Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regeling van het gebruik van stoomketels |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 5 november 1951, gepubliceerd in P.B. 1951, no. 163, en in werking getreden op 24 december 1951.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Landsverordening van 31 augustus 1951 (P.B. 1951, no. 124), artikel 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | wijziging artikelen 47, 48 en 49 | 17-04-2015 AB 2015, no.9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 27-03-2013 AB 2013, GT no. 346 | onbekend |
Tot het gebruik van een stoomketel, waaronder in deze verordening wordt verstaan elk toestel, ingericht om stoom voort te brengen, die tegen de wanden een grotere druk dan die van de dampkring uitoefent, is een vergunning nodig van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, of, voor zover het betreft stoomketels aan boord van schepen, van de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie, hierna te noemen: de minister die het betreft.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder "schip" onderscheidenlijk"schepen" verstaan een schip onderscheidenlijk schepen in de zin van de Landsverordening tot aanwijzing van onder de Schepenwet vallende schepen, tot vaststelling van enige regelingen in aanvulling van het Schepenbesluit en tot vervallenverklaring van de Verordeningen van de 16de maart 1920 en van de 29ste juli 1933.
Een verleende goedkeuring kan te allen tijde door het gezag, dat haar verleende, worden ingetrokken. Van die intrekking wordt de betrokkene terstond kennis gegeven, onder mededeling van de redenen, welke daartoe hebben geleid; zij is niet van toepassing op ketels, die reeds in aanbouw zijn op het tijdstip waarop vorenbedoelde kennisgeving de betrokkene bereikt.
Het verzoekschrift, waarvan het model bij landsbesluit zal worden vastgesteld, gaat vergezeld van een tekening van de ketel en, voor ketels met inmetseling, van de bemetseling, alles op een schaal niet kleiner dan 1:12 en met volledig ingeschreven maten, en behelst verder een opgave van:
Voor de in vaartuigen, afkomstig van buiten Sint Maarten, geplaatste scheepsketels, die in Nederland zijn onderzocht en beproefd, is de in het vorige lid beproeving geen vereiste, mits de vergunning gevraagd wordt voor het gebruik van de ketels in hetzelfde vaartuig, waarin zij sinds evenbedoeld, in Nederland ingesteld onderzoek geplaatst gebleven zijn, en bij het verzoekschrift wordt overgelegd het door de Minister van Sociale Zaken in Nederland uitgereikte bewijs, dat het onderzoek en de beproeving aldaar met gunstig gevolg hebben plaats gehad.
Het onderzoek van de stoomketels omvat alle handelingen, welke nodig zijn om zekerheid te verkrijgen, dat bij de samenstelling en de uitrusting van de ketels voldaan is aan de bepalingen van de artikelen 7 tot en met 19 van deze verordening, of, ingeval daarvan is afgeweken, dat de gevolgde inrichting even goed aan het beoogde doel beantwoordt.
Het onderzoek of de plaatdikte van de ketel en de afmetingen van zijn samenstellende delen, in verband met de vorm van de ketel en de gebezigde metaalsoort voldoende waarborg bieden voor de veiligheid bij het gebruik (bedoeld in artikel 7) blijft achterwege, indien de ketel geheel is gebouwd naar een overeenkomstig artikel 3 van deze verordening goedgekeurde tekening.
De beproeving geschiedt door het inpersen van koud water totdat een werkelijke druk is verkregen:
bij ketels, welke onder een druk van vijf kilogram per cm² of minder moeten werken: van het dubbele van dedruk, waaronder de ketel moet werken;
bij ketels, welke onder een druk van meer dan vijf, doch minder dan tien kilogram per cm² moeten werken: van vijf kilogram per cm² meer dan de druk, waaronder de ketel moet werken;
bij ketels, die onder een hogere druk moeten werken: van anderhalf maal die druk.
De grondslagen waarop de beoordeling, of aan die eisen voldaan is, moet berusten, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Wijzigingen daarin worden op gelijke wijze tot stand gebracht. Indien zij zwaardere eisen stellen dan te voren golden, worden zij niet eerder toegepast dan één jaar na de bekendmaking.
