rechter in eerste aanleg.
AFDELING 2 Rechtspleging inzake beperking van aansprakelijkheid van scheepseigenaren
Degene die op grond van artikel 750 of 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek een beroep wil doen op beperking van zijn aansprakelijkheid, verzoekt het gerecht in eerste aanleg, in de Nederlandse Antillen te Curaçao, het bedrag of de bedragen waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt, het bedrag van het fonds of van de fondsen, vast te stellen en te bevelen dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen fonds zal worden overgegaan.
Indien naar aanleiding van hetzelfde voorval meer dan één op eenzelfde schip betrekking hebbend verzoek als bedoeld in artikel 642a is ingediend, beveelt het gerecht in eerste aanleg, alvorens op deze verzoeken te beslissen, tenzij een verzoeker zich daartegen verzet en dit verzet gegrond is bevonden, de voeging van de zaken die op één fonds betrekking hebben.
Bij toewijzing van het verzoek bepaalt het gerecht in eerste aanleg met inachtneming van de artikelen 755 en 756 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek het in rekeneenheden uitgedrukte beloop van het fonds of de fondsen. Hij beveelt de verzoeker op een door hem te bepalen dag, die niet later ligt dan één maand na de dag van de beschikking, fonds te stellen:
door het bedrag van het fonds, berekend met inachtneming van de artikelen 755, 756 en 759 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, vermeerderd met de wettelijke rente ingevolge artikel 757, alsmede vermeerderd met een bedrag ter bestrijding van de kosten van de procedure, ter griffie van het gerecht in eerste aanleg te storten, of
door op andere door hem bepaalde wijze zekerheid te stellen ten belope van het in onderdeel a bedoelde bedrag, alsnog vermeerderd met de wettelijke rente daarover van de aanvang van de dag, volgende op de dag van laatstbedoelde zekerheidstelling, tot de aanvang van de dag waarop de griffier de in artikel 642v bedoelde oproep doet uitgaan.
De rechter in eerste aanleg vervult tevens de functie van rechter-commissaris ter vaststelling van de staat van verdeling van het fonds of de fondsen. Hij benoemt een vereffenaar van het fonds of de fondsen. Zo hij daartoe termen aanwezig acht, kan hij voor ieder fonds meer dan één vereffenaar benoemen.
De verzoeker die aan het bevel van het gerecht in eerste aanleg heeft voldaan, richt zich onverwijld tot haar met het verzoek zulks te verklaren. Indien het gerecht deze verklaring weigert, kan het de verzoeker een hernieuwd bevel tot het stellen van fonds geven op een door haar te bepalen dag, die niet later kan liggen dan één maand na de dag van de beschikking. De verzoeker die aan dit hernieuwde bevel van het gerecht heeft voldaan, richt zich wederom tot haar met het verzoek zulks te verklaren. De tweede volzin is alsdan niet van toepassing.
Op de voldoening aan een bevel tot storting of andere zekerheidstelling als bedoeld in dit artikel, zijn de artikelen 45 tot en met 48 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 38 tot en met 45 van het Faillissementsbesluit 1931, onderscheidenlijk de Faillissements-verordening niet van toepassing.
Indien ter zake van één en hetzelfde voorval een fonds is gesteld door een van de personen of zijn verzekeraar, genoemd in:
Indien na toewijzing van een op artikel 750 of artikel 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek geen van de schuldeisers binnen de in artikel 642g genoemde termijn betwist heeft dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken, dan wel omtrent een zodanige betwisting onherroepelijk afwijzend is beslist en een fonds is gesteld ten aanzien waarvan het gerecht in eerste aanleg een verklaring als bedoeld in artikel 642c, zesde lid, heeft afgegeven, en dat werkelijk ten bate van de schuldeiser beschikbaar is, alsmede de schuldeiser zijn vordering op het fonds in rechte geldend kan maken, kan het gerecht op verzoek van degene ten behoeve van wie het fonds is gesteld, de opheffing van beslagen die zijn gelegd, ter zake van de vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, dan wel de teruggave van de ter zake daarvan gegeven zekerheid, bevelen.
Nadat de in artikel 642c, zesde lid, bedoelde verklaring is afgegeven, bepaalt de rechter-commissaris, de vereffenaar gehoord, zo spoedig mogelijk de dag waarop uiterlijk de vorderingen op de schuldenaar, alsmede de betwistingen van diens beroep op beperking van zijn aansprakelijkheid, hetzij ten aanzien van alle, hetzij ten aanzien van een of meer van de schuldeisers, bij de vereffenaar moeten worden ingediend.
De rechter-commissaris bepaalt, de vereffenaar gehoord hebbend, tevens de dag of de dagen met bepaling van tijd waarop, en plaats waar door hem zal worden overgegaan tot verificatie van de ingediende vorderingen en behandeling van betwistingen van het beroep op beperking van aansprakelijkheid. Deze dagen, tijden en plaatsen kunnen voor elk van de fondsen alsmede voor een van deze fondsen verschillend zijn.
Indien een schuldenaar aantoont dat hij op een later tijdstip, niettegenstaande artikel 642f, eerste lid, gedwongen zou kunnen worden geheel of gedeeltelijk een bedrag te betalen waarvoor hij, als hij dit bedrag vóór de verdeling van het fonds had betaald, op grond van artikel 642j in de rechten van de schuldeiser zou zijn gesubrogeerd, kan de rechter-commissaris gelasten dat voorlopig een bedrag terzijde zal worden gesteld dat voldoende is om het de schuldenaar mogelijk te maken op dat latere tijdstip zijn rechten overeenkomstig artikel 642j geldend te maken.
De vereffenaar geeft van de beschikkingen, genoemd in artikel 642g, onverwijld bij aangetekende brief kennis aan de schuldenaar of de schuldenaren en de door deze opgegeven schuldeisers. Bovendien doet hij, indien de rechter-commissaris zulks beveelt, van deze beschikkingen aankondiging in een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen.
Een bedrag dat een schuldenaar of diens verzekeraar vóór de verdeling van een fonds heeft betaald, kan door hem niet geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd; hij wordt voor het betaalde bedrag van rechtswege gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser.
De schuldeiser die tegen het verzoek van een schuldenaar verweer voert, moet niettemin zijn vordering ter verificatie aanmelden. Hetzelfde geldt ten aanzien van een schuldeiser die twijfelt of de schuldenaar, gezien de aard van de vordering, met betrekking tot deze vordering jegens hem een beroep kan doen op de beperking van zijn aansprakelijkheid.
