Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

MINISTERIËLE REGELING houdende regels ten aanzien van de examens ten behoeve van het verkrijgen van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen in de luchtvaart

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingMINISTERIËLE REGELING houdende regels ten aanzien van de examens ten behoeve van het verkrijgen van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen in de luchtvaart
CiteertitelReglement luchtvaart-examens
Vastgesteld doorMinister van Toerisme_x002C_ Economische Zaken_x002C_ Verkeer en Telecommunicatie
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 19 oktober 2000, gepubliceerd in P.B. 2000, no. 123, en in werking getreden op 15 november 2000.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Luchtvaartlandsverordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010Geconsolideerde tekst (GT)

27-03-2013

AB 2013, GT no. 375

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING houdende regels ten aanzien van de examens ten behoeve van het verkrijgen van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen in de luchtvaart

 

 

HOOFDSTUK 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      bewijs van bevoegdheid: een bewijs als bedoeld in artikel 8 van de Regeling luchtvaartbrevettering;

    • b.

      vliegbewijs: een bewijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling luchtvaartbrevettering;

    • c.

      bevoegdverklaring: een bevoegdverklaring als bedoeld in de artikelen 9 en 11 van de Regeling luchtvaartbrevettering;

    • d.

      verkeersvluchten: vluchten uit commerciële doeleinden, uitgevoerd door een onderneming die geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van personen, vracht en post met luchtvaartuigen;

    • e.

      voorzitter: de voorzitter van de examencommissie, bedoeld in artikel 2;

    • f.

      secretaris: de secretaris van de examencommissie, bedoeld in artikel 2;

    • g.

      directeur: Hoofd van de dienst Lucht- en Scheepvaart;

    • h.

      departement: de dienst Lucht- en Scheepvaart;

    • i.

      het theoretisch examen: het volledige vakkenpakket, bedoeld in artikel 7, verbonden aan elk bewijs van bevoegdheid of elke bevoegdverklaring;

    • j.

      examentermijn: de termijn, waarbinnen de kandidaat het theoretisch examen met goed gevolg moet hebben afgelegd;

    • k.

      zittingen: de door de examencommissie vastgestelde data voor het afleggen van vakken van het theoretisch examen, bedoeld in artikel 11, eerste, vierde en vijfde lid, welke liggen binnen de examentermijn;

    • l.

      examenwerkstuk: het door de kandidaat tijdens een zitting ingeleverde schriftelijk werk, bedoeld in artikel 15, vierde lid;

    • m.

      eindwaardering: de waardering van het schriftelijk en mondeling examen, uitgedrukt in een percentage;

    • n.

      het praktisch examen: een of meer proeven, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, die door een kandidaat moet respectievelijk moeten worden afgelegd tijdens het stijgen, kruisen en landen van het vliegtuig, voor de evaluatie van zijn kundigheid en accuratesse.

  • 2.

    Artikel 1 van de Regeling luchtvaartbrevettering is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 2. Examencommissie
Artikel 2
  • 1.

    Er is een examencommissie.

  • 2.

    De leden van de examencommissie worden jaarlijks op aanbeveling van de directeur bij landbesluit benoemd. Daarbij worden tevens de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris aangewezen.

  • 3.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter of de secretaris treedt de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend secretaris op.

  • 4.

    De leden van de examencommissie ontvangen een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding, waarvan de hoogte periodiek, met inachtneming van hiertoe bepalende omstandigheden, kan worden aangepast.

Artikel 3

De examencommissie heeft tot taak door middel van het afnemen van examens vast te stellen of de aanvrager van een bewijs van bevoegdheid of van in dat bewijs op te nemen bevoegdverklaringen beschikt over de voor dat bewijs of die bevoegdverklaring vereiste kennis, bedrevenheid en ervaring.

Artikel 4
  • 1.

    De voorzitter belegt vergaderingen zo dikwijls hij dit nodig acht.

  • 2.

    De directeur wordt uitgenodigd tot het bijwonen van de vergaderingen. Deze heeft op de vergadering een adviserende stem.

  • 3.

    Alle ter vergadering te nemen beslissingen geschieden bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

  • 4.

    Voor het verrichten van secretariaatswerkzaamheden staat de examencommissie binnen de organisatie van het departement een secretariaat ter beschikking.

  • 5.

    De secretaris verleent zijn medewerking aan de voorzitter voor de goede gang van zaken bij de examens, houdt de notulen van de commissievergaderingen bij en voert de administratie.

  • 6.

    De voorzitter kan de leden van de examencommissie belasten met bepaalde deeltaken binnen de examencommissie.

  • 7.

    Voor werkzaamheden in de examencommissie worden de leden namens de voorzitter steeds tijdig door de secretaris opgeroepen, voor zover de aard en de omvang van de werkzaamheden zulks vereisen. In geval van verhindering geven zij daarvan onverwijld kennis aan de secretaris, waarna deze na overleg met de voorzitter voor tijdige vervanging zorg draagt.

Artikel 5
  • 1.

    De leden van de examencommissie en degenen die voor de examencommissie werkzaamheden verrichten, zijn, voor zover niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake een geheimhoudingsplicht geldt, verplicht tot geheimhouding van gegevens waarvan ze het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, daaronder begrepen de examenvragen tot het moment dat de examens zijn afgenomen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    De leden van de examencommissie verlenen aan degenen die zijn belast met het overheidstoezicht op de examens, alle medewerking die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun bevoegdheden.

