Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 11, 21 en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs |
Citeertitel | Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o. |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 25 november 1985, gepubliceerd in P.B. 1985, no. 155, en in werking getreden op 1 januari 1986, met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 1968.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Landsverordening voorgezet onderwijs, artikel 11, 21 en 29
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 588 | n.v.t. |
HOOFDSTUK II Toelating; voorwaardelijke bevordering; verwijdering
Het bevoegd gezag beslist over de toelating en stelt daartoe een toelatingscommissie in, bestaande uit de rector of directeur, of een door deze aan te wijzen persoon, en ten minste twee leraren van de school. Van de toelatingscommissie kunnen tevens lid zijn hoofden en onderwijzers van scholen voor funderend onderwijs.
Indien het bevoegd gezag twee of meer scholen voor voortgezet onderwijs beheert, kan het voor alle of voor een aantal van deze scholen een gemeenschappelijke toelatingscommissie instellen. Een gemeenschappelijke toelatingscommissie kan ook worden ingesteld door meer dan één bevoegd gezag. In deze gevallen behoeven niet alle rectoren of directeuren, of de door deze aan te wijzen personen, van die scholen noch leraren van elke school daarin zitting te hebben. Het tweede en derde lid van dit artikel zijn hier van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van het eerste lid kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11c van de Landsverordening voortgezet onderwijs, als leerling tot het eerste leerjaar van de afdeling voor arbeidsgericht onderwijs aan een school voor v.s.b.o. worden toegelaten, hij die ten minste acht jaren basisonderwijs heeft gevolgd.
Een leerling die wordt toegelaten tot het eerste leerjaar van een school voor v.s.b.o. volgt onderwijs in een van de in artikel 11 van de Landsverordening voortgezet onderwijs genoemde leerwegen, tenzij hij redelijkerwijs niet mag worden geacht het onderwijs in één van die leerwegen met een diploma te kunnen afronden, in welk geval de leerling, met inachtneming van artikel 11c van de voornoemde landsverordening, wordt geplaatst op een afdeling voor arbeidsgericht onderwijs.
De resultaten van het onderzoek worden ter beschikking gesteld van de ouders en de toelatingscommissie, bedoeld in artikel 2. Bij de resultaten van het onderzoek wordt voor iedere leerling aangegeven of hij geschikt is voor het volgen van onderwijs aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan een school voor v.w.o.
De leerling die tot het eerste leerjaar van een school is toegelaten, kan zonder nader onderzoek worden toegelaten tot het eerste leerjaar van een andere school.
Indien een leerling, komende van een ander soort school voor voortgezet onderwijs, toelating tot het tweede leerjaar of een hoger leerjaar vraagt, verzoekt de rector onderscheidenlijk de directeur inlichtingen omtrent de schoolloopbaan, de schoolvorderingen, de aanleg, de belangstelling en de lichamelijke gesteldheid van de leerling aan de rector onderscheidenlijk de directeur van de school die de leerling laatstelijk heeft bezocht.
In afwijking van het tweede lid, wordt een leerling die in het bezit is van een diploma v.s.b.o. in de theoretisch kadergerichte leerweg en een voldoende heeft behaald voor een vak als bedoeld in artikel 20, zesde lid, dan wel van een diploma m.a.v.o. tot het vierde leerjaar van een school voor h.a.v.o. zonder de overeenstemming, bedoeld in het tweede lid, toegelaten.
Indien het verzoek tot toelating, bedoeld in het eerste lid, betreft een leerling komende van een school buiten Sint Maarten, dan wordt deze leerling, na overleg met de inspecteur, bij toelating geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs naar verwachting met voldoende resultaat zal kunnen volgen.
Een leerling, komende van een gelijksoortig schooltype, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op de afleverende school het onderwijs had mogen volgen.
Indien een leerling aan het einde van het eerste of tweede leerjaar van de basisvorming de vakken waarin hij gedurende het eerste onderscheidenlijk het tweede jaar onderwijs heeft gevolgd, in onvoldoende mate beheerst, kan de directeur onderscheidenlijk de rector, na overleg met de inspecteur, slechts in bijzondere gevallen de beslissing nemen de leerling het leerjaar te laten overdoen.
Het bevoegd gezag kan onder opgaaf van redenen tot definitieve verwijdering van een leerling overgaan, nadat zijn ouders, voogden of verzorgers in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord.
Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.
