Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tussen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (Trb. 1933, nr. 364) |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 30 augustus 1933, gepubliceerd in P.B. 1933, no. 90, en in werking getreden op 1 juli 1934.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
De toepasselijkheidverklaring van het verdrag op Curaçao is gepubliceerd in P.B. 1934, no. 44.
De inwerkingtredingdatum van deze oorspronkelijke regeling is niet bekend. Wel is bekend dat zij van kracht is. Het systeem van deze databank staat niet toe dat deze regeling wordt opgenomen zonder inwerkingtredingdatum. Daarom heeft de redactie een fictieve datum vermeld in het overzicht van wijzigingen.
De datum van ondertekening en de inwerkingtredingdatum van de wijzigingsregeling zijn niet bekend. Wel is bekend dat zij van kracht is. Het systeem van deze databank staat niet toe dat deze regeling wordt opgenomen zonder datum van ondertekening en inwerkingtredingdatum. Daarom heeft de redactie voor beide een fictieve datum vermeld in het overzicht van wijzigingen.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 19-04-2013 AB 2013, GT no. 494 | onbekend |
Oordeelt het Gerecht in eerste aanleg waaraan een aanvraag om mededeling van enig stuk overeenkomstig artikel 3 van het verdrag is toegezonden of doorgezonden, dat het geval, bedoeld bij letter f van dat artikel, aanwezig is, dan zendt hij de bescheiden onder opgave van redenen aan de Minister van Justitie, die zo nodig, na nader onderzoek, beslist.
Alle stukken, opgemaakt om gevolg te geven aan het verzoek om mededeling van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk, zijn vrij van de rechten van zegel en registratie.
Onverminderd de vereisten bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor het exploot gesteld, zullen daarbij in ieder geval worden vermeld de volledige namen, het adres, en de hoedanigheid van degene voor wie het stuk bestemd is. Tevens wordt vermeld, dat het exploot overeenkomstig artikel 3 van het verdrag moet worden meegedeeld, met opgave of een bijzondere wijze van mededeling wordt verlangd.
Het exploot is vergezeld van twee getekende afschriften en van vertalingen van deze drie bescheiden. De vertalingen moeten voor overeenstemmend zijn verklaard door een beëdigd vertaler. Wordt bij het exploot een afzonderlijk stuk betekend, dan geldt het bepaalde omtrent afschriften en vertalingen ook voor dit afzonderlijk stuk.
Het Gerecht in eerste aanleg kan, als waarborg voor de kosten, ter zake van de mededeling te maken, een door hem te begroten voorschot van de deurwaarder vragen.
Het Gerecht in eerste aanleg zal het exploot met “gezien” tekenen en de in het laatste lid van artikel 5 van deze landsverordening bedoelde afschriften met vertalingen, ter verdere behandeling doen toekomen aan de bevoegde Nederlandse consulaire ambtenaar. Hij verzoekt deze ambtenaar tevens de vertalingen voor overeenstemmend te verklaren.
Verschijnt de gedaagde op de betekende rechtsdag niet, dan zal, indien de eiser het bewijsstuk, bedoeld in het vorige artikel, nog niet ontvangen heeft, de rechter op verzoek van de eiser het verlenen van verstek en de behandeling van de zaak tot een volgende zitting aanhouden.
Oordeelt het Gerecht in eerste aanleg dat het geval, bedoeld in onderdeel f van artikel 7 van het verdrag, aanwezig is, dan vindt artikel 2 van deze landsverordening overeenkomstige toepassing.
Indien een persoon, die ter zake van een rogatoire commissie moet worden gehoord, niet vrijwillig verschijnt, geschiedt zijn oproeping op verzoek van de rechterlijke autoriteit, die de commissie uitvoert.
Zodra de rechter de rogatoire commissie heeft afgedaan, zendt hij de ontvangen stukken aan de betrokken buitenlandse autoriteit terug, vermeerderd met de stukken, waaruit van de uitvoering blijkt en met een opgave van kosten als bedoeld in onderdeel b van artikel 10 van het verdrag.
Alle stukken, ter zake van de uitvoering van rogatoire commissies opgemaakt, zijn vrij van de rechten van zegel en van registratie.
Indien een rogatoire commissie door de rechter overeenkomstig artikel 7 van het verdrag wordt opgedragen, zendt hij de stukken ter verdere behandeling aan de bevoegde Nederlandse consulaire ambtenaar. De zich bij die stukken bevindende vertalingen moeten voor overeenstemmend zijn verklaard door een beëdigd vertaler.
De kosten, die ter zake van de uitvoering van een rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag in rekening worden gebracht, vormen een deel van de proceskosten, waaromtrent volgens het gemene recht door de rechter uitspraak wordt gedaan.
De rechter stelt, indien een rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag opgedragen is, na ontvangst van de stukken, de dag vast, waarop de zaak weer op de rol zal worden opgeroepen.