HOOFDSTUK 3. Examengelden
Artikel 6
  • 1.

    Voor het afleggen van het theoretisch en het praktisch examen, alsmede voor het afleggen van de betreffende herkansingen, bedoeld in dit reglement, is door de kandidaat telkens examengeld verschuldigd, zoals vastgelegd in de de bij deze regeling behorende bijlage.

  • 2.

    De hoogte van het verschuldigde examengeld kan periodiek, met inachtneming van hiertoe bepalende omstandigheden, worden aangepast.

  • 3.

    Zolang het verschuldigde examengeld niet is voldaan, wordt de inschrijving niet als zodanig aangemerkt.

  • 4.

    Het examengeld wordt voldaan door storting op de bankrekening van het departement, onder vermelding van de relevante gegevens.

  • 5.

    Na betaling van het examengeld verstrekt het departement een kwitantie aan de inschrijver.

HOOFDSTUK 4. Examens
AFDELING 1. Algemeen
Artikel 7
  • 1.

    Het examen wordt onderscheiden in:

    • a.

      een examen omtrent de vereiste kennis, aangeduid met theoretisch examen;

    • b.

      een examen omtrent de vereiste bedrevenheid en ervaring en de direct daarop betrekking hebbende kennis, aangeduid met praktisch examen.

  • 2.

    De examens worden afgenomen in de Engelse taal met uitzondering van het examen voor het vliegbewijs A, brevet, dat in de Nederlandse of de Engelse taal wordt afgenomen.

  • 3.

    Vóór elk theoretisch examen draagt de secretaris, na overleg met de voorzitter, zorg voor de nodige ruimte, materialen en gewaarmerkt examenpapier. Vóór de aanvang van het examen controleert hij of de ter beschikking gestelde ruimte in orde is en rapporteert zijn bevindingen aan de voorzitter.

  • 4.

    Bij de aanvang van elk examen legitimeren de kandidaten zich tegenover de examinatoren door middel van een geldig identiteitsbewijs, voorzien van een goed gelijkende pasfoto.

AFDELING 2. Het theoretisch examen
§ 1 Algemeen
Artikel 8
  • 1.

    Het theoretisch examen bestaat uit een schriftelijk deel, genaamd het schriftelijk examen, een mondeling deel, genaamd het mondeling examen, of uit beide.

  • 2.

    De vakken en de duur van de examens per vak zijn opgenomen in de bij dit reglement behorende bijlagen welke ter inzage liggen bij de directeur, welke als volgt zijn getiteld:

Bijlage I: Examen voor het vliegbewijs A en voor de bevoegdverklaringen Sleepvliegen en Radiotelefonie;

Bijlage II: Examen voor de vliegbewijzen B3 en B1 en voor de bevoegdverklaringen Blindvliegen en Spuitvliegen, alsmede voor typen van vliegtuigen;

Bijlage III: Examen voor het bewijs van bevoegdheid als boordwerktuigkundige;

Bijlage IV: Examen voor het bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige;

Bijlage V: Examen voor de bevoegdverklaring Vliegonderricht.

  • 3.

    De directeur is bevoegd tot wijziging van de exameneisen in de bij dit reglement behorende bijlagen, genoemd in het tweede lid. De datum van inwerkingtreding van de wijziging ligt niet vóór de datum van het eerstvolgende theoretisch examen waarvoor de gewijzigde eisen gelden.

  • 4.

    De wijziging alsmede de datum van inwerkingtreding daarvan, worden geplaatst in het blad waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst.

  • 5.

    Kandidaten voor het oefenbewijs leggen geen theoretisch examen af.

§ 2 Inschrijving
Artikel 9
  • 1.

    Inschrijving voor het theoretisch examen geschiedt door middel van indiening bij het departement van een behoorlijk ingevuld inschrijvingsformulier, vòòr de daartoe gestelde uiterste datum.

  • 2.

    Exemplaren van het inschrijvingsformulier, waarvan het model als bijlage bij dit reglement is gevoegd, zijn bij het departement kosteloos verkrijgbaar.

  • 3.

    Intrekking van de inschrijving vóór de eerste examenzitting van het theoretisch examen is slechts toegestaan vóór de aanvang van de voorbereidingsvergadering, bedoeld in artikel 13, eerste lid.

§ 3 Toelating
Artikel 10
  • 1.

    Kandidaten die geen houder zijn van een vliegbewijs, worden slechts toegelaten tot het theoretisch examen voor het vliegbewijs A.

  • 2.

    Om toegelaten te worden tot het theoretisch examen voor de vliegbewijzen B3 en B1, dient de kandidaat houder te zijn van het vliegbewijs A.

  • 3.

    Om toegelaten te worden tot het theoretisch examen voor de bevoegdheden A en B, categorieën II en III, behorende bij het bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige, dient de kandidaat houder te zijn van de bevoegdheden A en B, categorie I, behorende bij het voornoemde bewijs van bevoegdheid.

  • 4.

    Kandidaten kunnen afzonderlijk worden toegelaten tot het theoretisch examen voor de bevoegdheid C, categorieën I t/m V, behorende bij het bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige.

§ 4 Examentermijn/Zittingen/Extra zitting
Artikel 11
  • 1.

    Het theoretisch examen dient met goed gevolg te zijn afgelegd binnen de geldende examentermijn. De termijn vangt aan met de eerste examenzitting.

  • 2.