Gegoten ijzer mag alleen worden gebezigd:
hiertoe worden niet gerekend te behoren de delen, die van tijd tot tijd losgemaakt moeten worden, zoals deksels van man- en slijkgaten, verbindingsstukken van de uiteinden van de buizen van waterbuisketels en dergelijke;
onder gegoten ijzer wordt ten aanzien van de hier bedoelde delen niet verstaan materiaal, dat blijkt door een bijzondere bewerking voldoende taai te zijn gemaakt (smeedbaar gietijzer).
Elke stoomketel moet voorzien zijn van:
minstens twee van elkaar onafhankelijke voedingstoestellen, die elk afzonderlijk in de waterbehoefte van de ketel ruim kunnen voorzien; minstens een van deze toestellen moet zelfwerkend zijn. Onder zelfwerkende voedingstoestellen worden verstaan: stoompompen, injecteurs en toestellen, welke niet uitsluitend met de hand bewogen worden;
een spuikraan of afsluiter van brons, die hetzij onmiddellijk, hetzij door een roodkoperen of bronzen buis aan de ketel moet zijn aangesloten, welke buis echter met het metselwerk niet in aanraking mag zijn. Deze verbindingsbuizen mogen ook van vloei-ijzer of gegoten staal zijn vervaardigd, mits ze noch met het metselwerk, noch met de verbrandingsgassen in aanraking komen;
1°. de hoogst toe te laten stoomspanning in kilogrammen op de vierkante centimeter;
2°. jaar en plaats van vervaardiging en de naam van de vervaardiger.
Voor stoomketels zonder vuurhaard worden van de in het vorig artikel genoemde inrichtingen alleen gevorderd: minstens een manometer en een kraan met flens voor het aanbrengen van de proefmanometer, alsmede een bronzen spuikraan of -afsluiter.
Voor stoomketels van minder dan vijfhonderd dm3 inhoud en bestemd om te werken onder een stoomdruk van hoogstens drie kilogram op de vierkante centimeter boven de dampkringdruk, dan wel voor ketels, waarbij de verhouding:
water- en stoomruimte in kubieke decimeters
verwarmd oppervlak in vierkante meters
het getal 50 niet te boven gaat, is één veiligheidsklep, als bedoeld bij artikel 8, eerste lid, onderdeel a, voldoende.
De grondslagen waarop de beoordeling, of de inrichting van de veiligheidskleppen goed is en hun afmetingen voldoende zijn, moet berusten, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Ten aanzien van die grondslagen is van toepassing al hetgeen betreffende de in het tweede lid van artikel 7 bedoelde grondslagen in dat lid is bepaald.
Wanneer de veiligheidskleppen door veren worden gedrukt, moet de inrichting zodanig zijn, dat bij het breken van de veren de kleppen niet kunnen worden weggeslingerd.
Stoomketels, waarin de door de stoom uit te oefenen druk niet meer bedraagt dan een halve kilogram op de vierkante centimeter boven de dampkringdruk, moeten voorzien zijn van een luchtklep of ander toestel, waardoor de buitenlucht toegang tot de ketel verkrijgt, zodra de druk in de ketel geringer wordt dan die van de dampkring.
Voor landketels, met een verwarmd oppervlak van minder dan vijf m², is één voedingstoestel, mits dit ook uit de hand kan gedreven worden, voldoende.
Elke voedingspijp moet, zo dicht mogelijk bij de ketel voorzien zijn van een bronzen klepkast; tussen de klepkast en de ketel moet een bronzen kraan of afsluiter en tussen afsluiter en zelf sluitende klep een proef kraantje aangebracht zijn. De klepkast mag van gietstaal zijn, mits voorzien van een bronzen voering.
Pakkingkranen met een doorlaatopening van meer dan dertig millimeter moeten voorzien zijn van een borg om het wegslingeren van de plug te beletten in geval de pakkingbouten mochten breken.
