Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | MINISTERIELE REGELING ter uitvoering van artikel 11, eerste lid, van het Meetbrievenlandsbesluit |
Citeertitel | Regeling metingsvoorschriften |
Vastgesteld door | Minister van Toerisme_x002C_ Economische Zaken_x002C_ Verkeer en Telecommunicatie |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 2 augustus 1995, gepubliceerd in P.B. 1995, no. 121, in werking getreden op 12 augustus 1995 en werkt terug t/m 18 juli 1994.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Meetbrievenlandsbesluit, artikel 11
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde lunch (GT) | 15-03-2013 AB 2013, GT no. 306 | onbekend |
In deze regeling worden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
bovendek: het bovenste aan weer en wind blootgestelde volledige dek, voorzien van permanente, dicht tegen weer en wind zijnde, middelen tot afsluiting van alle openingen in de aan weer en wind blootgestelde gedeelten van het dek, en waar beneden alle openingen in de zijden van het schip zijn voorzien van permanente middelen tot waterdichte afsluiting. Op een schip met een verspringend bovendek wordt het laagste gedeelte van het blootgestelde dek en de voortzetting van dat gedeelte evenwijdig aan het verhoogde gedeelte als bovendek beschouwd;
de verticale afstand gemeten van de bovenkant van de kiel tot de onderkant van het bovendek in de zijde. Bij houten en composiet schepen wordt de afstand gemeten vanaf de binnenkant van de sponning in de kiel. Indien de vorm in het onderste gedeelte van het grootspant hol verloopt of indien dikke zandstroken zijn aangebracht, wordt de afstand gemeten van het punt, waar de lijn die van het vlakke deel van het scheeps-vlak naar hart schip wordt doorgetrokken, de zijkant van de kiel snijdt;
ingesloten ruimten: alle ruimten, die begrensd worden door de huid van het schip, door vaste of verplaatsbare wanden of schotten, door dekken of afdekkingen, anders dan vaste of wegneembare dekzeilen. Onderbrekingen van het dek, openingen in de scheepshuid, in een dek of een afdekking van een ruimte, in de wanden of schotten van een ruimte, doen, evenmin als het ontbreken van een wand of een schot, niet af aan het feit dat een ruimte een ingesloten ruimte is;
niet in de tonnage begrepen ruimten: ruimten als hieronder omschreven, die niet behoren tot het volume van de ingesloten ruimten:
een ruimte gelegen binnen een bovenbouw, grenzend aan een zich van dek tot dek uitstrekkende eindopening -waarbij een gordijnplaat, met een hoogte van niet meer dan 25 millimeter boven die van de aangrenzende dekbalken, niet in aanmerking wordt genomen- en welke opening een breedte heeft van 90% of meer van de dekbreedte ter plaatse van de opening.Deze bepaling dient zodanig te worden toegepast dat van de ingesloten ruimten alleen die ruimte niet in de tonnage wordt begrepen, welke gelegen is tussen de werkelijke eindopening en een lijn evenwijdig aan de lijn of het vlak van de opening op een afstand van die opening, gelijk aan de helft van de dekbreedte ter plaatse van de opening. (Figuur 1 van bijlage I);
indien de breedte van de ruimte door een bepaalde constructie, met uitzondering van het naar elkaar toelopen van de huidbeplating, minder wordt dan 90% van de dekbreedte, wordt alleen de ruimte, gelegen tussen de lijn van de opening en een evenwijdige lijn door het punt waar de dwarsscheepse breedte van de ruimte gelijk aan of minder wordt dan 90% van de dekbreedte, niet in de tonnage van de ingesloten ruimten begrepen. (Figuren 2, 3 en 4 van bijlage I);
wanneer een tussenruimte, op verschansingen of open relingwerk na geheel open, twee willekeurige ruimten, waarvan een of beide volgens het hiervoor onder 1 en 2 vermelde aangemerkt kunnen worden als "niet in de tonnage begrepen ruimten" van elkaar scheidt, zal de betrokken ruimte of zullen de betrokken ruimten niet als zodanig aangemerkt worden, indien de afstand tussen de twee ruimten minder is dan de kleinste halve dekbreedte ter plaatse van de scheiding. (Figuren 5 en 6 van bijlage I);
een overdekte ruimte, blootgesteld aan weer en wind, met aan de blootgestelde zijden geen andere verbinding met de scheepsromp dan de voor ondersteuning benodigde stutten. In een dergelijke ruimte kunnen open relingwerk of een verschansing en gordijnplaat aangebracht worden, of stutten aan de scheepszijden, mits de afstand tussen de bovenkant van het relingwerk of de verschansing en de gordijnplaat niet minder bedraagt dan 0,75 meter of een derde van de hoogte van de ruimte, welke van beide de grootste is. (Figuur 7 van bijlage I);