    De examentermijn is voor een:

    • a.

      vliegbewijs A: 15 maanden;

    • b.

      vliegbewijs B3 of B1: 24 maanden;

    • c.

      bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige of boordwerktuigkundige: 12 maanden.

  • 3.

    Indien het theoretisch examen niet in zijn geheel binnen de op grond van dit artikel gestelde termijn is afgelegd, wordt de kandidaat afgewezen.

  • 4.

    De vakken van het theoretisch examen kunnen in meerdere zittingen worden afgelegd, als volgt:

  • a.

    voor het vliegbewijs A in drie zittingen;

  • b.

    voor de vliegbewijzen B3 en B1 in vier zittingen;

  • c.

    voor bewijzen van bevoegdheid als grondwerktuigkundige in twee zittingen.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid, onder c, legt de kandidaat die voor dit bewijs slechts in één of twee vakken examen behoeft af te leggen, in één zitting examen af.

  • 6.

    De directeur kan, na het horen van de examencommissie, aan een kandidaat eenmalig een extra zitting toekennen, indien wel alle vakken van het theoretisch examen zijn afgelegd, doch dit examen niet binnen de examentermijn met goed gevolg is voltooid, mits het rekenkundig gemiddelde van de som van de reeds door de kandidaat behaalde vakken 7 of hoger ligt.

  • 7.

    De extra zitting, bedoeld in het zesde lid, is de eerstvolgende zitting volgende op de laatste zitting, welke nog viel binnen de voor de kandidaat geldende examentermijn.

AFDELING 3. Het schriftelijk examen
§ 1 Algemeen
Artikel 12
  • 1.

    Het schriftelijk examen wordt tweemaal per jaar afgenomen.

  • 2.

    De voorzitter stelt de plaats en de datum waarop het schriftelijk examen aanvangt, vast en stelt de directeur hiervan in kennis.

  • 3.

    De plaats en de datum van elke zitting worden vanwege de directeur tijdig in de plaatselijke dagbladen bekendgemaakt.

Artikel 13
  • 1.

    Ten minste vier weken vóór de aanvang van het schriftelijk examen wordt in een vergadering van de examencommissie, genaamd de voorbereidingsvergadering, voor elk examenvak een subcommissie bestaande uit een coördinator voor elk vak en ten minste twee leden van de examencommissie, samengesteld en wordt het plan voor de inrichting van het examen vastgesteld.

  • 2.

    Ten minste twee weken vóór de aanvang van het schriftelijk examen wordt door de voorzitter een aantal leden van de examencommissie aangewezen voor het houden van toezicht tijdens het examen.

  • 3.

    De subcommissies zijn belast met het opstellen van de examenvragen, het beoordelen van het schriftelijk werk en het afnemen van de mondelinge examens.

  • 4.

    De opgaven worden samengesteld over een zo groot mogelijk gedeelte van de in de examen-eisen vervatte leerstof.

  • 5.

    De leden van de subcommissies dragen er zorg voor dat de examenopgaven onder geheimhouding worden samengesteld en uiterlijk een week voor de aanvang van het examen aan de voorzitter of secretaris ter hand worden gesteld.

  • 6.

    De examenopgaven worden in verzegelde enveloppen door de secretaris bewaard.

Artikel 14
  • 1.

    De secretaris maakt in overleg met de voorzitter een rooster voor het schriftelijk examen per vak, waarin opgenomen worden de tijdstippen van aanvang en einde van deze examens, de lokaliteiten waarin deze examens worden afgenomen en de namen van de bij het examen toezichthoudende leden van de examencommissie.

  • 2.

    De secretaris richt tot iedere kandidaat die zich heeft ingeschreven, een oproep tot deelname aan het examen, onder vermelding van plaats, datum, tijd van aanmelding, examennummer en de mee te nemen bescheiden, schrijf-, teken- of rekenbehoeften dan wel andere materialen.

  • 3.

    De kandidaat die niet op het examen verschijnt voor het vak waarvoor hij zich heeft ingeschreven, is voor dit vak afgewezen.

Artikel 15
  • 1.

    Bij het schriftelijk examen zijn voor het houden van toezicht in elk lokaal aanwezig:

    • a.

      twee leden van de examencommissie, dan wel

    • b.

      één lid van de examencommissie, indien zulks naar het oordeel van de voorzitter, gelet op het aantal kandidaten, de aard en inrichting van het lokaal en de examenopgaven, voldoende is.

  • 2.

    Bij de aanvang van het schriftelijk examen opent de voorzitter of een door hem aan te wijzen toezichthoudend lid de verzegelde enveloppe met examenopgaven voor de desbetreffende vakken en draagt zorg voor de uitreiking van de opgaven aan de kandidaten, die tevens worden voorzien van gewaarmerkt examen- en kladpapier.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde examenopgaven dienen per vraag het aantal te behalen percentage of punten aan te geven.

  • 4.

    Het examenwerkstuk moet door de kandidaat met niet uitwisbaar schrijfmateriaal worden gemaakt.

  • 5.

    Het is de kandidaten niet toegestaan tijdens het schriftelijk examen elektronische navigatie computers en databanken te gebruiken.

  • 6.

    De voorzitter draagt zorg voor regelmatig toezicht gedurende het schriftelijk examen.

  • 7.

    De toezichthoudende leden van de examencommissie handhaven de orde en rust in het examenlokaal.

  • 8.