Het merk van de laagst geoorloofde waterstand moet aan of nabij het peilglastoestel zijn aangebracht:
bij landketels minstens tien centimeter boven het hoogste punt, dat met de verbrandingsproducten in aanraking komt;
bij scheepsketels minstens vijftien centimeter boven dat punt.
Indien waterpeilglastoestel en proefkranen op een gemeenschappelijke buis zijn aangebracht, dan moet de inwendige middellijn, zowel van deze buis als van de verbindingspijpen met de ketel minstens vijftig millimeter bedragen; zijn zij afzonderlijk met de ketel verbonden, dan moet de inwendige middellijn der verbindingspijpen minstens dertig millimeter zijn.
De verbindingspijpen moeten zoveel mogelijk recht zijn of voorzien van een bocht van grote middellijn. Indien zij rechthoekig gebogen zijn, moet in de buiging een plugje zijn aangebracht om de pijpen te kunnen doorsteken.
In stoomvaartuigen, voor het vervoer van reizigers bestemd, moet het ruim, waarin de stoomketels geplaatst zijn, in voldoende mate door ijzeren schotten afgescheiden zijn van de vertrekken, waarin de reizigers moeten vertoeven. Deze bepaling is niet toepasselijk op stoomvaartuigen zonder dek.
Voor gebruiker van een stoomketel wordt gehouden hij, die het bestuur uitoefent over het bedrijf of de inrichting, waarvoor de stoomketel dient of bestemd is. Dient de ketel uitsluitend tot huiselijk gebruik, dan wordt het hoofd van het gezin als gebruiker aangemerkt.
Is de betrokken ambtenaar of deskundige na het onderzoek en de beproeving van oordeel, dat de ketel voldoende waarborgen voor de veiligheid bij het gebruik biedt, dan kan hij aan de gebruiker op diens verzoek, schriftelijk, en zo nodig onder bepaalde voorwaarden, toestaan de ketel voorlopig in gebruik te nemen.
Is de minister die het betreft van oordeel, dat de opgemerkte gebreken of afwijkingen van de voorschriften van de artikelen 7 tot en met 19 van deze verordening geen dadelijk gevaar opleveren bij het gebruik, dan kan de gevraagde vergunning worden verleend, onder voorwaarde dat die gebreken of afwijkingen, op straffe van intrekking der vergunning, binnen een door voornoemd gezag te bepalen termijn van hoogstens één jaar, worden verbeterd of weggenomen.
Blijkt bij het onderzoek van een stoomketel, dat om zijn bijzondere inrichting, de toepassing van een of meer van de in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 5 en in de artikelen 7 tot en met 18 vervatte bepalingen geheel of ten dele onnodig is, dan kan de minister die het betreft die bepalingen geheel of ten dele buiten toepassing laten. Wanneer het gebruik van een stoomketel van bijzondere inrichting eigenaardigheden oplevert, welke in deze verordening niet zijn voorzien, dan kan de minister die het betreft aan de indienststelling de voorwaarden verbinden, die nodig zullen blijken.
Die kosten bedragen ook in het geval bedoeld in het tweede lid van artikel 4:
voor stoomketels met een verwarmd oppervlak van vijf m² of minder en waarbij de verhouding:
water- en stoomruimte in kubieke decimeters
verwarmd oppervlak in vierkante meters
het getal 50 niet te boven gaat NAƒ 45,38;
voor stoomketels met een verwarmd oppervlak van tien m² of minder NAƒ 108,90;
voor stoomketels boven tien tot en met vijf en twintig m² verwarmd oppervlak NAƒ 163,35;
voor stoomketels boven vijf en twintig tot en met vijftig m² verwarmd oppervlak NAƒ 217,80;
voor stoomketels boven vijf en zeventig m² verwarmd oppervlak NAƒ 326,70.
Indien meerdere stoomketels, die door middel van stoom en andere pijpen met elkaar in verbinding zijn gebracht en bestemd zijn om gezamenlijk gebruikt te worden, worden onderzocht en beproefd tijdens een en hetzelfde bezoek van de betrokken ambtenaar of deskundige aan de inrichting, waarin de ketels zijn opgesteld, dan worden de kosten voor de ketel, die het grootste verwarmd oppervlak bezit, volgens bovenstaand tarief berekend, terwijl voor elk van de overige ketels een bedrag van NAƒ 108,90 in rekening wordt gebracht, tenzij berekening van de kosten voor alle ketels volgens het in lid 2 bedoeld tarief voor de gebruiker voordeliger is.
