Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 6 juni 1983, gepubliceerd in P.B. 1983, no. 69, en in werking getreden op 3 september 1983.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010
Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, artikelen 5, 11, 14, 15, 16, 16A, 18, 20 en 28
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 684 | n.v.t. |
De som waarvoor de in de landsverordening bedoelde verzekering voor een motorrijtuig ten minste moet zijn gesloten bedraagt NAf 90.000,- per gebeurtenis.
In afwijking van het in artikel 2 bepaalde moet voor een motorrijtuig dat is bestemd voor of ingericht tot het vervoer van een groter aantal personen dan zes, de bestuurder daaronder niet begrepen, de verzekerde som per gebeurtenis evenzovele malen NAf 15.000,- bedragen als het betreffende aantal bedraagt, met een maximum van NAf 300.000,- per gebeurtenis.
Het bewijs van verzekering, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de landsverordening, bestaat uit de kwitantie die door een krachtens artikel 20 van de landsverordening toegelaten verzekeringsonderneming aan de verzekerde verstrekt wordt. Deze kwitantie moet ten minste bevatten het kenteken van het motorrijtuig, de naam van de verzekeraar en van de verzekeringnemer, het polisnummer, de dagtekening en het jaar van ingang van de dekking, alsmede de periode waarvoor de dekking geldt.
§ 5. Inrichting en werking van het Waarborgfonds Motorverkeer
Door de verzekeraars, onderscheidenlijk de verzekeringsmakelaars, wordt de aanbeveling opgemaakt in een vergadering waarvoor alle tot medewerking aan de totstandkoming van de betreffende aanbeveling bevoegde natuurlijke of rechtspersonen worden opgeroepen. Dezen kunnen zich desgewenst ter vergadering bij schriftelijke volmacht, inhoudende de wijze waarop de stem dient te worden uitgebracht, doen vertegenwoordigen. Aan de minister wordt tegelijk met de aanbeveling een opgave verstrekt van diegenen die noch persoonlijk, noch bij gemachtigde aan de vergadering hebben deelgenomen.
De vergadering voorziet zelf in haar leiding. De aanbeveling wordt vastgesteld bij meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte stemmen. Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft één stem.
Indien de minister de aanbeveling van de verzekeraars of van de verzekeringsmakelaars niet binnen twee maanden na de dagtekening van zijn daartoe strekkend schriftelijk verzoek ontvangen heeft, draagt hijzelf uit de kring van verzekeraars, onderscheidenlijk verzekeringsmakelaars een bestuurslid voor ter benoeming bij landsbesluit.
Iedere aanbeveling bevat de volledige namen, alsmede de woonplaats, dan wel de plaats van vestiging van ten minste twee natuurlijke of rechtspersonen alsook de aanduiding wie als bestuurslid en wie als plaatsvervangend bestuurslid aanbevolen wordt.
Indien meer personen worden aanbevolen voor de te vervullen vacature worden zij op de aanbeveling geplaatst in overeenstemming met de volgorde van voorkeur, door de vergadering aan hun toegekend.
Van een aanbeveling blijkt uit een op schrift gesteld besluit van de betreffende vergadering, ondertekend door alle ter vergadering aanwezige stemgerechtigden dan wel, waar toepasselijk, hun statutaire vertegenwoordigers, of voor wat betreft de niet aanwezige stemgerechtigden, hun vertegenwoordigers krachtens schriftelijke volmacht.
De overige bestuursleden en de plaatsvervangende bestuursleden hebben zitting voor onbepaalde tijd, doch kunnen te allen tijde op voorstel van degene die hen aanbevolen heeft bij landsbesluit ontslagen worden. Hun kan een door de minister te bepalen vergoeding ten laste van het fonds worden toegekend.
Bestuursleden kunnen zich ter vergadering door een plaatsvervangend bestuurslid doen vertegenwoordigen. In geval van afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter of van twee of meer andere bestuursleden in wier vervanging niet voorzien kon worden, kunnen geen geldige besluiten worden genomen. Alsdan kan de commissie van toezicht, indien zij dat noodzakelijk of gewenst acht, in de waarneming van de betreffende bestuursfuncties voorzien.
