Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening houdende voorschriften ter verhoging van de veiligheid aan boord van enige schepen, niet vallende onder de Schepenwet |
Citeertitel | Landsverordening veiligheidsvoorschriften voor kleine schepen |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend14 november 1961, gepubliceerd in P.B. 1961, no. 185, en in werking getreden op 23 november 1961.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Artikel 4a ingevoegd bij P.B. 1997, no. 237 en vervolgens nieuw artikel 4a en 4b ingevoegd bij P.B. 2007, no. 18 waardoor kennelijk oude artikel 4a vernummerd moet worden tot artikel 4c. Deze wijziging en invoeging ex P.B. 2007, no. 18 treden pas inwerking met ingang van een bij landsbesluit te bepalen tijdstip. Dit landsbesluit is er echter nog steeds niet (wel is er voor een aantal wijzigingen t.g.v. Landsverordening. Maritiem Beheer de inwerkingtreding bij P.B. 2008, no. 1 bepaald; de bedoelde wijzigingen vallen hier niet onder). Bijgaand de (nog niet geldige) wijzigingen:
Art. 4a.
Met inachtneming van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, Nr.144), zoals herzien te Londen op 7 juli 1995 (Trb. 1996, Nr. 249), worden bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorschriften gegeven aangaande de bemanning van schepen, waarvoor een certificaat van deugdelijkheid is afgegeven als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Art. 4b.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen voorschriften van deze landsverordening, alsmede voorschriften die krachtens deze landsverordening worden gegeven, van overeenkomstige toepassing worden verklaard op schepen onder buitenlandse vlag waarmee werkzaamheden worden verricht in de binnenwateren of in de territoriale wateren behorende tot Sint Maarten.
Onbekend
Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 27 november 1961 (P.B. 1961, 206)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Art. 7 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | Geconsolideerde tekst (GT) | 28-02-2013 AB 2013, GT no. 447 | onbekend |
Voor de toepassing van deze landsverordening en de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften wordt verstaan onder:
Sint Maarten: het gebied, begrensd door de lijnen van het snijpunt van de meridiaan van 63-00' westerlengte en 17-58' noorderbreedte in de richting west tot de meridiaan van 63-04' westerlengte vandaar in de richting 309 naar een punt gelegen op 18-04' noorderbreedte en 63-12' westerlengte en vandaar in de richting 056 naar een punt gelegen op 18-09' noorderbreedte en 63-04' westerlengte en vandaar in de richting oost naar de meridiaan van 63-00' westerlengte.
De geldigheidsduur van het certificaat van deugdelijkheid wordt door de Inspecteur voor de Scheepvaart vastgesteld tot een maximum van een jaar. In bijzondere gevallen kan deze geldigheidsduur door of namens de Inspecteur voor de Scheepvaart voor een tijdsduur van ten hoogste drie maanden worden verlengd.
De eigenaar van een schip is verplicht aan de kapitein de middelen te verschaffen, welke deze voor de juiste naleving van het voorschrift, in artikel 2, eerste lid, vermeld, behoeft.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot zeewaardigheid, uitrusting, veiligheidsmiddelen en reddingsmiddelen, waaraan moet worden voldaan ten aanzien van schepen, waarvoor een certificaat van deugdelijkheid wordt afgegeven.
Indien een van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren gegronde redenen heeft voor twijfel of een schip, niettegenstaande een geldig certificaat van deugdelijkheid is afgegeven, voldoende zeewaardig is, dan wel of aan de voorschriften krachtens artikel 4 gesteld, is of zal worden voldaan, alsmede wanneer hem de toegang tot een schip geweigerd wordt, is hij gerechtigd het schip voor onderzoek aan te houden.
De expert bij de Scheepvaartinspectie, die een schip aanhoudt, geeft daarvan onverwijld, onder opgave van redenen, kennis aan de Inspecteur voor de Scheepvaart. Laatstgenoemde beslist zo spoedig mogelijk of al dan niet een onderzoek zal worden ingesteld. Indien geen onderzoek zal worden ingesteld heft hij de aanhouding op en geeft hij van die opheffing onverwijld kennis aan de ambtenaar, die het schip heeft aangehouden.
Wanneer bij het op de aanhouding gevolgde onderzoek blijkt dat het schip in strijd met de aanvankelijke mening op het ogenblik van de aanhouding in zeewaardige toestand verkeerde, dan wel op dat ogenblik aan de voorschriften was voldaan, worden de directe kosten van het onderzoek aan de eigenaar vergoed. Indien uit dit onderzoek indirecte kosten zijn voortgevloeid, worden deze overeenkomstig een schatting, verricht door de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 26bis van de Schepenwet, eveneens aan de eigenaar vergoed.
De eigenaar van een schip, die de kapitein van dat schip door een van de middelen, vermeld in artikel 1:123, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht opzettelijk beweegt ten aanzien van dat schip het verbod, vervat in artikel 6, tweede lid, te overtreden of met dat schip een reis te ondernemen of voort te zetten, wanneer op het ogenblik van het ondernemen of voortzetten van die reis geen geldig certificaat als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is afgegeven of niet voldaan is aan de in artikel 4 bedoelde voorschriften, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.