Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende een pensioenregeling voor onderwijzers bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs en hun weduwen en wezen |
Citeertitel | Pensioenverordening bijzonder onderwijs |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 27 november 1937, gepubliceerd in P.B. 1937, no. 130, en in werking getreden op 1 januari 1938.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 584 | onbekend |
Aan de onderwijzers, verbonden aan bijzondere scholen voor onderwijs, die volgens de desbetreffende regels in aanmerking komen voor uitkeringen ten laste van de begroting van Sint Maarten, en aan hun weduwen en wezen, wordt, overeenkomstig de bepalingen bij deze landsverordening vastgesteld, pensioen verleend.
Met inachtneming van de bepalingen van deze landsverordening zijn op de onderwijzers, beambten of bedienden in de zin van artikel 2 en hun weduwen en wezen de bepalingen en overgangsbepalingen van toepassing, die zouden gegolden hebben, indien de onderwijzer, beambte of bediende in een overeenkomstige betrekking als Sint Maartense burgerlijk landsdienaar of ambtenaar aan een overeenkomstige school voor openbaar onderwijs verbonden was geweest, zoals die met betrekking tot:
De pensioengeldige diensttijd wordt gerekend aan te vangen met de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de onderwijzer, beambte of bediende het achttiende levensjaar heeft volbracht of, indien hij later in dienst is getreden, met de dag waarop het recht op uitkeringen, te zijnen behoeve uit de Landskas is ontstaan en te zijn geëindigd op de laatste dag van de maand van het ontslag of van de dood.
De pensioengrondslag van de in artikel 2 bedoelde onderwijzers, beambten of bedienden wordt vastgesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport , hierna te noemen: de minister. De vaststelling geschiedt bij de jaarlijkse afrekening van de bezoldigingen met het schoolbestuur ingevolge de geldende subsidieregeling en wordt in het betreffende besluit vermeld.
De door de onderwijzers, beambten of bedienden bij het bijzonder onderwijs ten behoeve van eigen- en weduwen- en wezenpensioen verschuldigde gewone bijdragen worden ingehouden op maandelijkse uitkeringen te hunnen behoeve aan het bestuur van de school verleend. Bij de jaarlijkse afrekening met dat bestuur wordt het te weinig ingehoudene alsnog ingevorderd en in voorkomende gevallen het te veel ingehoudene gerestitueerd. Op de uitkeringen wegens betaalde verlofbezoldiging geschieden alleen inhoudingen wegens gewone bijdragen voor eigen- en weduwen- en wezenpensioen.
Indien het bestuur van een bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van deze landsverordening, weigert of nalatig is de minister de opgaven of inlichtingen, bedoeld in artikel 8, te verstrekken, worden geen uitkeringen aan dat bestuur verleend, zolang de weigering of de nalatigheid voortduurt.