    Gedurende het schriftelijk examen mogen de kandidaten het examenlokaal slechts verlaten met toestemming van een van de toezichthoudende leden van de examencommissie en met inachtneming van door deze gestelde voorwaarden.

  • 9.

    Op het tijdstip dat de examentijd is verstreken, dragen de toezichthoudende leden van de examencommissie zorg voor de inname van de examenwerkstukken.

  • 10.

    De examenwerkstukken worden na afloop van het schriftelijk examen overhandigd aan de secretaris die deze doet toekomen aan de examinatoren.

§ 2 Beoordeling schriftelijk examen/Correctiemodel
Artikel 16
  • 1.

    Vóór de vergadering, bedoeld in artikel 17, eerste lid, beoordelen de betreffende examinatoren de examenwerkstukken en geven, onder gebruikmaking van een correctiemodel, hun oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheid van een kandidaat door middel van een waardering in procenten.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde correctiemodel voor de waardering in procenten dient bij elk schriftelijk examen per vak vooraf bekend te worden gemaakt.

§ 3 Correctievergadering/Toelating tot mondeling examen
Artikel 17
  • 1.

    Uiterlijk twee weken na afloop van het schriftelijk examen worden in een vergadering, genaamd de correctievergadering, door de voorzitter en de betrokken examinatoren de resultaten van de examenwerkstukken en de beoordeling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, besproken en hieromtrent genomen beslissingen vastgesteld.

  • 2.

    De kandidaten worden zo spoedig mogelijk na de vergadering door de secretaris op de hoogte gesteld van de beoordeling van het schriftelijk examen.

  • 3.

    De kandidaat die bij het schriftelijk examen in een vak een waardering:

    • -

      lager dan 55% behaalt, wordt van deelname aan het mondeling examen in dat vak uitgesloten;

    • -

      van 55% of hoger, maar lager dan 70%, behaalt, legt in dat vak het mondeling examen af;

    • -

      van 70% of hoger behaalt, is vrijgesteld van het afleggen van het mondeling examen in dat vak.

AFDELING 4. Het mondeling examen
§ 1 Algemeen
Artikel 18
  • 1.

    Het mondeling examen wordt tweemaal per jaar afgenomen.

  • 2.

    De secretaris maakt in overleg met de voorzitter een rooster voor het mondeling examen per vak, waarin opgenomen worden de tijdstippen van aanvang en einde van deze examens, de lokaliteiten waarin deze examens worden afgenomen en de namen van de aan het examen deelnemende examinatoren.

  • 3.

    De secretaris richt zo spoedig mogelijk na het houden van de in artikel 17, eerste lid, bedoelde vergadering een oproep aan de examinatoren en aan de kandidaten voor het deelnemen aan het mondeling examen, onder toezending van het examenrooster.

  • 4.

    De kandidaat die niet op het mondeling examen verschijnt voor het vak waarvoor hij zich heeft ingeschreven, is voor dit vak afgewezen.

Artikel 19
  • 1.

    Het mondeling examen wordt door ten minste twee leden van de examencommissie afgenomen.

  • 2.

    Bij het examen zijn geen andere personen aanwezig dan de kandidaat, de examinatoren en eventueel de voorzitter.

  • 3.

    De examinatoren houden zoveel mogelijk aantekening van de gestelde vragen en van de kwaliteit van de gegeven antwoorden.

§ 2 Beoordeling mondeling examen
Artikel 20
  • 1.

    De examinatoren drukken onmiddellijk na afloop van het mondeling examen per vak, hun oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat uit in een percentage en leggen dit vast in hun rapport.

  • 2.

    Het in het vorige lid bedoelde percentage wordt in opgaande lijn bepaald als volgt:

0% = afgewezen

10% = zeer slecht

20% = slecht

30% = zeer onvoldoende

40% = onvoldoende

50% = bijna voldoende

60% = Voldoende

70% = ruim voldoende

80% = goed

90% = zeer goed

100% = uitmuntend

AFDELING 5. Vrijstellingen
Artikel 21
  • 1.

    De bevoegdheid tot het verlenen van vrijstellingen ligt bij de directeur.

  • 2.

    Voor de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het afleggen van examens ter verkrijging van Sint Maartense bewijzen van bevoegdheid dan wel bevoegdverklaringen op grond van buitenlandse bewijzen van bevoegdheid dan wel met succes afgelegde theoretische examens in het buitenland, gelden bij ministeriële regeling vast te stellen voorschriften.

  • 3.

    De kandidaat die het theoretisch examen voor het vliegbewijs A met goed gevolg heeft afgelegd, met inbegrip van het vak “Fysiologische en psychologische aspecten van de luchtvaart” is vrijgesteld in dit vak bij het afleggen van het theoretisch examen voor de vliegbewijzen B3 en B1.

  • 4.

    De kandidaat die het theoretisch examen voor het vliegbewijs B3 met goed gevolg heeft afgelegd, is vrijgesteld van het vak “Voorschriften” bij het afleggen van theoretisch examen voor het vliegbewijs B1.

AFDELING 6. Eindwaardering, eindcijfer en uitslag
Artikel 22
  • 1.

    De voorzitter stelt in overleg met de secretaris plaats, datum en tijdstip vast voor een vergadering met de betrokken examinatoren, genaamd de beslissingsvergadering, waarin de eindwaardering van het theoretisch examen wordt vastgesteld.

  • 2.

