Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, regelende de instelling van een Onderwijscommissie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, regelende de instelling van een Onderwijscommissie
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorregering
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 20 oktober 1981, gepubliceerd in P.B. 1981, no. 318, en in werking getreden op 23 december 1981.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

03-05-2013

AB 2013, GT no. 585

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, regelende de instelling van een Onderwijscommissie

 

 

Artikel 1
  • 1.

    Er is een Onderwijscommissie, hierna genoemd: commissie, voor bij landsverordening of landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te regelen aangelegenheden van onderwijskundige aard.

  • 2.

    De commissie behandelt de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden in bespreking met de door de minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport, hierna te noemen: de minister, daartoe aangewezen vertegenwoordigers, alvorens door de minister een beslissing wordt genomen.

Artikel 2
  • 1.

    De commissie bestaat uit 24 leden.

  • 2.

    Acht leden die worden aangewezen door rechtspersoonlijkheid bezittende overkoepelende organisaties van onderwijzend personeel.

    Bestaat er geen overkoepelende organisatie van onderwijzend personeel, dan geschiedt de aanwijzing door de bestaande organisatie van onderwijzend personeel. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen.

  • 3.

    Acht leden die worden aangewezen door rechtspersoonlijkheid bezittende overkoepelende organisaties van rechtspersoonlijkheid bezittende oudercommissies van ouders van leerlingen van scholen. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen.

  • 4.

    Acht leden die worden aangewezen door de bijzondere schoolbesturen. Vijf leden worden aangewezen door de rooms-katholieke schoolbesturen, twee leden door de protestants-christelijke schoolbesturen en één lid door de overige bijzondere schoolbesturen. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen.

Artikel 3

Lid of plaatsvervangend lid van de commissie kunnen alleen zijn Nederlanders tevens ingezetenen van Sint Maarten.

Artikel 4
  • 1.

    Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de commissie zijn onverenigbaar met het lidmaatschap van de Staten, de functie van minister, ondervoorzitter of lid van de Raad van Advies.

  • 2.

    Bij aanvaarding van een van de in het voorgaande lid genoemde functies of van het lidmaatschap van de Staten vervalt het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de commissie van rechtswege.

Artikel 5
  • 1.

    De in de commissie te voeren besprekingen staan onder leiding van de voorzitter of, bij ontstentenis van deze, van een plaatsvervangende voorzitter. Beiden, bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen na overleg met de commissie, hebben in de commissie een adviserende stem.

  • 2.

    De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en, zo nodig, door een of meer adjunct-secretarissen, bij landsbesluit op aanbeveling van de commissie benoemd, geschorst en ontslagen. Zij kunnen tevens leden van de commissie zijn.

  • 3.

    Bij behandeling van bepaalde aangelegenheden kunnen op uitnodiging of met toestemming van de voorzitter ook anderen aan de bespreking deelnemen.

Artikel 6

De organisaties, die van de bevoegdheid tot aanwijzing gebruik hebben gemaakt, doen aan de minister mededeling van de door haar aangewezen leden en plaatsvervangende leden.

Artikel 7
  • 1.

    De commissie behandelt haar aangelegenheden onmiddellijk nadat zij haar zijn toegezonden. De minister wijst voor de behandeling van elke aangelegenheid de ambtenaren aan, die de minister hierbij zullen vertegenwoordigen en brengt dit ter kennis van de voorzitter, die in overleg met deze ambtenaren de vergadering van de commissie belegt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 6 kan op verzoek van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde vertegenwoordigers de commissie in voorlopige besprekingen met hen treden of deze inlichtingen verschaffen.

Artikel 8
  • 1.

    Behoudens het bepaalde in artikel 7, tweede lid, vergadert de commissie op plaats, dag en uur, door de voorzitter te bepalen.

  • 2.

    De voorzitter is verplicht de commissie bijeen te roepen, indien meer dan de helft van de aangewezen leden het verlangen daartoe te kennen geeft.

Artikel 9
  • 1.

    In overleg met de in artikel 1, tweede lid, bedoelde vertegenwoordigers kan de commissie een reglement van orde vaststellen.

  • 2.

    De voorzitter doet de secretaris een advies opstellen, bevattende de mening van de meerderheid van het in de vergaderingen verhandelde, welk advies met de stukken wordt teruggezonden.

  • 3.

    Zij die meningen hebben uitgebracht, afwijkende van die van de meerderheid, en zich hebben voorbehouden afzonderlijke adviezen over te leggen om te worden gevoegd bij het advies van de commissie, zijn verplicht die adviezen, ondertekend, zo tijdig aan de secretaris ter hand te stellen, dat de inzending van het advies van de commissie daardoor generlei vertraging ondergaat.

  • 4.

    Indien de stemmen over een voorstel staken, wordt hetgeen voor en tegen het voorstel is aangevoerd ter kennis van de minister gebracht.

  • 5.

    De adviezen worden zoveel mogelijk uitgebracht binnen de tijd in het verzoek om advies bepaald.

Artikel 10
  • 1.

    Indien de minister voornemens is af te wijken van een advies van de commissie betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, geeft de minister daarvan schriftelijk kennis aan de commissie, onder vermelding van de redenen van de afwijking, alsmede van de tijd waarbinnen desgewenst nader advies door de commissie kan worden uitgebracht.

  • 2.

    De commissie deelt de minister overeenkomstig diens daartoe strekkend verzoek, niet eerder dan 24 uur, doch uiterlijk binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving schriftelijk mede of zij de afwijking van dien aard acht dat zij nader advies wenst uit te brengen.

  • 3.

    Deelt de commissie mede dat zij nader advies wenst uit te brengen, dan is het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De minister kan de in het eerste lid bedoelde tijd met een termijn verlengen.

Artikel 11

De commissie is gerechtigd de minister voorstellen te doen van aangelegenheden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, welke voorstellen op de voet van het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aan de commissie kunnen worden voorgelegd.

Artikel 12
  • 1.

    De adviezen van de commissie kunnen na verloop van tenminste 30 dagen nadat zij zijn uitgebracht, door de commissie openbaar worden gemaakt, tenzij de Minister van Algemene Zaken de commissie meedeelt dat het landsbelang zich daartegen verzet, of de minister de commissie bij de indiening van het verzoek om advies te kennen heeft gegeven dat de openbaarmaking door of vanwege de Minister van Algemene Zaken zal geschieden.

  • 2.

    De adviezen van de commissie worden door de minister aan de Staten in afschrift toegestuurd.

Artikel 13

De leden en de plaatsvervangende leden genieten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie een vergoeding van NAf 25,- per vergadering; meerdere vergaderingen op dezelfde dag gehouden worden tezamen als één vergadering aangemerkt.

De secretaris geniet voor zijn werkzaamheden als zodanig een vergoeding van NAf 200,- per maand.

Artikel 14
  • 1.

    De leden, de secretaris, de voorzitter en hun plaatsvervangers hebben ingeval van dienstreizen recht op vergoeding van reiskosten en van teerkosten naar de regels, die ter zake gelden voor ambtenaren in dienst van Sint Maarten.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 15

[regelt de inwerkingtreding]