De indiening van de schuldvorderingen geschiedt bij de vereffenaar door de overlegging van een rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende de aard en het bedrag van de vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan. De in artikel 642k, tweede volzin, bedoelde schuldeiser legt bovendien over een schriftelijke verklaring, bevattende de gronden van zijn in die volzin bedoelde twijfel.
De vereffenaar toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de schuldenaar, treedt, als hij tegen de toelating van een vordering bezwaar heeft, met de schuldeiser en de schuldenaar of schuldenaren in overleg en is bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende stukken alsook raadpleging van hun administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.
Van de krachtens artikel 642l gedane nederlegging der lijsten geeft de vereffenaar aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar of schuldenaren schriftelijk bericht, waarbij hij een nadere oproeping tot de verificatievergadering voegt.
Op de ingevolge artikel 642g bepaalde dag of dagen houdt de rechter-commissaris in tegenwoordigheid van de vereffenaar een of meer openbare zittingen.
In geval van betwisting ter zitting van een vordering of van het beroep op beperking van aansprakelijkheid verwijst de rechter-commissaris partijen en de schuldenaar, zo hij hen niet kan verenigen, naar een of meer door hem te bepalen terechtzittingen van het gerecht in eerste aanleg ter beslissing van het punt van geschil. De rechter-commissaris verwijst ook de in artikel 642k, tweede volzin, bedoelde schuldeiser wiens vordering overigens niet wordt betwist, naar de terechtzitting van het gerecht in eerste aanleg ter beslissing van de vraag of zijn vordering terecht ter verificatie werd ingediend.
Indien onherroepelijk is beslist dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid niet kan beperken, vervalt de gestelde zekerheid en wordt een gestort bedrag uitgekeerd aan degene die de storting verrichtte, doch niet eerder dan één maand nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en de vereffenaar op de in artikel 642i voorgeschreven wijze kennis heeft gegeven van de dag waarop deze uitkering zal plaatsvinden.
Indien de schuldenaar gebruik maakte van de hem in artikel 750 of 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegeven bevoegdheid, zijn de volgende regels van toepassing:
het zakenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende zaakschade en van vorderingen betreffende personenschade, voor zover deze nog onvoldaan zijn na toepassing van onderdeel a, met dien verstande dat vorderingen met betrekking tot beschadiging van kunstwerken van havens, dokken, waterwegen en van hulpmiddelen bij de navigatie vóór alle andere vorderingen betreffende zaakschade worden voldaan;
Van de nederlegging wordt door de vereffenaar aankondiging gedaan op de wijze, voorgeschreven in artikel 642i, terwijl daarvan bovendien bij aangetekende brief kennis wordt gegeven aan de schuldenaren en aan ieder der schuldeisers van wie de vorderingen zijn erkend, met vermelding van het voor hen uitgetrokken bedrag; ieder van hen kan gedurende genoemde termijn bij het gerecht in eerste aanleg tegen de staat van verdeling in verzet komen door indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie.
Behoudens artikel 642f, vierde lid, gaan de vorderingen van schuldeisers die, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen zijnde, deze niet ter verificatie hebben aangemeld, door het in kracht van gewijsde gaan van de staat van verdeling teniet.
Tegen de andere uitspraken waartoe de artikelen 642a tot en met 642z aanleiding geven, kan door de schuldenaar en door de verschenen schuldeisers binnen vier weken na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld, tenzij krachtens enige algemene regeling een kortere termijn van toepassing is. Dezelfde termijn geldt voor het beroep in cassatie.
TITEL 2 Procedures betreffende een nalatenschap of een gemeenschap
Zaken die behoren tot een nalatenschap of een gemeenschap waarop titel 7, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, kunnen worden verzegeld met verlof van de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de verzegeling moet plaatsvinden. De verzegeling geschiedt door een bij dit verlof aan te wijzen notaris met diens zegel. Tegen het verlof staat geen hogere voorziening open.
De artikelen 444, 444a en 444b, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien in geval van een nalatenschap een der in artikel 660, eerste lid, onderdeel a, bedoelde personen afwezig of onbekwaam is en deze geen wettelijke vertegenwoordiger heeft of een wettelijke vertegenwoordiger die afwezig is, kan het verlof tot verzegeling ook door een notaris worden verzocht of door de rechter in eerste aanleg ambtshalve worden bevolen.
Indien bij de verzegeling boeken of papieren worden gevonden, kunnen zij door de notaris worden geopend. Indien zij voor de nalatenschap of gemeenschap of de daartoe behorende goederen of schulden van belang kunnen zijn, worden zij overgebracht naar de griffie van het gerecht in eerste aanleg of naar een andere door de notaris aan te wijzen plaats, waar zij ter beschikking van de partijen blijven.
De notaris kan op verlangen en op kosten van elk der partijen de voorwerpen, boeken en papieren, alsmede de plaats waar zij zijn aangetroffen, doen fotograferen of kopiëren. Hij hecht de foto's of kopieën aan het proces-verbaal van verzegeling.
De in artikel 660, eerste lid, onderdelen a en c, ten 1, bedoelde personen en degene die de verzegeling heeft uitgelokt, worden opgeroepen om op het verzoekschrift te worden gehoord, indien zij het verlangen daartoe tijdig aan de notaris die de verzegeling heeft verricht, hebben meegedeeld, met opgave van de redenen van dit verlangen en van hun woonplaats.
De in artikel 660, eerste lid, onderdelen a en c, ten 1, bedoelde personen en degene die de verzegeling heeft uitgelokt, worden door de notaris ten minste 24 uur tevoren van het tijdstip van ontzegeling op de hoogte gesteld. Hetzelfde geldt voor de schuldeiser van de nalatenschap of gemeenschap die zijn verlangen daartoe tijdig aan de notaris heeft meegedeeld, met opgave van zijn vordering en van zijn woonplaats.
Indien alle partijen zich daarmee verenigen en het vrije beheer over hun goederen hebben, kan een voorgeschreven boedelbeschrijving plaatsvinden bij een onderhandse akte. In alle andere gevallen geschiedt zij bij notariële akte.
De rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de boedel zich geheel of voor een groot deel bevindt, kan op verzoek van een der in artikel 660, eerste lid, onderdelen a en c, ten 1, bedoelde personen of van iemand die daarbij op andere grond voldoende belang heeft, een boedelbeschrijving bevelen door een bij dat bevel aan te wijzen notaris. Tegen het bevel staat geen hogere voorziening open.
Indien de notaris het nodig oordeelt de te beschrijven zaken zelf in ogenschouw te nemen, zijn de artikelen 444, 444a en 444b, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
in geval van een notariële beschrijving, vermelding van de eed of belofte, af te leggen in handen van de notaris, van degenen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden, of het huis waarin deze zich bevinden, bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben noch weten dat iets verduisterd is.
Afdeling 4A Rechtsmiddelen tegen beschikkingen in procedures betreffende een nalatenschap
Geen andere voorziening dan cassatie in het belang der wet staat open tegen beschikkingen ingevolge:
Van de beschikkingen van de rechter in eerste aanleg ingevolge afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is gedurende vijf dagen hoger beroep op het Hof van Justitie toegelaten, behoudens voor zover het beschikkingen betreft waartegen ingevolge artikel 676a geen hogere voorziening is toegelaten.
AFDELING 5 De verdeling van een gemeenschap
Het vonnis waarbij een vordering tot verdeling van een gemeenschap wordt toegewezen, zonder dat de rechter de vaststelling van de verdeling aan zich houdt, houdt in een bevel tot verdeling ten overstaan van een notaris, alsmede, zo partijen het over de keuze niet eens zijn, de benoeming van deze notaris. De rechter die een notaris benoemt, kan de zaak wat betreft hetgeen overigens ter zake van de verdeling is gevorderd, aanhouden totdat is gebleken of de notaris partijen kan verenigen. De griffier van het gerecht dat de benoeming deed, zendt de notaris onverwijld een expeditie van de uitspraak.
Is met betrekking tot de verdeling een procedure aanhangig, dan kan de benoeming ook, op verlangen van een der partijen of ambtshalve, worden gedaan door de rechter voor wie de zaak in eerste aanleg of in hoger beroep dient, of door de rechter voor wie een getuigenverhoor of verschijning van partijen is gelast.
Indien een vordering tot verdeling, tot het gelasten van de wijze van verdeling of tot vaststelling van een verdeling niet de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap betreft, kan ieder van de opgeroepenen overeenkomstig de hem in de artikelen 179 en 185 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekende bevoegdheden eisen dat de verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap wordt bevolen of door de rechter zelf wordt vastgesteld.
Zijn een of meer partijen niet verschenen, dan doet de rechter op verzoek van degene die de eis heeft gedaan, deze aan haar betekenen met inachtneming van de voor oproeping voorgeschreven termijnen en met oproeping tegen de dag waarop degene die de eis heeft gedaan de zaak wederom ter rolle wil doen dienen.
Zijn niet allen die aan de verdeling dienen mee te werken, in het geding betrokken, dan kan ieder van de opgeroepenen de rechter verzoeken hen met overeenkomstige toepassing van het vierde lid alsnog in het geding te roepen, met betekening tevens van een afschrift van de aan hemzelf uitgebrachte oproeping met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering.
TITEL 4 Middelen tot bewaring van zijn recht
AFDELING 1 Algemene bepalingen
Voor het leggen van conservatoir beslag is verlof vereist van de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, dan wel, indien het beslag niet op zaken betrekking heeft, de schuldenaar of degene of een van degenen onder wie het beslag gelegd wordt, woonplaats heeft.
Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift, waarin de aard van het te leggen beslag en van het door de verzoeker ingeroepen recht en, zo dit recht een geldvordering is, ook het bedrag of, zo dit nog niet vaststaat, het maximum bedrag daarvan, worden vermeld, onverminderd de bijzondere vereisten door de wet gesteld voor een beslag van de soort waarom het gaat. De rechter beslist na summier onderzoek. In geval van een geldvordering stelt hij het bedrag vast waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van de kosten waarin de schuldenaar kan worden veroordeeld. Bij het verlof kan de rechter, onverminderd artikel 15, derde lid, tevens verlof verlenen het beslag te leggen op alle dagen en uren. Tegen een verlof staat geen hogere voorziening open.
Tenzij op het tijdstip van het verlof reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, wordt het verlof verleend onder voorwaarde dat het instellen daarvan geschiedt binnen een door de rechter daartoe te bepalen termijn van ten minste acht dagen na het beslag. De rechter kan de termijn verlengen, indien de beslaglegger dit voor het verstrijken van de termijn verzoekt. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open. In het geval van een beslag als bedoeld in artikel 714 of 718 moet de verlenging, om haar werking t hebben, binnen acht dagen na het tijdstip waarop de termijn zonder de verlenging zou verstrijken, schriftelijk zijn medegedeeld aan de in artikel 715 bedoelde vennootschap, onderscheidenlijk de in artikel 718 bedoelde derde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak doet het beslag vervallen.
Tenzij de wet anders bepaalt, wordt een conservatoir beslag gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften die gelden voor het leggen van executoriaal beslag tot verhaal van een geldvordering op een goed van de soort als in beslag genomen wordt. In plaats van de executoriale titel wordt in het beslagexploot het in artikel 700 bedoelde verlof van de rechter in eerste aanleg vermeld.
Zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene, en, zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze is betekend.
Wordt de eis in de hoofdzaak afgewezen en is deze afwijzing in kracht van gewijsde gegaan, dan vervalt daardoor tevens van rechtswege het beslag. Hetzelfde geldt, indien voor de tenuitvoerlegging van de beslissing in de hoofdzaak een rechterlijk bevelschrift of verlof nodig is en de beslissing waarbij dit door de rechter is geweigerd, in kracht van gewijsde is gegaan.
De opheffing wordt onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
De kosten van het beslag kunnen, al of niet in de hoofdzaak, van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was.
De bepalingen omtrent conservatoir beslag op een goed zijn van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag op een beperkt recht op of een aandeel in een zodanig goed.
De bepalingen omtrent conservatoir beslag op een goed van de schuldenaar zijn van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag op een goed waarop de schuldeiser zich kan verhalen, en dat aan een ander dan de schuldenaar toebehoort. De beslaglegger is in dit geval verplicht het beslag binnen acht dagen aan de schuldenaar te betekenen.