In geval van een tegenstrijdig belang tussen de voorzitter en het fonds wijst de commissie van toezicht een van haar leden aan om het fonds ter zake in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Deze aanwijzing geschiedt bij een op schrift gesteld besluit dat door alle leden van de commissie ondertekend is.
Tot het doen van uitkeringen tot een bedrag van ten hoogste NAf 2.500,- per schadegeval is de voorzitter alleen bevoegd, onder gehoudenheid de door hem gedane uitkeringen in de eerstvolgende bestuursvergadering te melden en desverlangd toe te lichten. Uitkeringen boven het bedrag van NAf 2.500,- behoeven een besluit van het bestuur.
Met de leden van het personeel van het fonds worden arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht ten name en ten laste van het fonds aangegaan. De bepalingen van de tweede tot en met de vijfde afdeling van de zevende titel A van het derde boek van het Burgerlijk Wetboek zijn op deze overeenkomsten van toepassing.
De voorzitter kan in gemeen overleg met de andere bestuursleden door een of meer personen, in dienst van een verzekeraar en door deze daartoe ter beschikking gesteld, bepaalde werkzaamheden ten dienste van het fonds laten verrichten, indien en zolang voor deze werkzaamheden geen ter zake kundig personeelslid van het fonds is aangesteld.
De leden van de commissie van toezicht worden bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen. Zij mogen niet behoren tot het personeel van het fonds.
Een lid is een ambtenaar van het Ministerie van Financiën, welk lid fungeert als voorzitter van de commissie van toezicht; een lid is een jurist; en een lid is een verkeersdeskundige.
De commissie van toezicht is belast met het toezicht op het bestuur. Zij wordt door de minister gehoord omtrent alle zaken, het fonds betreffende, die aan diens beslissing onderworpen zijn, en zij kan ook eigener beweging aan de minister rapport of advies omtrent aangelegenheden van het fonds uitbrengen.
Het verzoek aan het fonds om tot uitkering van een schadevergoeding over te gaan dient met voldoende redenen te zijn omkleed; in het in artikel 9, vijfde lid bedoelde reglement kunnen hieromtrent nadere eisen worden gesteld. De voorzitter van het bestuur is bevoegd om alle nadere inlichtingen aan de indiener van het verzoek te vragen, die hij meent nodig te hebben ter voorbereiding van de beslissing ter zake.
Indien blijkt dat de benadeelde, door of namens wie een verzoek tot schadevergoeding bij het fonds ingediend is, op het tijdstip waarop de betreffende schade ontstond zelf in strijd met de bepalingen van de landsverordening niet of niet voldoende verzekerd was, kan hem door het bestuur ongeacht de te nemen beslissing ter zake een passende vergoeding voor de behandelkosten in rekening gebracht worden. Het bestuur van het fonds neemt de daarvoor nodige richtlijnen en voorschriften op in het reglement, bedoeld in artikel 9, vijfde lid.
Degene wiens verzoek afgewezen is, kan binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving bij de commissie van toezicht door middel van een bezwaarschrift in beroep komen. De commissie stelt voor de indiening en behandeling van bezwaarschriften richtlijnen op.
Zij neemt binnen 30 dagen na de dagtekening van het bezwaarschrift een beslissing.
Jaarlijks vóór de eerste mei legt het bestuur rekening en verantwoording af aan de minister over de gang van zaken binnen het fonds en over het gevoerde beheer in het afgelopen boekjaar. De daartoe door het bestuur opgestelde jaarrekening en verslag worden, ondertekend door alle leden van het bestuur en van de commissie van toezicht, overgelegd aan de minister. Indien een handtekening ontbreekt, wordt de reden daarvan op de betreffende stukken vermeld.
De minister belast een accountant met de controle van de jaarrekening. De accountant heeft ten behoeve van zijn onderzoek te allen tijde toegang tot de kantoren van het fonds en recht van inzage in de boeken en bescheiden van het fonds. Het bestuur en de commissie van toezicht zullen de accountant alle inlichtingen verstrekken welke hij nodig acht voor het verkrijgen van een juist inzicht in het financiële beheer van het fonds.