    De eindwaardering van het theoretisch examen per vak dat bestaat uit een schriftelijk en een mondeling examen geschiedt als volgt:

    • a.

      indien het resultaat van het schriftelijk examen 70% of meer bedraagt, wordt het eindcijfer bepaald door dit resultaat;

    • b.

      indien het resultaat van het schriftelijk examen 55% of meer bedraagt, maar minder dan 70%, wordt het eindcijfer bepaald door berekening van het gewogen gemiddelde van de resultaten van het schriftelijk en mondeling examen. Bij berekening van dit gemiddelde telt het resultaat van het schriftelijk examen tweemaal zo zwaar als het resultaat van het mondeling examen.

    • c.

      indien het resultaat van het schriftelijk examen minder dan 55% bedraagt, wordt het eindcijfer door dit resultaat bepaald.

  • 3.

    De in het vorige lid bedoelde eindcijfers worden bepaald met gebruikmaking van onderstaande tabel:

Resultaat

minder dan 15%

15% tot 25%

25% tot 35%

35% tot 45%

45% tot 55%

55% tot 65%

65% tot 75%

75% tot 85%

85% tot 95%

95% tot 100%

Eindcijfer

= 1

= 2

= 3

= 4

= 5

= 6

= 7

= 8

= 9

= 10

  • 4.

    De kandidaat is geslaagd voor het theoretisch examen wanneer het eindcijfer voor elk examenvak 6 of meer bedraagt, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, eerste, tweede en derde lid.

  • 5.

    De kandidaten worden zo spoedig mogelijk na de beslissingsvergadering door de secretaris op de hoogte gesteld van de uitslag van het theoretisch examen.

  • 6.

    Aan de kandidaten die het theoretisch examen hebben afgelegd, wordt zo spoedig mogelijk een cijferlijst verstrekt. Als dagtekening op de cijferlijst wordt vermeld de datum van de in het eerste lid bedoelde beslissingsvergadering.

  • 7.

    Alle overige zaken met betrekking tot de in dit reglement bedoelde examens zullen in de vergadering, bedoeld in het eerste lid, worden afgehandeld.

AFDELING 7. Herkansing
Artikel 23

Onverminderd het bepaalde in artikel 11 kunnen kandidaten die voor één of meer examenvakken zijn afgewezen, opnieuw examen afleggen in dit vak of deze vakken tijdens de volgende examenzitting.

AFDELING 8. Het praktisch examen
§ 1 Algemeen
Artikel 24
  • 1.

    Het praktisch examen omvat één of meer groepen van proeven als omschreven in de bij dit reglement behorende bijlagen I, II, III en V, bedoeld in artikel 8, tweede lid, die ter inzage liggen bij de directeur.

Het praktisch examen wordt afgenomen aan de hand van het examenformulier, dat uit het “Handboek Examinator” - als bijlage bij dit reglement gevoegd - wordt samengesteld en dat de marges en de te volgen procedures bevat die van toepassing zijn voor het betreffende bewijs van bevoegdheid dan wel de betreffende bevoegdverklaring.

  • 2.

    Het examenformulier waarvan een model bij dit reglement is gevoegd, bevat tevens gegevens over de aanvang, duur, deelnemende examinatoren en de omstandigheden van het praktisch examen.

  • 3.

    De directeur is bevoegd tot wijziging van de exameneisen in de bij dit reglement behorende bijlagen, genoemd in het eerste lid. De datum van inwerkingtreding van de wijziging ligt niet vóór de datum van het eerstvolgende praktisch examen waarvoor de gewijzigde eisen gelden.

  • 4.

    De wijziging alsmede de datum van inwerkingtreding daarvan, worden geplaatst in de Landscourant.

    De directeur kan een kandidaat op grond van diens praktijkervaring vrijstelling verlenen van het praktisch examen.

§ 2 Inschrijving
Artikel 25
  • 1.

    Inschrijving voor het praktisch examen geschiedt door middel van indiening bij het departement van een behoorlijk ingevuld inschrijvingsformulier.

  • 2.

    Exemplaren van het inschrijvingsformulier, waarvan het model als bijlage bij dit reglement is gevoegd, zijn bij het departement kosteloos verkrijgbaar.

§ 3 Toelating
Artikel 26
  • 1.

    Om toegelaten te worden tot het praktisch examen voor het vliegbewijs B3, dient de kandidaat houder te zijn van het vliegbewijs A.

  • 2.

    Om toegelaten te worden tot het praktisch examen voor het vliegbewijs B1, dient de kandidaat houder te zijn van het vliegbewijs B3.

  • 3.

    Om toegelaten te worden tot het praktisch examen voor het bewijs van bevoegdheid als boordwerktuigkundige of voor de daarin op te nemen bevoegdverklaringen, dient de kandidaat met succes het theoretisch examen voor het desbetreffende bewijs van bevoegdheid en de daarin op te nemen bevoegdverklaringen te hebben afgelegd.

  • 4.

    Voor de toelating, bedoeld in het eerste, het tweede en het derde lid, geldt bovendien dat de kandidaten hebben voldaan aan de gestelde ervaringseisen.

  • 5.

    Om toegelaten te worden tot het praktisch examen inzake het geven van klassikaal vliegonderricht voor de bevoegdverklaring Vliegonderricht dient de kandidaat het examen inzake kennis van voorschriften met succes te hebben afgelegd.

  • 6.

    Om toegelaten te worden tot het praktisch examen inzake bedrevenheid in het geven van vlieginstructie voor de bevoegdverklaring Vliegonderricht dient de kandidaat het praktisch examen inzake het geven van klassikaal vliegonderricht met succes te hebben afgelegd.