Wordt het beslag ten laste van de schuldenaar gelegd, dan is de beslaglegger verplicht het binnen acht dagen aan de ander te betekenen of, zo hij diens recht niet kent, onverwijld nadat hij van dat recht kennis heeft gekregen. Indien de ander, voordat acht dagen na deze betekening zijn verstreken, schriftelijk aan de deurwaarder meedeelt zich tegen het voorgenomen verhaal op zijn goed te verzetten, gaat het beslag jegens hem slechts over in een executoriaal beslag uit hoofde van een tegen hem verkregen executoriale titel om de executie te dulden.
Op verzoek van degene die verlof vraagt tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn, of die op zodanige zaken reeds beslag heeft gelegd, kan de rechter in eerste aanleg die het verlof geeft of heeft gegeven of in wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, bevelen dat zij tevens ter gerechtelijke bewaring zullen worden afgegeven aan een door de rechter aan te wijzen bewaarder.
Indien over een of meer goederen geschil bestaat aan wie van twee of meer partijen zij toekomen, kunnen zij op vordering van elk der partijen in kort geding onder bewind worden gesteld door de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, voor wie de hoofdzaak aanhangig is of die naar de gewone regels bevoegd zou zijn van de hoofdzaak kennis te nemen.
Tenzij reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, vindt onderbewindstelling slechts plaats onder voorwaarde dat deze eis binnen een door de rechter daartoe te bepalen termijn ingesteld wordt. De rechter kan de termijn verlengen, indien dit voor het verstrijken van de termijn door een der partijen of de bewindvoerder wordt verzocht. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open. Overschrijding van de termijn doet het bewind eindigen.
De rechter kan voor het bewind zodanige voorschriften geven als hij dienstig acht. Op het bewind zijn, voor zover deze voorschriften niet anders bepalen, de artikelen 433, eerste lid, 435, 436, eerste tot en met derde lid, 437, 438, eerste lid, 439, 441, eerste lid, eerste volzin, en 442 tot en met 448 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Het kan door een gezamenlijk besluit van partijen of op verzoek van een der partijen door de rechter in eerste aanleg worden opgeheven.
De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 700, derde lid, tweede volzin, 709, tweede en derde lid, 715, tweede lid, derde volzin, en 721, tweede volzin, kan ook door een deurwaarder geschieden. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.
AFDELING 2 Conservatoir beslag in handen van de schuldenaar
Verlof om conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering te leggen op roerende zaken die geen registergoederen zijn en op rechten aan toonder of order, wordt slechts verleend, indien de schuldeiser aantoont dat er gegronde vrees bestaat voor verduistering, hetzij door de schuldenaar van zijn goederen, hetzij, zo de voor het beslag vatbare goederen aan een ander dan de schuldenaar toebehoren, door deze ander van die goederen.
De eis van vrees voor verduistering geldt niet wanneer het verlof wordt verleend aan de houder van een wisselbrief, een orderbiljet of cheque, waarvan de non-betaling door protest of een voor de cheque daarmee gelijk te stellen verklaring is vastgesteld, telkens voor hetgeen deze houder te vorderen heeft van de trekker, de acceptant, de avalist en de endossanten. Ook artikel 701 is in dit geval niet van toepassing.
AFDELING 3 Conservatoir beslag op aandelen op naam, en effecten op naam die geen aandelen zijn
De bepalingen van de artikelen 474b, tweede lid, 474ba en 711, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering op aandelen op naam en effecten op naam die geen aandelen zijn.
Conservatoir beslag op aandelen op naam in een naamloze vennootschap, dan wel, in de Nederlandse Antillen, in een besloten vennootschap, of, in Aruba, in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of Aruba vrijgestelde vennootschap wordt gelegd op de wijze en met de gevolgen als bepaald in de artikelen 474c, 474d, 474e en 474f, met dien verstande dat het verlof van de rechter in eerste aanleg treedt in de plaats van de executoriale titel.
Het beslagexploot houdt in waar de hoofdzaak aanhangig is of binnen welke termijn zij blijkens het verlof ingesteld moet worden. Is nog geen eis in de hoofdzaak ingesteld, dan is de beslaglegger verplicht binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van het bewijs van instellen, met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van het verzoekschrift, of, zo de eis op andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij dit geschiedde, aan de vennootschap te betekenen. De rechter kan deze termijn op verzoek van de beslaglegger verlengen, in dier voege dat de verlenging om haar werking te hebben binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn schriftelijk aan de vennootschap moet zijn medegedeeld. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten.
Ten aanzien van de baten uit in beslag genomen aandelen op naam voortvloeiende geldt het beslag als een beslag onder de vennootschap. Van deze baten doet de vennootschap verklaring aan de rechter in eerste aanleg alvorens deze de beschikking bedoeld in artikel 474g geeft. Bij deze beschikking wordt tevens beslist omtrent de deugdelijkheid van deze verklaring, en wordt de afgifte van de baten aan de deurwaarder gelast, mits alle kosten aan de zijde van de vennootschap ter zake van de deugdelijk bevonden verklaring worden vergoed.
De bepalingen van de artikelen 715 en 716 zijn voor zover mogelijk eveneens van toepassing op andere aandelen op naam dan in een naamloze vennootschap, besloten vennootschap, vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of Aruba vrijgestelde vennootschap en op effecten op naam die geen aandelen zijn.
AFDELING 4 Conservatoir beslag onder derden
Een schuldeiser kan onder derden conservatoir beslag leggen op de in artikel 475 bedoelde goederen.
De artikelen 475a tot en met 475i, 476a en 476b, 479 en 479a zijn van overeenkomstige toepassing. In het geval van artikel 475a, derde lid, moet de vordering waarop het beslag wordt gelegd, in het verzoekschrift waarbij verlof van de rechter in eerste aanleg wordt gevraagd, uitdrukkelijk worden omschreven.
De beslaglegger is op straffe van nietigheid van het beslag verplicht om, zo de eis in de hoofdzaak na het beslag wordt ingesteld, binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van het bewijs van instellen met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering of, zo de eis op andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij de instelling is geschied, aan de derde te betekenen. De rechter in eerste aanleg kan deze termijn op verzoek van de beslaglegger verlengen, in dier voege dat de verlenging om haar werking te hebben binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn schriftelijk aan de derde moet zijn meegedeeld. Tegen de beschikking staat geen hogere voorziening open.
De betekening aan de derde, voorgeschreven in artikel 704, eerste lid, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de door de derde gedane betalingen van waarde zijn.
Afdeling 5A Conservatoir beslag op de rechten uit een sommenverzekering
Een schuldeiser kan conservatoir beslag leggen op de rechten die voor de verzekeringnemer voortvloeien uit een sommenverzekering. Voorts kan in de gevallen, bedoeld in artikel 479ka, eerste lid, conservatoir beslag worden gelegd ten laste van degene die tot het ontvangen van een uitkering uit sommenverzekering is aangewezen. De artikelen 479kb, eerste lid, 479kc, 479m, tweede en derde lid, 479o, eerste lid, 479p, eerste lid, eerste volzin, en 479r, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Het beslag wordt onder de verzekeraar gelegd op de wijze en met de gevolgen als in afdeling 4 is bepaald, tenzij de rechten van de verzekeringnemer of de begunstigde aan toonder of order zijn gesteld. In het geval, bedoeld aan het slot van de eerste volzin, wordt het beslag gelegd op de wijze en met de gevolgen als in afdeling 2 is bepaald.
AFDELING 6 Conservatoir beslag op onroerende zaken
Indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 711, eerste en tweede lid, voor het verlof worden gesteld, kan ook verlof verleend worden om beslag te leggen op een of meer bepaald aan te wijzen onroerende zaken.
AFDELING 6A Conservatoir beslag op schepen
Tot het geven van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op schepen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied het schip wordt verwacht. Artikel 711, eerste lid, is niet van toepassing. Artikel 712 is evenmin van toepassing, tenzij het beslag is gelegd op een schip als bedoeld in artikel 576. Artikel 444 is van overeenkomstige toepassing.
Indien het beslag is gelegd op een schip dat teboekstaat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, en de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.
AFDELING 6B Conservatoir beslag op luchtvaartuigen
Deze afdeling geldt uitsluitend voor in het in artikel 1302 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register teboekstaande luchtvaartuigen en voor luchtvaartuigen van de nationaliteit van een vreemde staat ten aanzien waarvan het op 29 mei 1933 te Rome gesloten verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige bepalingen inzake conservatoir beslag op luchtvaartuigen (Stb. 1938, 12) van kracht is.
Voor beslag zijn niet vatbaar:
elk ander luchtvaartuig dat dient voor het vervoer van personen of zaken tegen betaling, wanneer het gereed staat voor zulk een vervoer te vertrekken, behalve indien het beslag wordt gelegd voor een schuld, aangegaan ten behoeve van de reis die het luchtvaartuig op het punt staat te ondernemen, of voor een vordering die tijdens de reis is ontstaan.
Wanneer bij het aanbieden van zekerheid ter voorkoming van beslag geschil ontstaat over het bedrag of de aard van de te stellen zekerheid, beslist de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied het luchtvaartuig zich bevindt, op verzoek van de meest gerede partij, na verhoor of behoorlijke oproeping.
Indien het beslag is gelegd op een in het register teboekstaand luchtvaartuig en de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.
AFDELING 7 Conservatoir beslag tot afgifte van zaken en levering van goederen
Ieder die recht heeft op afgifte van een roerende zaak of levering van een goed, of die zodanig recht door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding kan verkrijgen, kan deze zaak of dit goed ter bewaring van dit recht in beslag nemen.
Betreft het recht op afgifte een of meer naar de soort bepaalde zaken, dan neemt de deurwaarder een aan dat recht beantwoordende hoeveelheid zaken van die soort in beslag, uit te kiezen door de deurwaarder, tenzij de beslagene tijdig een redelijke andere keuze doet.
Betreft het recht op afgifte te velde staande vruchten of beplantingen van een onroerende zaak, dan kan uit dien hoofde beslag worden gelegd overeenkomstig artikel 494.
Een beslag als bedoeld in de artikelen 730 tot en met 734, gelegd ter verkrijging van levering van een goed, blijft van kracht, totdat hetzij de levering heeft plaatsgevonden, hetzij zes maanden zijn verstreken nadat in de hoofdzaak een beslissing is verkregen die een executoriale titel oplevert, en die in kracht van gewijsde is gegaan.
Wordt op een goed zowel een beslag als bedoeld in deze afdeling, als een beslag tot verhaal van een geldvordering gelegd, dan geldt eerstbedoeld beslag, zo nodig, tevens als een conservatoir beslag, gelegd tot verhaal van de vordering tot vervangende schadevergoeding wegens uitblijven van afgifte of levering.
Een beslag tot verhaal van een vordering tot vervangende schadevergoeding wegens het uitblijven van afgifte of levering kan niet tegen de legger van een beslag tot verkrijging van afgifte of levering van dezelfde zaak of hetzelfde goed worden ingeroepen, indien deze andere goederen van de beslagene aanwijst die voor de vordering voldoende verhaal bieden.
AFDELING 8 Conservatoir beslag tegen schuldenaren zonder bekende woonplaats hier te lande
Indien de schuldenaar geen bekende woonplaats hier te lande heeft, kan hier te lande overeenkomstig de voorgaande afdelingen beslag worden gelegd, zonder dat vrees voor verduistering behoeft te worden aangetoond.
De beslaglegger is van rechtswege bewaarder van de in beslag genomen zaken indien deze zich onder hem bevinden en, zo niet, dan kan daarover naar de regels inzake executoriaal beslag een gerechtelijke bewaarder worden aangesteld.
Bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel hier te lande te verkrijgen, kan de eis in de hoofdzaak, de vordering ter zake van de beslagkosten daaronder begrepen, worden ingesteld voor de rechter in eerste aanleg die het verlof tot het gelegde of het tegen zekerheidstelling voorkomen of opgeheven beslag heeft verleend. In geval van verlof tot beslag onder een derde geldt dit alleen indien het goed waarop beslag zal worden gelegd, in het verzoekschrift uitdrukkelijk is omschreven.
Indien echtgenoten of gewezen echtgenoten gehuwd zijn of waren in een gemeenschap van goederen, kan ieder van hen de rechter in eerste aanleg verzoeken hem verlof te verlenen tot verzegeling, boedelbeschrijving en waardering van goederen der gemeenschap, alsmede tot het leggen van conservatoir beslag op goederen der gemeenschap.
Indien nog geen verzoek tot opheffing van de gemeenschap, tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan, is de in artikel 700 aangewezen rechter in eerste aanleg bevoegd. Is een zodanig verzoek reeds gedaan, dan is bevoegd de rechter in eerste aanleg bij wie dat verzoek aanhangig is of laatstelijk was.