In de eerste drie gevallen wordt voor het hernieuwd onderzoek betaald volgens het in het vorig artikel vastgestelde tarief. In het laatste geval, wanneer het niet gepaard gaat met een van de andere gevallen, wordt betaald het verschil van de kosten volgens het nieuwe en het aanvankelijk verwarmde oppervlak.
De vergunning wordt verleend bij een door de minister die het betreft uit te reiken akte, vermeldende:
voor vaste landketels: de inrichting, waarin en de plaats waar,
voor scheepsketels: het vaartuig, waarin de ketel zal worden gebruikt;
De gebruikers van stoomketels aan wie voorwaardelijk vergunning is verleend overeenkomstig het bepaalde bij het tweede lid van artikel 25, zijn verplicht, zodra de in de vergunningsakte omschreven gebreken of afwijkingen zijn verbeterd of weggenomen, daarvan schriftelijk kennis te geven aan de minister die het betreft.
Het overeenkomstig het bepaalde in deze landsverordening uit te oefenen toezicht op de stoomketels is opgedragen aan de minister die het betreft, voor zover het stoomketels betreft aan boord van schepen.
De gebruikers van stoomketels moeten gedogen dat deze zo dikwijls dit door de minister die het betreft nodig wordt geacht, vanwege deze ministers worden onderzocht en, zo nodig, opnieuw beproefd. Het inwendig onderzoek van landketels heeft minstens eenmaal in de twee jaren, het inwendig onderzoek van scheepsketels minstens eenmaal per jaar plaats.
Zij verlenen aan de tot onderzoek en beproeving bevoegde personen op hun verlangen te allen tijde toegang en verstrekken hun alle met betrekking tot de ketels gevraagde inlichtingen of opgaven en de werklieden en hulpmiddelen, welke die personen tot het verrichten van vorenbedoelde werkzaamheden nodig achten.
Voor elk inwendig onderzoek, hetzij op verzoek van de gebruiker, hetzij ambtshalve, vanwege de minister die het betreft, is door de gebruiker een vast recht verschuldigd van NAƒ 12,10 per stoomketel (NAƒ 6,05 per verdamper) vermeerderd met NAƒ 0,12 per vierkante meter verwarmd oppervlak van het toestel, met dien verstande, dat dit recht ten hoogste een keer per jaar verschuldigd is, ook al zijn gedurende dat tijdverloop meerdere onderzoekingen gehouden.
Het jaarlijks onderzoek van de stoomketels van stoomschepen geschiedt bij voorkeur tijdens het dokken van de schepen waartoe die ketels behoren, waarvan de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie tijdig moet worden kennis gegeven.
Acht degene, die met het onderzoek belast is, het nodig, dat een stoomketel tot het instellen van het onderzoek buiten werking gesteld, en voor zoveel scheepsketels betreft, gelicht wordt, dan wel dat het metselwerk, de bekleding, de vlam- of waterpijpen of andere delen, welke nauwkeurig onderzoek belemmeren, geheel of gedeeltelijk worden weggenomen, dan geeft hij daarvan tijdig schriftelijk kennis aan de gebruiker.
Bestaat bij de gebruiker bezwaar tegen het tijdstip, waarop een dergelijk onderzoek zal plaats hebben, dan wordt dit bezwaar uiterlijk binnen drie dagen, onder opgave van het gewenste uitstel, schriftelijk ter kennis gebracht van degene, die het onderzoek of de beproeving zal verrichten; deze laatste beslist of het uitstel kan worden verleend; indien zulks met de eisen van de veiligheid is overeen te brengen, wordt door hem zoveel mogelijk aan het verlangen van de gebruiker tegemoet gekomen.