  • 7.

    Het praktisch examen voor boordwerktuigkundige, waarvan een model bij dit reglement is gevoegd, wordt afgenomen aan de hand van een examenformulier dat gegevens bevat omtrent de af te leggen groepen van proeven.

  • 8.

    Kandidaten voor het bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige leggen geen praktisch examen af.

§ 4 Combinatie van praktische examens
Artikel 27

Met in achtneming van de van toepassing zijnde voorschriften mag de volgende combinatie van het praktisch examen worden afgelegd:

  • 1.

    wat betreft het vliegbewijs B3 en de bevoegdverklaring Blindvliegen, mits de hieraan verbonden examens worden afgelegd op een vleugelvliegtuig met een maximum startmassa van minder dan 5.700 kg en mits de kandidaat houder is van een geldig vliegbewijs A met de bevoegdverklaring voor het type vliegtuig waarop de examens worden afgelegd;

  • 2.

    wat betreft het vliegbewijs B3 en de bevoegdverklaring voor de klasse of het type vliegtuig met een maximum startmassa van minder dan 5.700 kg, mits de kandidaat houder is van een geldig vliegbewijs A;

  • 3.

    wat betreft het vliegbewijs B1 en de bevoegdverklaring voor de klasse of het type vliegtuig met een maximum startmassa van meer dan 20.000 kg, mits de kandidaat houder is van een geldig vliegbewijs B3 met de bevoegdverklaring Blindvliegen.

Artikel 28
  • 1.

    Na het theoretisch examen met succes te hebben afgelegd, dient de kandidaat binnen de betreffende termijn, zoals aangegeven in de eerste kolom van artikel 29a van de Regeling luchtvaartbrevettering het praktisch examen voor het desbetreffende bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring, met goed gevolg te hebben afgelegd.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde termijn vangt aan na datum van dagtekening van de cijferlijst, bedoeld in artikel 22, zesde lid.

  • 3.

    De kandidaat voor het bewijs van bevoegdheid als boordwerktuigkundige, dient op grond van artikel 29a eerste kolom juncto artikel 31 van de Regeling luchtvaartbrevettering, binnen de betreffende termijn het praktisch examen voor het desbetreffende bewijs van bevoegdheid te hebben afgelegd en voldoen aan de gestelde ervaringseisen.

§ 4 Beschikbaarheid vliegtuig en relevante vereisten
Artikel 29

Indien een kandidaat het praktisch examen in de lucht moet afleggen voor het beperkt vliegbewijs A of het vliegbewijs A draagt hij zorg voor de beschikbaarheid van een vliegtuig.

Artikel 30
  • 1.

    Indien een kandidaat het praktisch examen in een vliegtuig of een vluchtnabootser of in beide moet afleggen voor het vliegbewijs B3 of Bl draagt hij zorg voor de beschikbaarheid van een vliegtuig of een vluchtnabootser dan wel voor beide, van de vereiste categorie. De vluchtnabootser moet door of vanwege de directeur zijn goedgekeurd.Het praktisch examen kan geheel of gedeeltelijk op de vluchtnabootser worden afgelegd.

  • 2.

    Het praktisch examen voor het vliegbewijs B3 voor de categorie vleugelvliegtuigen dan wel de categorie hefschroefvliegtuigen wordt afgelegd in een daartoe geschikt vleugelvliegtuig respectievelijk hefschroefvliegtuig dat, tenzij de voorzitter anders bepaalt, plaats biedt aan de kandidaat, de vlieginstructeur en twee examinatoren.

  • 3.

    Het praktisch examen voor het vliegbewijs Bl voor de categorie vleugelvliegtuigen wordt afgelegd in een meermotorig vleugelvliegtuig, voorzien van straalmotoren of met een vleugelvliegtuig voorzien van luchtschroeven, mits dit vleugelvliegtuig een maximum startmassa van meer dan 20.000 kg heeft en goedgekeurd is voor verkeersvluchten.

  • 4.

    Het praktisch examen voor de bevoegdverklaring Vliegonderricht wordt in drie delen afgenomen:

  • a.

    Kennis voorschriften (mondeling).

  • b.

    Vaardigheid in het geven van klassikaal vliegonderricht.

  • c.

    Bedrevenheid in het geven van praktisch vlieginstructie.

  • 5.

    Het praktisch examen voor het vliegbewijs B1 voor de categorie hefschroefvliegtuigen wordt afgelegd in een meermotorig hefschroefvliegtuig dat is goedgekeurd voor verkeersvluchten.

  • 6.

    Indien het een praktisch examen betreft voor de bevoegdverklaring “Blindvliegen”, dient de kandidaat zorg te dragen voor een luchtwaardig éénmotorig vliegtuig met minimaal 2 zitplaatsen. De vlieginstructeur dient in het bezit te zijn van de bevoegdverklaringen “Blindvliegen” en ‘Vliegonderricht’ en tevens naar het oordeel van de examencommissie voldoende recente instructie-ervaring “Blindvliegen” te hebben. Met de vlieginstructeur wordt voor de aanvang van het examen het examenprogramma besproken, alsmede de taak die hij tijdens het examen heeft.

  • 7.