In alle gevallen, waarin de landsverordening, dit landsbesluit, enige andere wettelijke regeling, het in artikel 9, vijfde lid bedoelde reglement of de in artikel 11, derde lid bedoelde ministeriële instructies niet voorzien, beslist het bestuur na verkregen schriftelijke goedkeuring van de minister.
§ 6. Storting in het Waarborgfonds Motorverkeer
Aan de hand van de kostenvaststelling, afgeleid uit de goedgekeurde jaarrekening van het fonds en van de opgaven en schattingen van de premie-inkomen, bedoeld in artikel 19, stelt de minister vast welk percentage de kosten over het voorafgaande kalenderjaar uitmaken van de gezamenlijke premie-inkomens over dat jaar. Dit percentage wordt in twee decimalen nauwkeurig berekend en naar boven afgerond.
Het volgens het vorige lid gevonden percentage, berekend over het opgegeven of geschatte premie-inkomen van elke verzekeraar afzonderlijk, bepaalt de grootte van het in artikel 16, eerste lid van de landsverordening bedoelde bedrag waarvoor hij wordt aangeslagen. Dit bedrag wordt uiterlijk op de 31ste oktober van ieder jaar door de minister bepaald.
§ 7. Toelating van verzekeringsondernemingen
Het in artikel 20 van de landsverordening bedoelde schriftelijk in te dienen verzoek tot toelating dient te worden vergezeld van een door de verzekeringsonderneming ondertekende verklaring, dat haar voorwaarden van verzekering in de zin van de landsverordening voldoen aan de door de landsverordening gestelde eisen.
De zekerheid, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de landsverordening, bedraagt 10% van het door de verzekeringsonderneming geboekte bruto premie-inkomen in de zin van artikel 19 van dit landsbesluit, met dien verstande, dat het minimaal als zekerheid te stellen bedrag NAf 150.000,- bedraagt en het maximaal als zekerheid te stellen bedrag NAf 500.000,-.
De zekerheid, bedoeld in artikel 20, tweede lid van de landsverordening, kan worden gesteld door deponering in open bewaargeving bij de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, zodat daarover door de verzekeraar niet kan worden beschikt anders dan met voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister, van schuldbrieven en schatkistpapier ten laste van of rechtstreeks en onvoorwaardelijk voor rente en aflossing gewaarborgd door de Sint Maarten. Indien niet overeengekomen is dat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten voor de verzilvering van de coupons zorg zal dragen, worden deze, mits niet vroeger dan 14 dagen vóór de daarop vermelde vervaldatum, onderscheidenlijk vóór de datum van de betaalstelling, zonder machtiging van de minister aan de verzekeraar afgegeven. Ter verkrijging van nieuwe couponbladen worden de talons of de mantels niet aan de verzekeraar afgegeven; deze draagt die verkrijging op aan de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. Indien de minister aan de verzekeraar en aan de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten meedeelt dat de verzekeraar niet mag beschikken over coupons, worden deze niet aan deze laatste afgegeven en worden ten aanzien daarvan geen rechtshandelingen zonder schriftelijke machtiging van de minister verricht.
Indien en voor zover de mogelijkheid tot het stellen van de zekerheid, genoemd in het vorige lid, niet aanwezig is, kan door de minister worden bepaald dat de zekerheid wordt gesteld door storting a deposito in de Landskas van Sint Maarten. Over het aldus gestorte bedrag wordt door de Sint Maarten een rente vergoed op jaarbasis van 1% boven het disconto van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. Het aldus gestorte bedrag wordt niet teruggegeven dan voor zover de gestelde zekerheid het overeenkomstig artikel 27 vereiste beloop van de zekerheid te boven gaat.
Het advies, op grond waarvan de minister ingevolge artikel 20, tweede lid, van de landsverordening tot het oordeel kan komen dat de toelating van een verzekeringsmaatschappij, die een verzoek tot zulke toelating gedaan heeft, niet in het algemeen belang is, wordt door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën in overleg met de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie en met de directeur van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten aan de minister uitgebracht.
In het advies dient in ieder geval een oordeel te worden uitgesproken over de vraag of te verwachten is dat het aantal verzekeraars dat in de betrokken soort van assurantie in Sint Maarten werkzaam is door de toelating op onaanvaardbare wijze of ongewenste wijze zal stijgen.