Moet een onderzoek plaats hebben, waarbij de stoomketel buiten werking gesteld moet worden, dan draagt de gebruiker zorg:
Hij, die een onderzoek of beproeving verricht heeft, houdt daarvan aantekening in de vergunningsakte, onder vermelding van de uitkomsten van dat onderzoek en van de beslissingen, bedoeld bij het eerste lid van artikel 39, het tweede lid van artikel 40 en het eerste lid van artikel 41 van deze verordening.
Wanneer een stoomketel door onverschillig welke omstandigheid in een toestand geraakt of gebracht is, die niet meer woordelijk overeenstemt met de in de akte van vergunning opgenomen omschrijving, of wanneer de in de akte van vergunning opgenomen aanduiding van de houder van de vergunning, door verkoop van de ketel, dan wel door welke andere oorzaak ook, niet meer juist is, dan is de gebruiker verplicht daarvan kennis te geven aan de minister die het betreft.
Is een ketel veranderd of verplaatst naar een andere plaats of een ander vaartuig of voertuig dan in de akte van vergunning is vermeld, dan mag hij niet in gebruik worden genomen voordat hij opnieuw onderzocht, en, indien vereist, beproefd is. Dit onderzoek of deze beproeving heeft plaats zoals in artikel 40, eerste lid, is aangegeven.
Wanneer een stoomketel langer dan drie jaren achtereen buiten gebruik is, kan de minister die het betreft de vergunningsakte intrekken.
De Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid onderscheidenlijk de Inspecteur voor de Scheepvaart neemt, zodra hij van de ontploffing kennis krijgt, de nodige maatregelen, opdat ter plaatse van het ongeval alles, tenzij daaruit gevaar kan ontstaan, zoveel mogelijk in onveranderde toestand blijft, en gelast zo spoedig mogelijk een onderzoek.
Het onderzoek heeft ten doel te bepalen of de ontploffing het gevolg is:
1°. van verzuim of nalatigheid, dan wel van verwaarlozing van voorschriften omtrent het gebruik van stoomketels, van de zijde van de gebruikers, of, wanneer deze bewijst het zijne te hebben gedaan om de naleving van die voorschriften te verzekeren, van de zijde van de persoon, met de bediening van de ketel belast;
een stoomketel onder stoomdruk hebben vóórdat de bij artikel 1 van deze verordening bedoelde vergunning of de bij artikel 24 bedoelde voorlopige toestemming is verkregen, dan wel nadat de vergunning is ingetrokken of, in het geval, bedoeld in het eerste lid van artikel 41, het verder gebruik is verboden;
een stoomketel, welke veranderd is of verplaatst naar een andere plaats of een ander vaar- of voertuig dan in de akte van vergunning is vermeld, onverschillig of de bij het eerste lid van artikel 43 van deze verordening bevolen kennisgeving al of niet heeft plaats gehad, weer in gebruik nemen, voordat de ketel opnieuw is onderzocht en, indien vereist, beproefd;
II. met een geldboete van de eerste categorie en gevangenisstraf van ten hoogste één maand in alle gevallen hiervoor niet afzonderlijk voorzien, waarin zij bevonden worden bepalingen van deze verordening niet te hebben nageleefd of in strijd daarmee te hebben gehandeld.
Indien de met de bediening van een stoomketel belaste persoon tijdens het gebruik niet aanwezig is, wordt hij gestraft met een geldboete van de eerste categorie en hechtenis van ten hoogste één maand.
Hij, die, nadat een ontploffing van een stoomketel heeft plaats gehad, opzettelijk handelingen verricht, waar door bij het later krachtens artikel 45 in te stellen onderzoek onzekerheid of dwaling omtrent de oorzaak van het geval kan ontstaan, of die zich niet houdt aan de maatregelen van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid onderscheidenlijk de Inspecteur voor de Scheepvaart krachtens hetzelfde artikel gegeven, wordt voor zover het Wetboek van Strafrecht er niet in voorziet, gestraft met een geldboete van de eerste categorie en hechtenis van ten hoogste een maand.
De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op stoomketels, in gebruik bij de Koninklijke Marine.