    Het praktisch examen voor de bevoegdverklaring “Blindvliegen” voor de categorie vleugelvliegtuigen wordt afgelegd in een één- of meermotorig vleugelvliegtuig, voorzien van zuigermotoren, met een maximum startgewicht van minder dan 5.700 kilogram, waarvan de door de kandidaat te gebruiken uitrusting bestaat uit of is te reduceren tot een magnetisch kompas, een snelheidsmeter, een kunstmatige horizon, een gevoelige drukhoogte-meter, een klim- en daal-snelheidsmeter, een bocht- en slipaanwijzer, een gyroscopische koersaanwijzer, een ADF-ontvanger, een ADF-aanwijsinstrument met vaste schaal, een VOR/ILS-ontvanger, een VOR/ILS-aanwijsinstrument (type omnibearing indicator) en een DME.

  • 8.

    Het praktisch examen voor de bevoegdheid Blindvliegen voor de categorie hefschroefvliegtuigen moet worden afgelegd op een hefschroefvliegtuig, waarmede het Blindvliegen is toegestaan ingevolge het vlieghandboek.

  • 9.

    Tijdens het in het zesde lid bedoelde examen is bovendien het gebruik van geavanceerde blindvlieg- en radionavigatieuitrusting toegestaan, indien de kandidaat bij een erkende vliegschool een opleiding voor de bevoegdverklaring “Blindvliegen” heeft gevolgd volgens een door de directeur goedgekeurde syllabus, op grond waarvan de training in Blindvliegen met de in het zesde lid bedoelde elementaire uitrusting tot het vereiste niveau is gewaarborgd.

§ 5 Afnemen examen en relevante regels
Artikel 31
  • 1.

    Het praktisch examen wordt afgenomen door twee door de voorzitter aangewezen leden van de examencommissie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het afnemen van het praktisch examen:

  • a.

    in bijzondere gevallen door de voorzitter gedelegeerd worden aan een of meer derden die daartoe door de directeur bevoegd verklaard worden;

  • b.

    door één lid van de examencommissie geschieden indien het examen niet tegelijkertijd door twee personen kan geschieden.

  • 3.

    De plaats, de datum en de tijd waarop het praktisch examen aanvangt, worden door of vanwege de voorzitter na overleg met de kandidaat en de examinatoren vastgesteld.

Artikel 32
  • 1.

    Indien op grond van redenen, die niet aan de kandidaat te wijten zijn, een of meer examenonderdelen van het praktisch examen niet kunnen worden afgenomen kan het examen, met inachtneming van de termijn bepaald in artikel 28, op een later tijdstip worden voortgezet.

  • 2.

    Indien in een groep één van de proeven op onbevredigende wijze wordt uitgevoerd, mag deze proef eenmaal worden herhaald, waarbij de wijze waarop de laatste proef wordt afgelegd, in aanmerking wordt genomen tijdens het examen.

  • 3.

    Indien naar het oordeel van de examinatoren tijdens de vluchtvoorbereiding dan wel tijdens de vlucht een zodanig gebrek aan kennis dan wel bedrevenheid geconstateerd wordt dat de kans op slagen niet meer aanwezig is, kunnen de examinatoren het examen voortijdig beëindigen. Indien dit geschiedt, is de kandidaat afgewezen.

§ 6 Waardering/uitslag
Artikel 33
  • 1.

    Waardering van het praktisch examen geschiedt op grond van de maatstaven opgenomen in het “Handboek Examinator”.

  • 2.

    Indien het praktisch examen uit verschillende groepen bestaat, wordt voor iedere afzonderlijke groep van praktische proeven een waardering toegekend.

  • 3.

    Deze waardering bestaat uit een standaard-niveau of een beneden-standaard-niveau.

Artikel 34
  • 1.

    Onmiddellijk na het praktisch examen wordt door de examinatoren de waardering voor iedere groep van het examen vastgesteld.

  • 2.

    Indien de examinatoren een eensluidend oordeel over de uitslag hebben, wordt de voorlopige uitslag door hen onmiddellijk aan de kandidaat medegedeeld, waarna het examenformulier onverwijld aan de secretaris wordt toegezonden. Indien de examinatoren niet tot een eensluidend oordeel over de uitslag kunnen komen, wordt het examenresultaat, voorzien van een toelichting, onverwijld naar de secretaris toegezonden, waarna de voorzitter, na de examinatoren te hebben gehoord, de uitslag vaststelt.

  • 3.

    De definitieve uitslag van het examen wordt door de voorzitter schriftelijk aan de kandidaat meegedeeld. De secretaris draagt er zorg voor dat het examenresultaat onverwijld wordt toegezonden aan de afdeling Vliegtechnische inspectie van het departement.

Artikel 35

Het praktisch examen is met goed gevolg afgelegd, indien de kandidaat voor iedere groep tenminste het standaardniveau heeft behaald dan wel in de overige gevallen voor het gehele examen ten minste het cijfer 6 heeft behaald.

§ 7 Herkansing
Artikel 36
  • 1.

    Een gedeeltelijke herkansing voor het vliegbewijs A of voor bevoegdverklaringen hierin, waarvan het examen uit groepen van proeven bestaat, wordt toegestaan in ten hoogste één groep van het praktisch examen.

  • 2.

    Voor het afleggen van de gedeeltelijke herkansing behoeft de kandidaat geen nieuwe aanvraag in te dienen. De gedeeltelijke herkansing moet binnen dertig dagen na vaststelling van de uitslag worden afgelegd.

  • 3.