een ruimte in een zich aan boord tot boord uitstrekkende bovenbouw gelegen tussen tegenover elkaar gelegen zijopeningen met een hoogte niet minder dan 0,75 meter of een derde van de bovenbouwhoogte, welke van beide de grootste is. Indien in een dergelijke bovenbouw de opening slechts aan één zijde is aangebracht, zal de ruimte, welke als niet in de tonnage begrepen ruimte wordt aangemerkt, binnenwaarts gemeten, vanaf de opening, beperkt worden tot een maximum van de helft van de dekbreedte ter plaatse van de opening. (Figuur 8 van bijlage I);
een ruimte in een bovenbouw, onmiddellijk gelegen onder een niet afgedekte opening in het daarboven gelegen dek, mits een dergelijke opening aan weer en wind is blootgesteld en de ruimte, welke niet als de ingesloten ruimte wordt aangemerkt, begrensd wordt door de oppervlakte van de opening. (Figuur 9 van bijlage I);
een nis in een buitenwand van een aan weer en wind blootgestelde bovenbouw, waarvan de opening, zonder mogelijkheden tot afsluiting, zich van dek tot dek uitstrekt, mits de binnenwaarts gelegen breedte nergens groter is dan de breedte bij de ingang en de binnenwaartse lengte in de bovenbouw niet groter is dan tweemaal de breedte van de ingang. (Figuur 10 van bijlage I);
De onder 1 tot en met 7 omschreven ruimten worden evenwel behandeld als "ingesloten ruimten" indien:
ladingruimten: ingesloten ruimten, begrepen in de berekening van de nettotonnage, die geschikt zijn voor het vervoer van uit het schip te lossen lading, mits zodanige ruimten eveneens begrepen zijn in de berekening van de brutotonnage. Deze ladingruimten dienen kenbaar te worden gemaakt door hen te merken met de letters CC (Cargo Compartment) die zodanig moeten worden aangebracht dat ze niet minder dan 100 millimeter hoog en duidelijk zichtbaar zijn;
NT = K2 Vc (4d/3D)² + K3 (N1 + N2/10);
Vc=het totale volume van de ladingruimten in kubieke meters,
K2=0.2 + 0.02 log Vc (of zoals volgens de tabel in bijlage II),
D =holte naar de mal midscheeps gemeten in meters als omschreven in artikel 2, onderdeel b;
d =diepgang naar de mal midscheeps gemeten in meters als omschreven in het tweede lid;
N1=aantal slaapplaatsen voor passagiers in hutten met niet meer dan acht kooien;
N2=aantal slaapplaatsen voor de overige passagiers;
N1 + N2 =totaal aantal passagiers dat het schip volgens het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen mag vervoeren; indien N1 + N2 minder is dan 13, worden N1 + N2 geacht gelijk te zijn aan nul;
GT= brutotonnage van het schip als vastgesteld krachtens het bepaalde in artikel 3.
Indien de kenmerken van een schip, met name de in de artikelen 3 en 4 omschreven V, Vc, d, N1 of N2, worden gewijzigd en deze wijziging een vermeerdering van de krachtens artikel 4 vastgestelde nettotonnage ten gevolge heeft, dient de met de nieuwe kenmerken overeenkomende nettotonnage van het schip onverwijld te worden vastgesteld en toegepast.
Voor een schip waaraan gelijktijdig uitwateringslijnen zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b, zijn toegekend, wordt slechts één nettotonnage vastgesteld krachtens artikel 4, welke tonnage wordt berekend naar de toegekende uitwateringslijn die behoort bij het vervoer waaraan met het schip wordt deelgenomen.
Indien de kenmerken van een schip, met name de in de artikelen 3 en 4 omschreven V, Vc , d, N1 of N2 , worden gewijzigd of als de desbetreffende toegekende uitwateringslijn, bedoeld in het tweede lid, niet meer van toepassing is door een verandering van het met het schip verrichte vervoer, en een zodanige wijziging leidt tot een vermindering van de nettotonnage van het schip zoals vastgesteld krachtens artikel 4, mag niet worden overgegaan tot uitgifte van een nieuw Internationale Meetbrief waarop de aldus vastgestelde nettotonnage is vermeld, alvorens twaalf maanden zijn verstreken na de datum waarop de vigerende Meetbrief is uitgegeven.
Alle volumes begrepen in de berekening van bruto- en nettotonnages worden gemeten, tot de binnenzijde van de huid of tot de begrenzingswanden bij metalen schepen en tot de buitenzijde van de huid of tot de binnenzijde van de begrenzingswanden bij schepen gebouwd van ander materiaal, waarbij aangebrachte isolatie of soortgelijke materialen niet in aanmerking worden genomen.