Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING tot vereenvoudiging, ten aanzien van kleine woningen en van gronden, waarop kleine woningen zijn of zullen worden gebouwd, van processuele voorschriften, bij vorderingen gegrond op wettelijke voorschriften, omtrent huur en verhuur

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING tot vereenvoudiging, ten aanzien van kleine woningen en van gronden, waarop kleine woningen zijn of zullen worden gebouwd, van processuele voorschriften, bij vorderingen gegrond op wettelijke voorschriften, omtrent huur en verhuur
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 28 november 1914, gepubliceerd in P.B. 1915, no. 10, en in werking getreden op 16 maart 1915.

Bij P.B. 1917, no. 19 is de inwerkingtreding voor Sint Maarten geregeld.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

15-03-2013

AB 2013, GT no. 313

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING tot vereenvoudiging, ten aanzien van kleine woningen en van gronden, waarop kleine woningen zijn of zullen worden gebouwd, van processuele voorschriften, bij vorderingen gegrond op wettelijke voorschriften, omtrent huur en verhuur

 

 

Artikel 1

Indien het bedrag van de verschenen huurpenningen voor kleine woningen niet meer bedraagt dan NAƒ 75,- vertegenwoordigende een huurschuld over ten hoogste zes maanden tegen een huurprijs van niet meer dan NAƒ 12,50 per maand, kan de verhuurder daarvoor pandbeslag doen leggen zonder voorafgaand bevel of verlof als bedoeld in artikel 626 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 1.

    Het beslag kan worden gedaan zonder voorafgaand bevel of verlof als bedoeld in artikel 626 van genoemd Wetboek.

  • 2.

    Het beslag wordt gedaan door een deurwaarder, bijgestaan door een beambte van politie, daartoe door de Minister van Justitie kosteloos aangewezen.

Artikel 2

Het geding tot invordering van verschenen huurpenningen voor kleine woningen als bedoeld in het vorig artikel, tot van waardeverklaring van het in het vorig artikel bedoeld beslag, alsmede een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en tot het al of niet op grond daarvan ontruimen van huizen waarvan de huurprijs, berekend over zes maanden, het bedrag van NAƒ 75,- niet te boven gaat, wordt aanhangig gemaakt door het indienen van een verzoekschrift op ongezegeld papier, volgens door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, hierna te noemen: de minister, vast te stellen niet bindend model, bevattende een opgave van de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoekers, van de naam en de woonplaats van de wederpartij, alsmede een mededeling van de vordering en van de gronden waarop zij steunt, bij welk verzoekschrift het Gerecht in eerste aanleg wordt verzocht een dag te bepalen, waarop de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld.

Artikel 3

Het Gerecht in eerste aanleg bepaalt, indien hem blijkt, dat het verzoekschrift betrekking heeft op een vordering als in het vorig artikel bedoeld en het overigens aan de aldaar gestelde eisen voldoet, de dag en het uur, waarop de zaak ter terechtzitting zal dienen, waarvan de griffier zo spoedig mogelijk aan beide partijen, onder bijvoeging voor de wederpartij van een afschrift van het verzoekschrift, bij te adviseren dienstbrief kennis geeft, welke kennisgeving ten opzichte van partijen de kracht zal hebben van een dagvaarding.

De dag der terechtzitting zal niet later mogen worden gesteld dan 4 dagen na de ontvangst van het verzoekschrift ter griffie.

Artikel 4

Indien het Gerecht in eerste aanleg het verzoek afwijst op grond dat het geen betrekking heeft op een vordering als bedoeld in artikel 2, of dat het verzoekschrift niet voldoet aan de in dat artikel gestelde eisen, doet hij dit bij een gemotiveerde beslissing, waarvan de griffier bij te adviseren dienstbrief mededeling doet aan de verzoeker.

Artikel 5

Tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg in de artikelen 3 en 4 bedoeld is geen hoger beroep toegelaten.

Artikel 6

Met afwijking van artikel 108 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschiedt een op grond van artikel 2 door het Gerecht in eerste aanleg bevolen ontruiming door de deurwaarder op de minuut van het vonnis, zonder verdere aanmaning of andere formaliteiten dan de vertoning van die minuut ter woonplaats van de veroordeelde partij. De ontruiming wordt ten uitvoer gelegd door een door de Minister van Justitiedaartoe schriftelijk aan te wijzen beambte van politie, die tevens belast is met de vertoning van de minuut.

Alle voormelde verrichtingen geschieden kosteloos.

Artikel 7

Wanneer enige rechterlijke beslissing wordt verzocht betrekkelijk tot een vordering in de artikelen 1 en 2 bedoeld, kan het daartoe strekkende rekwest op ongezegeld papier ingediend worden, en zal de beschikking vrij zijn van zegel en verder vrij van alle kosten worden uitgereikt.

Artikel 8

Hij, die in rechten optreedt in een geding als in deze verordening bedoeld, wordt, indien hij een bewijs van onvermogen overlegt, bij artikel 738, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vermeld, geacht van de rechter vergunning te hebben verkregen om kosteloos te procederen.

Deze bepaling geldt niet ten aanzien van diegene, die zijn reeds eerder afgewezen vordering andermaal aanhangig maakt.

Artikel 9

De bepalingen van de vorige artikelen zijn ook van toepassing op huur van kleine gronden, waarop kleine woningen zijn of zullen worden gebouwd, wanneer de verschenen huurpenningen niet meer bedragen dan NAƒ 75,- vertegenwoordigende een huurschuld over ten hoogste zes maanden tegen een huurprijs van niet meer dan NAƒ 12,50 per maand.

Een op grond van dit artikel door de rechter in eerste aanleg bevolen ontruiming geschiedt niet eerder dan twee dagen na de vertoning van de minuut van het daarop betrekking hebbende vonnis.

Artikel 10

[regelt de inwerkingtreding]