Op het beslag zijn de bepalingen inzake conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen vermelding van een bedrag wordt vereist, en dat als hoofdzaak geldt het verzoek tot opheffing van de gemeenschap respectievelijk tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, alles behoudens voor zover daarvan in de volgende artikelen niet wordt afgeweken.
In geval van een beslag op een onroerende zaak is artikel 505, derde lid, niet van toepassing.
De rekenplichtige deponeert de rekening met de daarbij behorende bescheiden ter griffie, waar deze ter inzage van de belanghebbenden ligt. Dit depot wordt in het exploot van oproeping vermeld.
Artikel 82, eerste en tweede lid, is van toepassing, met dien verstande dat de rechter, indien tegen een of meer gedaagden verstek is verleend, ambtshalve de rechtmatigheid en de gegrondheid van de vordering onderzoekt.
Wordt tegen alle belanghebbenden verstek verleend, dan onderzoekt de rechter ambtshalve de rechtmatigheid en de gegrondheid van de vordering. Indien dit onderzoek niet leidt tot afwijzing van de vordering, stelt de rechter het saldo aan de hand van de overgelegde bescheiden vast en sluit hij de rekening. Tegen dit vonnis staat geen verzet open.
TITEL 6 Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht
AFDELING 1 Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken
Ter zake van de instelling en opheffing van curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap worden onder belanghebbenden bovendien verstaan: de echtgenoot of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zussen van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.
Onverminderd artikel 429d, eerste lid, bevat een verzoekschrift de namen en, voor zover bekend, de voornamen en de woonplaats van de belanghebbenden, alsmede van anderen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn.
Tenzij de rechter aanstonds een beschikking geeft waarbij hij zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, wordt aan de belanghebbenden, voor zover hun woonplaats bekend is, een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende bescheiden toegezonden en worden de belanghebbenden opgeroepen voor de behandeling. Is de woonplaats niet bekend, dan wordt bij de oproeping het verzoek kort aangeduid.
Een beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige kan alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikking verliest haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.
In zaken van levensonderhoud wordt in de oproeping van de belanghebbenden een termijn vermeld, waarbinnen deze een verweerschrift kunnen indienen. Indien binnen die termijn geen verweerschrift wordt ingediend, kan, tenzij de artikelen 809 en 810 toepassing vinden, een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven.
Indien een verzoeker, een belanghebbende of een ander wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, en die moet worden ondervraagd, hier te lande verblijft, doch buiten staat is zich naar het gerechtsgebouw te begeven, kan de ondervraging op diens verblijfplaats geschieden.
De rechter kan in elke stand van de zaak aan iedere verzoeker en belanghebbende bevelen de gegevens en bewijsstukken te verstrekken waarvan hij de kennisneming nodig acht.
Op de procedure in hoger beroep zijn de artikelen 799 tot en met 803a van overeenkomstige toepassing.
Tegen beschikkingen ingevolge:
staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.
In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, beslist de rechter niet dan na de minderjarige van twaalf jaren of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken, tenzij het naar het oordeel van de rechter een zaak van kennelijk ondergeschikt belang betreft. De rechter kan minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt, in de gelegenheid stellen hem hun mening kenbaar te maken op een door hem te bepalen wijze. Hetzelfde geldt in zaken betreffende het levensonderhoud van minderjarigen.
In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap is de eerste volzin van het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onder curatele te stellen of gestelde persoon, ten aanzien van degene wiens goederen het betreft, alsmede ten aanzien van de persoon ten behoeve van wie mentorschap is verzocht of is ingesteld.
Indien de gelegenheid waarop de minderjarige zijn mening kenbaar kan maken, niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, kan de rechter een beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige geven zonder toepassing van het eerste lid. Deze beschikking verliest haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de minderjarige binnen deze termijn in de gelegenheid is gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Indien de zaak evenwel de ondertoezichtstelling van een minderjarige betreft, de toepassing of overeenkomstige toepassing van de artikelen 260, 261, 262 en 263, eerste tot en met vierde lid, onderdeel a, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder niet begrepen, dan wel de ontheffing of ontzetting van het ouderlijk gezag of van de voogdij, beslist de rechter niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping daartoe van de voogdijraad.
Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden.
Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de artikelen 253s, 262, 263, 326 en 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zo nodig met behulp van de sterke arm.
De dienaar der openbare macht die door het openbaar ministerie is aangewezen om de medewerking te verlenen, dan wel medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van de bevelen, gegeven door de officier van justitie ingevolge de artikelen 241, 272 en 332 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
AFDELING 2 Rechtspleging in scheidingszaken
§ 1. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed
Met betrekking tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en daarmee verband houdende verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening of een nevenvoorziening, alsmede met betrekking tot de geldigheid en nietigheid van huwelijken, komt aan de rechter rechtsmacht toe, indien ten tijde van de indiening van het verzoekschrift:
Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.
In afwijking van artikel 429f, eerste lid, kan een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven, indien er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken en er, indien het een verzoek van een der echtgenoten betreft, niet tijdig verweer is gevoerd.
Betreft het een gemeenschappelijk verzoek, dan kan de rechter de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.
In afwijking van artikel 429n, tweede lid, kan een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen, tegen een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen, hoger beroep instellen binnen zes weken na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen zes weken nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk is bekendgemaakt.
De openlijke bekendmaking geschiedt door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in het nieuwsblad waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst. Het uittreksel bevat de dagtekening van de beschikking en de aanduiding van de rechter die haar heeft gewezen, alsmede de naam, voornamen en woonplaats van ieder der echtgenoten.
Indien een echtgenoot slechts hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingesteld tegen een beslissing omtrent nevenvoorzieningen, kan de andere echtgenoot na het verstrijken van de voor het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel geldende termijn of na berusting geen beroep meer instellen tegen de uitspraak, voor zover daarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen.
In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan elke echtgenoot bij verzoekschrift voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823, vragen. Een voorlopige voorziening kan worden gevraagd tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 haar kracht verliest.
