Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING ter uitvoering van het op 1 maart 1954 te 's-Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 16 maart 1967, gepubliceerd in P.B. 1967, no. 46, en in werking getreden op 10 oktober 1968.
Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 3-10-1968 (P.B. 1968, no. 148).
Deze regeling is aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie hoewel de tekst van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet is aangepast. De reden dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zelf niet is aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie is dat dit een eenvormige landsverordening is. Omdat de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Aruba, Curaçao en Sint Maarten nog niet in alle drie de landen is vastgesteld, kan ook de daarin opgenomen Ministeriële Samenwerkingraad nog niet functioneren; en die Raad is de instantie die wijzigingen in de eenvormige landsverordeningen moet vaststellen.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 571 | onbekend |
Als de autoriteit, die, overeenkomstig de voorschriften van het verdrag zorg draagt voor de mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken, afkomstig uit een van de Staten, waar het verdrag van kracht is, wordt aangewezen: de procureur-generaal.
Oordeelt de procureur-generaal, dat artikel 4 van het verdrag toepasselijk is, dan zendt hij de stukken onder opgaaf van redenen aan de minister, die beslist.
Om overeenkomstig de voorschriften van het verdrag een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk te doen mededelen in een van de Staten waar het verdrag van kracht is, wordt het exploot gedaan en het afschrift doorgezonden op de wijze, aangegeven bij artikel 5, punt zeven, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Behalve de vereisten, bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor het exploot gesteld, zal daarbij worden vermeld het beroep of de maatschappelijke betrekking van de partijen, alsmede het adres van degene, aan wie de mededeling wordt verlangd. Tevens wordt daarin vermeld, dat het exploot overeenkomstig het verdrag moet worden medegedeeld, met opgave of verlangd wordt:
In elk van de laatste drie gevallen is het exploot vergezeld van een vertaling in een van de talen, bedoeld in artikel 3 van het verdrag; wordt bij het exploot een afzonderlijk stuk betekend, dan geldt hetzelfde omtrent dit stuk, zo het niet in een van die talen is gesteld. De vertaling moet voor overeenstemmend verklaard zijn door een beëdigd vertaler in het land van bestemming of door een beëdigd vertaler in Sint Maarten.
De procureur-generaal zendt de stukken zoveel mogelijk rechtstreeks over de post toe aan de in het buitenland zich bevindende belanghebbenden, of doet deze rechtstreeks door de zorg van de Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaren uitreiken, tenzij er verlangd wordt een mededeling overeenkomstig het verdrag, bedoeld in het vorige artikel, in welk geval hij de stukken aan de betrokken Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaar zendt.
Is dit laatste het geval, en is het exploot of het afzonderlijk stuk vergezeld van een vertaling in een van de talen, bedoeld in artikel 3 van het verdrag, dan verzoekt de procureur-generaal de diplomatieke of consulaire ambtenaar, in geval de vertaling niet voor overeenstemmend is verklaard door een beëdigd vertaler in het land van bestemming, zelf die vertaling voor overeenstemmend te verklaren. De procureur-generaal zal voorts de diplomatieke of consulaire ambtenaar verzoeken, de stukken aan de bevoegde autoriteit te doen toekomen. Alles behoudens het bepaalde in het derde en het vierde lid van artikel 1 van het verdrag.
Als autoriteit aan wie overeenkomstig de voorschriften van het verdrag de rogatoire commissies, afkomstig uit de Staten waar het verdrag van kracht is, moeten worden overgemaakt, wordt aangewezen de President van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hierna te noemen: het Hof. De President draagt de uitvoering van de rogatoire commissie op aan het Gerecht in eerste aanleg.
De President van het Hof kan een andere rechterlijke autoriteit dan de rechter in eerste aanleg tot uitvoering van de rogatoire commissie aanwijzen in geval dit uitdrukkelijk door de bevoegde autoriteit van de Staat, waaruit de commissie afkomstig is, wordt verlangd.
Oordeelt de President van het Hof dat artikel 11, derde lid, sub 3°, van het verdrag toepasselijk is, dan zendt hij de commissie onder opgaaf van redenen aan de minister, die beslist.
Van de rechterlijke handelingen, ter uitvoering van de rogatoire commissie verricht, wordt proces-verbaal opgemaakt.
Alle stukken, ter zake van de uitvoering van rogatoire commissies opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.
Alle overige kosten, op de uitvoering vallende, komen ten koste van Sint Maarten; hiervan zijn echter uitgezonderd:
De kosten, die door de betrokken vreemde Staat worden in rekening gebracht, vormen een deel van de proceskosten waaromtrent overeenkomstig artikel 60 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de rechter uitspraak wordt gedaan.
Als de autoriteit, die overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het verdrag, bevoegd is tot afgifte van de verklaring, dat de uitspraak ten aanzien van de veroordeling in de kosten kracht van gewijsde zaak verkregen heeft, wordt aangewezen de president van het college dat, of de rechter in eerste aanleg die de veroordeling in de kosten heeft uitgesproken.
Alle stukken in het voorgaande lid, sub 1° en 3° genoemd, zijn vergezeld van een vertaling in een van de talen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, sub 3° van het verdrag; van de uitspraak wordt een vertaling van het gedeelte dat de beslissing bevat, overgelegd. De vertalingen moeten voor overeenstemmend verklaard zijn door een beëdigd vertaler in het land, waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt, of door een beëdigd vertaler in Sint Maarten.
De minister zendt de stukken, in artikel 19 van deze landsverordening genoemd, langs de weg, in artikel 18 van het verdrag vermeld, aan de bevoegde autoriteit van de Staat, waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt, onder bijvoeging van een bevestiging, overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het verdrag, en een vertaling daarvan in een van de talen, bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder 3°, van het verdrag. Deze vertaling is voor overeenstemmend verklaard door een beëdigd vertaler in het land waar de uitvoerbaarverklaring verlangd wordt, of door een beëdigd vertaler in Sint Maarten.
De uitvoerbaarverklaring van uitspraken overeenkomstig de voorschriften van het verdrag geschiedt in Sint Maarten door de rechter in eerste aanleg.
De rechter in eerste aanleg doet zo spoedig mogelijk uitspraak en zendt onverwijld een authentiek afschrift van zijn beschikking aan de minister, die deze langs diplomatieke weg aan de verzoekende partij doet toekomen. Hetzelfde geldt in geval van hoger beroep bij het Hof.
Alle stukken, benodigd voor de uitvoerbaarverklaring van uitspraken overeenkomstig de voorschriften van het verdrag, en de authentieke afschriften, aan de verzoekende partij toe te zenden, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt verlangd, kosteloos geregistreerd. Alle overige noodzakelijke kosten ter zake van de uitvoerbaarverklaring, komen ten laste van Sint Maarten.
Als de autoriteit die in Sint Maarten bevoegd is om het bewijs van onvermogen af te geven of de verklaring van onvermogen voor zich te doen afleggen, bedoeld in artikel 21 van het verdrag, met het oog op toelating tot het voorrecht van kosteloze rechtsbijstand in een van de Staten waar het verdrag van kracht is, wordt aangewezen: