Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 6, eerste lid, en artikel 20, eerste lid, van de Meetbrievenlandsverordening en verder mede strekkende tot instelling van de Scheepsmetingsdienst |
Citeertitel | Meetbrievenlandsbesluit |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 9 mei 1995, gepubliceerd in P.B. 1995, no. 77, en in werking getreden op 10 juni 1995.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Meetbrievenlandsverordening, artikelen 6 en 20
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 15-03-2013 AB 2013, GT no. 300 | onbekend |
In dit landsbesluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
houden, en de rompbevrachter het schip exploiteert;
De aanvraag van een meetbrief geschiedt schriftelijk bij het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst. Bij de aanvraag worden zo mogelijk tekeningen van het schip overgelegd. Indien de aanvrager voor bepaalde ruimten er aanspraak op maakt dat deze ruimten aangemerkt worden als niet in de brutotonnage begrepen ruimten legt hij bij de aanvraag tekeningen over, welke in onderdelen de bijzonderheden aangeven waarop de aanspraak berust.
Betreft de aanvraag van een meetbrief een schip waarvoor niet eerder een meetbrief is afgegeven dan wordt de aanvraag voorafgegaan door een aanvraag tot meting van de ruimte onder het bovendek, gedaan zodra het schip van zijn dekken is voorzien, doch voordat in de ruimen isolatie of anderszins is aangebracht of werktuigen zijn geplaatst. Deze aanvraag tot meting van de ruimte onder het bovendek geschiedt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.
Bij de aanvraag van een meetbrief ten behoeve van een schip waarvoor niet eerder een Internationale Meetbrief is afgegeven, doch wel een bijzondere meetbrief of een buitenlandse meetbrief, wordt de bijzondere meetbrief of de buitenlandse meetbrief overgelegd, tenzij de buitenlandse meetbrief overeenkomstig de wettelijke bepalingen op grond waarvan hij is afgegeven reeds vóór de aanvraag bij de betreffende buitenlandse autoriteiten is ingeleverd, dan wel op de buitenlandse meetbrief van toepassing zijnde buitenlandse wettelijke bepalingen zich tegen afgifte verzetten.
De aanvrager van een meetbrief of van een meting van de ruimte onder het bovendek, bedoeld in artikel 3, tweede lid, verschaft de met de meting belaste ambtenaren van de Scheepsmetingsdienst of de door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst aangewezen personen, belast met meting, de middelen en de hulp om op een veilige wijze aan en van boord te komen en elk gedeelte van het schip te bereiken. De aanvrager verstrekt hen voorts de nodige tekeningen welke bij de Scheepsmetingsdienst blijven berusten, verschaft hen alle gevorderde inlichtingen die voor de uitvoering van hun taak nodig zijn en doet op hun aanwijzingen alle losse voorwerpen verplaatsen die een juiste meting kunnen belemmeren.
De soort en de inrichting van de voor de vaststelling van de tonnages benodigde werktuigen worden vastgesteld door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst.
Indien de aanvrager van een meetbrief van mening is dat de vaststelling van de bruto- en nettotonnage zoals opgenomen in de meetbrief niet juist is, kan hij binnen veertien dagen na afgifte van de meetbrief schriftelijk aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst een nieuwe vaststelling verzoeken. Behoudens het bepaalde in het derde lid worden voor de hermeting de kosten, bedoeld bij of krachtens de artikelen 4, tweede lid, 14, eerste lid, en 18, eerste lid, van de Meetbrievenlandsverordening, in rekening gebracht.
Het verzoek tot de nieuwe vaststelling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt overeenkomstig artikel 3, eerste en tweede lid. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing. Na een zodanig verzoek wordt een tweede vaststelling verricht door twee daartoe door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst aan te wijzen ambtenaren, die niet aan de vaststelling hebben deelgenomen. Ten aanzien van de tweede vaststelling is artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
De eerste vaststelling van de bruto- en nettotonnage wordt als juist aangemerkt indien het verschil tussen de daarbij vastgestelde bruto- of nettotonnage van het schip en die, vastgesteld bij de tweede vaststelling, niet meer bedraagt dan één procent. Blijkt de eerste vaststelling niet juist te zijn dan wordt na de tweede vaststelling een nieuwe meetbrief, desgevraagd met een uittreksel uit de meetbrief, afgegeven, waarbij de kosten, bedoeld in het eerste lid, voor de tweede vaststelling niet in rekening worden gebracht.
Op schriftelijk verzoek van een belanghebbende kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst, na verrichte controle, in door hem afgegeven meetbrieven en eventueel in uittreksels uit deze meetbrieven, die hun geldigheid niet hebben verloren, door hem gewaarmerkte wijzigingen aanbrengen.
Indien een meetbrief afgegeven door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst zijn geldigheid verliest, wordt deze door voornoemd hoofd ingetrokken. Deze intrekking geschiedt door kennisgeving per aangetekende brief aan de kapitein, alsmede aan de reder, de eigenaar, de rompbevrachter van het schip dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger in Sint Maarten.
Indien het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst vermoedt dat een meetbrief, door hem afgegeven, zijn geldigheid heeft verloren, kan hij van de kapitein, alsmede van de reder, de eigenaar, de rompbevrachter dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger, vorderen dat de meetbrief en eventueel het uittreksel uit de meetbrief bij hem worden ingeleverd. Degene, tot wie de vordering is gericht, is verplicht daaraan onverwijld te voldoen.
Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst kan algemene of bijzondere aanwijzingen geven ter bevordering van een juiste naleving van de Meetbrievenlandsverordening, dit landsbesluit en de nadere metingsvoorschriften, bedoeld in artikel 11, eerste lid.
De kapitein, alsmede de reder, de eigenaar, de rompbevrachter dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger, die niet voldoet aan een van de verplichtingen vermeld in de artikelen 4, vierde lid, en 10, tweede en derde lid, begaat een overtreding in de zin van artikel 27 van de Meetbrievenlandsverordening.