De rechter kan bij beschikking voor de duur van het geding:
bepalen aan welke echtgenoot ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen zal worden toevertrouwd, waarbij tevens, indien het kind niet reeds in de macht van die echtgenoot is, de afgifte van dat kind aan hem zal worden bevolen, en bovendien het bedrag bepalen dat de andere echtgenoot voor de verzorging en opvoeding van ieder van de kinderen moet betalen;
De rechter is bevoegd op verzoek van een echtgenoot of van de voogdijraad een kind onder toezicht te stellen als bedoeld in artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Op een verzoek van de echtgenoten of van één van hen kunnen beschikkingen als bedoeld in de artikelen 822 en 823, door de rechter in eerste aanleg die of het Hof van Justitie dat de beschikking heeft gegeven, worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd, of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Artikel 821, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, bedoeld in artikel 429l, van de bescheiden die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, worden aangemerkt de echtgenoten, met dien verstande dat in zaken betreffende minderjarigen artikel 811 van toepassing is.
De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:
de voorlopige voorzieningen, bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel e, hun kracht behouden totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 157 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, bij toewijzing voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt, dan wel bij afwijzing in kracht van gewijsde gaat.
Indien de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, kan de rechter als nevenvoorziening:
een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met d treffen, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 809, eerste lid, 810, 811 en 812 van toepassing, en komt, in afwijking van artikel 429n, het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voor zover deze tot het gezag bevoegd zijn, alsmede aan de voogdijraad.
TITEL 7 Enige bijzondere rechtsplegingen
AFDELING 1 Afschrift, uittreksel en inzage van akten en andere bewijsmiddelen
Niettemin mag aan een persoon die niet partij in de zaak is geweest, uitgifte van het vonnis in een strafzaak niet geschieden zonder machtiging van de rechter die, of van de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie dat het vonnis geveld heeft; het verzoek daartoe mag alleen worden toegestaan op het bewijs dat de verzoeker daarbij belang heeft.
De partij die zich een tweede of verdere grosse wil doen afgeven, dient daartoe een verzoekschrift in bij de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de bewaarder zijn woonplaats heeft. De rechter beveelt, zo nodig, aan de bewaarder om op een bepaalde dag en uur de afgifte te doen en aan de belanghebbende partijen om bij de afgifte tegenwoordig te zijn. Aan de voet van de tweede of verdere grosse wordt melding gemaakt van dat bevelschrift, alsmede de som waarvoor het stuk ten uitvoer kan worden gelegd, indien de schuldvordering gedeeltelijk is voldaan of afgestaan.
Aan dezelfde partij mag een tweede of verdere uitgifte in executoriale vorm van een vonnis alleen gedaan worden krachtens een bevelschrift van de rechter in eerste aanleg die, of van de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie dat het gewezen heeft; hieromtrent moeten daarenboven de vormen die voorgeschreven zijn ter bekoming van tweede of verdere grossen van akten, in acht worden genomen.
Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden of andere gegevensdragers aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden of andere gegevensdragers te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
Degene die de bescheiden of andere gegevensdragers te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Hij die een schriftelijk bewijsmiddel heeft verloren, kan van degene die de beschikking heeft over bescheiden of andere gegevensdragers die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had, of die zodanige bescheiden of andere gegevensdragers onder zijn berusting heeft, vorderen daarvan te zijnen behoeve, op zijn kosten, voor zover nodig, inzage, afschrift, of uittreksel te verschaffen.
AFDELING 2 Gerechtelijke bewaring
Behalve in de andere in de wet vermelde gevallen kan een zaak in gerechtelijke bewaring worden gesteld op een in kort geding gegeven bevel van de rechter in eerste aanleg.
De rechter die de gerechtelijke bewaring van een bepaalde zaak beveelt, kan iedere daartoe geschikte persoon die bereid is deze benoeming te aanvaarden, als gerechtelijke bewaarder van die zaak aanwijzen. Hetzelfde geldt voor de deurwaarder die gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een zaak in bewaring te geven krachtens artikel 446, en die ter plaatse geen voor zodanige zaken aangewezen gerechtelijke bewaarder tegen een redelijk loon tot de bewaring bereid vindt.
Degene die gerechtelijke bewaring verlangt van een roerende zaak die geen registergoed is, geeft bij de inbewaringgeving aan de bewaarder de wettelijke bepaling of het rechterlijk bevel op uit hoofde waarvan de bewaring zal geschieden. De bewaarder geeft hem een ontvangstbewijs waarop deze bepaling of dit bevel is vermeld.
De gerechtelijke bewaring van een zaak geschiedt op de voorwaarden die door de bewaarder gewoonlijk voor zaken van dezelfde soort worden overeengekomen, of, bij gebreke daarvan, volgens de regels die krachtens het Burgerlijk Wetboek op de overeenkomst van toepassing zijn, telkens tenzij de rechter die de gerechtelijke bewaring beveelt, anders bepaalt.
De inbewaringstelling kan aldus geschieden dat de bewaarder de zaak mag afgeven aan degene tegen wie de bewaring zich richt, mits deze tevoren aan zijn verplichtingen jegens de bewaargever heeft voldaan. Van een zodanig beding wordt melding gemaakt in de mededeling, bedoeld in artikel 855, tweede lid.
De rechter in eerste aanleg kan op verzoek van de bewaarder of een belanghebbende de voorwaarden vaststellen of wijzigen of een gerechtelijke bewaarder aanwijzen die de gerechtelijke bewaring van de oorspronkelijke zal overnemen. De indiening van het verzoekschrift kan ook door de deurwaarder geschieden, voor zover de bewaring haar grond vindt in een beslag.
Wanneer de kosten van de bewaring niet op tijd aan de bewaarder worden voldaan, kan deze op een door de rechter in eerste aanleg op zijn verzoek te bepalen wijze het in bewaring gestelde verkopen; de opbrengst treedt voor het in bewaring gestelde in de plaats en wordt, na aftrek van de kosten van bewaring en van de verkoop, ten behoeve van belanghebbenden in de consignatiekas gestort.
Indien degene die de zaak in bewaring heeft doen geven, in verband daarmee ten aanzien van de zaak een verzekering heeft gesloten, kan hij de door hem betaalde premies en kosten op dezelfde voet als de kosten van de bewaring terugvorderen van degenen die jegens hem voor die kosten aansprakelijk zijn, tenzij het niet redelijk was om de verzekering te sluiten.
Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de rechter in eerste aanleg die de bewaring heeft bevolen of in wiens rechtsgebied de zaken zich bevinden. De rechter in eerste aanleg bepaalt, desverlangd, aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
AFDELING 3 Rechterlijke bevelen tot betaling
Het verzoek kan alleen geschieden ten aanzien van een schuldenaar die een bekende woon- of verblijfplaats hier te lande heeft. Geldt het verzoek een openbare vennootschap, dan moet hetzij ten minste een van de vennoten of een van de beherende vennoten een bekende woon- of verblijfplaats hier te lande hebben, hetzij het kantoor van de vennootschap hier te lande gevestigd zijn.
De schuldeiser dient het verzoekschrift tot uitvaardiging van het rechterlijk bevel tot betaling, onder gelijktijdige overlegging van drie afschriften, in ter griffie van het gerecht in eerste aanleg in het rechtsgebied waarin de schuldenaar zijn woon- of verblijfplaats heeft, dan wel in het geval, bedoeld in artikel 862, derde lid, tweede volzin, ter griffie van het gerecht in eerste aanleg in het rechtsgebied waarin de vennoot zijn woon- of verblijfplaats heeft of het kantoor van de vennootschap is gevestigd.
Verzoekschriften die niet aan de in het eerste en tweede lid gestelde vereisten voldoen, worden aan de schuldeiser of diens gemachtigde met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen ter verbetering of aanvulling teruggezonden en in afwachting daarvan niet aangetekend in het register, bedoeld in artikel 874.
Indien de schuldenaar tegenspraak wenst te voeren, dient hij een schriftelijk antwoord in binnen drie weken na de dag der verzending van het afschrift van het verzoekschrift, onder gelijktijdige overlegging van een afschrift van zijn antwoord. De rechter kan deze termijn op verzoek van een der partijen of ambtshalve verlengen.
Indien de schuldenaar binnen de gestelde termijn antwoordt en uit zijn antwoord blijkt dat hij geen tegenspraak wenst te voeren, vaardigt de rechter, tenzij het verzoek hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt en hij om die reden afwijzend beschikt, een rechterlijk bevel tot betaling uit. Indien uit het antwoord blijkt dat de schuldenaar slechts voor een gedeelte tegenspraak wenst te voeren, kan de rechter voor het overige gedeelte een rechterlijk bevel tot betaling uitvaardigen.
Indien de schuldenaar binnen de gestelde termijn antwoordt en uit zijn antwoord blijkt dat hij tegenspraak wenst te voeren, en indien voorts de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, verwijst de rechter, tenzij het verzoek hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt en hij om die reden afwijzend beschikt, de zaak, behoudens voor het gedeelte waarover reeds beslist is ingevolge artikel 867, eerste lid, tweede volzin, op een termijn van ten minste acht dagen naar een gewone terechtzitting van zijn gerecht. Tegen de in dit lid bedoelde beschikkingen staat geen hogere voorziening open.
Het stuk wordt geacht de geadresseerde te hebben bereikt, indien hij heeft geweigerd het in ontvangst te nemen, dan wel indien hij heeft nagelaten een voor hem bestemd stuk binnen de door de dienst der posterijen gestelde termijn ten postkantore in ontvangst te nemen. De griffier verzendt het stuk alsdan bij gewone brief.
AFDELING 4 Toelating om kosteloos te procederen
Tenzij de rechter reeds bij voorraad bevindt dat de voorgenomen vordering of verdediging klaarblijkelijk van alle grond is ontbloot, onderzoekt hij of genoegzaam blijkt van het onvermogen van de verzoeker om de proceskosten te betalen; hij staat in dat geval het verzoek toe.
De toelating om kosteloos te procederen, al de akten die daaraan zijn voorafgegaan, alsmede de bij het verzoek overgelegde stukken zijn vrij van zegel.
Het gevolg van de verleende toelating om kosteloos te procederen is dat de gerechtelijke akten van de zijde van de verkrijger vrij van zegel zijn en kosteloos worden geregistreerd, alsmede dat aan hem het salaris van deurwaarders aan zijn zijde gevallen, niet in rekening mag worden gebracht.
Indien de wederpartij van de verkrijger van de toelating in het ongelijk gesteld en vervolgens in de kosten verwezen wordt, mogen de salarissen van deurwaarders op haar worden verhaald, alsof er niet kosteloos zou zijn geprocedeerd.
Indien daarentegen de verkrijger van de toelating bij eindvonnis in het ongelijk gesteld en in de kosten verwezen wordt, staat het de wederpartij vrij om op hem de kosten, van haar zijde gevallen, zo mogelijk, te verhalen.
Indien in het algemeen een behoeftige als in deze titel bedoeld, buiten eigenlijk rechtsgeding, enige rechterlijke machtiging, goedkeuring of andere rechterlijke beschikking op eenvoudige verzoekschriften of andere aanvragen nodig heeft, is hij bevoegd om zijn daartoe strekkende verzoekschrift, vergezeld van het bewijs van onvermogen, bedoeld in artikel 878, op ongezegeld papier in te dienen; de beschikking daarop is vrij van zegel en wordt vrij van alle andere kosten aan hem uitgereikt.
Armeninrichtingen, besturen van gods- en gasthuizen, benevens de kerkbesturen der verschillende godsdienstige gezindheden hier te lande, zijn bevoegd om op gelijke wijze en met gelijk gevolg als in deze titel ten aanzien van onvermogenden is bepaald, kosteloze toelating te vragen en te verkrijgen; zij zijn echter niet verplicht om een bewijs van onvermogen over te leggen.
TITEL 9 De formaliteiten, vereist voor de tenuitvoerlegging van in vreemde Staten totstandgekomen executoriale titels
AFDELING 1 Algemene bepalingen
Indien een beslissing, gegeven door de rechter van een vreemde Staat, hier te lande uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens de wet, wordt zij niet ten uitvoer gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. De zaak zelf wordt niet aan een nieuw onderzoek onderworpen. Tot de kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof zijn bevoegd de rechter in eerste aanleg in wiens rechtsgebied de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft en die in wiens rechtsgebied de tenuitvoerlegging wordt verlangd.
De rechter in eerste aanleg kan legalisatie van het afschrift van de beslissing en van de overige in het tweede lid bedoelde stukken verlangen. Hij kan tevens eisen dat de beslissing en de overige overgelegde stukken worden vertaald in het Nederlands, en dat deze vertaling voor eensluidend wordt verklaard hetzij door een hier te lande toegelaten beëdigde vertaler, hetzij door een beëdigde vertaler, toegelaten in het land waar de beslissing is gegeven, hetzij door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van bedoeld land hier te lande.