    Indien de uitslag van het praktisch examen voor het vliegbewijs B3 of B1 resulteert in een herkansing, moet deze herkansing met inachtneming van het gestelde in artikel 6, eerste lid, binnen dertig dagen na vaststelling van de uitslag, met inachtneming van de termijn bepaald in artikel 28, worden afgelegd.

AFDELING 9. Overige bepalingen
Artikel 37
  • 1.

    Indien een kandidaat bezwaar heeft tegen de uitslag van een examen kan hij binnen twee weken schriftelijk, met redenen omkleed, een bezwaarschrift indienen bij de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter beslist binnen twee weken over het bezwaarschrift. Alvorens te beslissen stelt hij de examinatoren en de kandidaat in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 3.

    Tegen de beslissing van de voorzitter kan de kandidaat binnen een maand schriftelijk, met redenen omkleed, beroep aantekenen bij de directeur.

  • 4.

    De directeur beslist binnen twee weken over het beroepschrift. Alvorens te beslissen stelt hij de voorzitter, de examinatoren en de kandidaat in de gelegenheid te worden gehoord.

Artikel 38
  • 1.

    De examinandus die bij de aanvraag voor het examen valse of vervalste bescheiden heeft overgelegd, kan door de voorzitter voor een door deze te bepalen termijn van deelname aan het examen worden uitgesloten.

  • 2.

    Elke handeling die naar het oordeel van de voorzitter in enig opzicht in strijd is met de voorschriften of met de goede orde op het examen, alsmede elke poging tot bedrog die tijdens het examen wordt ontdekt, kan voor de desbetreffende examinandus uitsluiting van verdere deelneming aan het examen tot gevolg hebben. Indien de ontdekking van enige onregelmatigheid eerst na afloop van het examen plaatsvindt, kan de uitslag van het examen van de betrokken examinandus ongeldig worden verklaard en het desbetreffende examenresultaat nietig worden verklaard.

  • 3.

    Omtrent het nemen van de in het tweede lid bedoelde maatregelen beslist de voorzitter.

Artikel 39
  • 1.

    De examencommissie brengt zo spoedig mogelijk na afloop van het theoretisch examen schriftelijk rapport uit aan de directeur. In dit rapport worden de uitkomsten, bijzonderheden en opmerkingen met betrekking tot de examens vermeld.

  • 2.

    Het departement houdt de examenwerkstukken gedurende zes maanden ter beschikking voor inzage. Iedere geëxamineerde kan met toestemming van de voorzitter bij het departement inzage van zijn werk verkrijgen. Deze bepaling is tevens van toepassing op geëxamineerden van erkende opleidingen.

  • 3.

    De aantekeningen van het mondeling examen ; de afschriften van de schriftelijke opgaven, alsmede een namenlijst van de kandidaten met vermelding van de behaalde cijfers en van de uitslagen, worden op het departement bewaard.

  • 4.

    De examenwerkstukken, de examenrapporten van het mondeling examen en de examen-formulieren van het praktisch examen worden gedurende zes maanden na afloop van het examen bewaard bij het departement.

HOOFDSTUK 5. Overgangsbepaling en Slotbepalingen
Artikel 40

De vóór de inwerkingtreding van deze regeling op grond van het Reglement Luchtvaartexamensverrichte examens blijven van kracht, voor zover deze hun geldigheid hebben behouden.

Artikel 41

[vervallen]

Artikel 42

[vervallen]

Artikel 43

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 44

Deze regeling kan worden aangehaald als: Reglement luchtvaartexamens.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE

behorende bij het Reglement luchtvaartexamens

Examengelden

De tarieven voor de examens en herexamens ter verkrijging van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen bedragen onderscheidenlijk voor:

BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID

 

Theoretisch

her)examen

in één vak

praktisch

examen

gedeeltelijk

praktisch

(her) examen

Beperkt vliegbewijs A en vliegbewijs A

NAƒ 25

NAƒ 175

 

NAƒ 105

Vliegbewijs B3

NAƒ 45

NAƒ 220

 

NAƒ 150

Vliegbewijs B3 met bevoegdverklaring “Blindvliegen”

NAƒ 50

NAƒ 250

 

NAƒ 160

Vliegbewijs B2 en vliegbewijs B1

NAƒ 55

NAƒ 290

 

NAƒ 215

als boordwerktuigkundige

NAƒ 55

NAƒ 260

 

NAƒ 200

als grondwerktuigkundige

NAƒ 60

-

 

-

BEVOEGDVERKLARINGEN

 

Theoretisch

(her)examen

in één vak

praktisch

examen

gedeeltelijk

praktisch

(her)

examen

Klasse/type met maximum

Startgewicht < 5700 kilogram

-in een vliegbewijs

-in een bewijs van bevoegdheid

-als grondwerktuigkundige

-

NAƒ 40

NAƒ 200

-

-

NAƒ 40

NAƒ 105

-

Klasse/type met maximum

Startgewicht > 5700 kilogram

-in een vliegbewijs

-in een bewijs van bevoegdheid

-als grondwerktuigkundige

-

NAƒ 50

NAƒ 300

-

-

NAƒ 50

NAƒ 140

-

Radiotelefonie

NAƒ 100

-

NAƒ 50

-

Blindvliegen

NAƒ 30

NAƒ 150

NAƒ 30

NAƒ 80

Vliegonderricht

-

NAƒ 150

-

NAƒ 75

Spuitvliegen

-

NAƒ 150

-

NAƒ 75

Sleepvliegen

-

NAƒ 150

-

NAƒ 75