HOOFDSTUK III Inrichting van het onderwijs
De leerlingen van de eerste twee leerjaren van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. volgen gedurende die twee jaren onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die twee jaren tezamen wekelijks ten minste het aantal lessen dat in de tabel is aangegeven:
§ 2. Profielvoorbereidend onderwijs
Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde
normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met twee van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
een kunstvak (beeldende vorming, muziek, dans of drama) of Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur |
met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
Door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen van het vrije deel, bedoeld in de artikelen 19, negende lid, onderdeel b, en 19a, achtste lid, onderdeel c, hebben een normatieve studielast van 40 uren of een geheel veelvoud daarvan. Het bevoegd gezag kan, met toestemming van de inspecteur, indien de aard van een ander programmaonderdeel daartoe noodzaakt, de studielast van dat andere programmaonderdeel in afwijking van de eerste volzin vaststellen op minder dan 40 uren.
Indien het bevoegd gezag bij de vaststelling van vakken en andere programmaonderdelen andere instellingen of deskundige personen van buiten de school betrekt, kan het onderwijs in die vakken en andere programmaonderdelen, onverminderd de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor het onderwijs aan de school, de inspecteur gehoord, mede worden verzorgd door die andere instellingen of deskundige personen.
§ 4. Voorbereidend secundair beroepsonderwijs
Gedurende het derde en vierde leerjaar volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de praktisch basisgerichte, praktisch en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel onderwijs in de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken volgen zij in het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de in onderstaande tabel voor elke leerweg aangegeven aantallen lessen:
In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. waar de Engelse taal de instructietaal is, in respectievelijk de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel ten minste respectievelijk zes, vijf en vier lessen in het vak Nederlandse taal.
Onverminderd het derde en vierde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in de sectoren techniek, zorg en welzijn en economie gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs in de per sector aangegeven vakken of sectorprogramma’s. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak of sectorprogramma aangegeven aantallen lessen:
De leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de theoretisch kadergerichte leerweg kunnen op hun verzoek gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs volgen in ten minste een van de navolgende voor hun sector aangegeven vakken. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak aangegeven aantallen lessen:
De leerlingen van alle leerwegen volgen gedurende het derde en vierde leerjaar in alle vakken tezamen ten minste 64 en ten hoogste 72 wekelijkse lessen. In geval van een keuzevak als bedoeld in het zesde lid, wordt het maximaal aantal wekelijkse lessen, genoemd in de eerste volzin, verhoogd met twee wekelijkse lessen.
In afwijking van artikel 20, negende en tiende lid, omvat de stage voor leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs ten hoogste de helft van de som van de wekelijkse lessen, met dien verstande dat de stage van leerlingen die jonger zijn dan 16 jaar, ten hoogste vier vijfde deel van de som van de wekelijkse lessen vormt.
§ 4A. Godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijke vorming
Indien het bevoegd gezag dat wenst, volgen de leerlingen in het eerste tot en met derde leerjaar van een school voor v.w.o. en h.a.v.o., en voor alle leerjaren in het v.s.b.o. wekelijks ten hoogste twee lessen godsdienstonderwijs dan wel levensbeschouwelijke vorming, met dien verstande dat de in de artikelen 16, 17 en 20 genoemde maximum aantallen wekelijkse lessen in acht worden genomen.
§ 7. Splitsing en samenvoeging van klassen en vorming van groepen
Het aantal klassen van een school wordt voor de bepaling van de waarde van n berekend door de som te bepalen van de naar boven op de naastbijgelegen gehele getallen afgeronde quotiënten die worden verkregen door het aantal leerlingen van elk leerjaar van die school te delen door 30. In afwijking van de eerste volzin is in geval van arbeidsgericht onderwijs het quotiënt 16.
In bijzondere gevallen kan de minister, de inspecteur gehoord, toestemming verlenen om van het hierboven bepaalde af te wijken.
In afwijking van het tweede en derde lid is het toegestaan bij het onderwijs aan scholen voor v.s.b.o. in de sectorprogramma's metaal, bouw en motorvoertuigentechniek respectievelijk de sectorprogramma's instalectro en hospitality klassen of groepen te vormen van ten hoogste 10 respectievelijk 12 leerlingen, indien de veiligheid van de leerlingen dit vereist.
Indien het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen groter is dan 24, wordt het maximaal toegestane totaal aantal leraarlessen vastgesteld op het naar boven afgerond quotiënt van het totaal aantal leerlinglessen en het getal 24.
Bij de toepassing van de voorgaande en de volgende artikelen wordt tot grondslag genomen het gemiddeld aantal leerlingen dat op 1 juni van het afgelopen schooljaar en op 1 september van het desbetreffende schooljaar als werkelijk schoolgaand bekend stond.
Indien twee of meer scholen, genoemd in artikel 26, derde lid, tot een scholengemeenschap zijn verenigd, worden deze scholen voor de toepassing van de voorgaande artikelen van deze paragraaf als één school aangemerkt, met dien verstande dat:
Indien van een school voor v.w.o. de hoogste drie leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 0.
Indien van een zodanige school uitsluitend de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 10. Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 20.