Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende algemene bepalingen van formeel belastingrecht |
Citeertitel | Algemene landsverordening landsbelastingen |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 3 augustus 2001, gepubliceerd in P.B. 2001, no. 89, en in werking getreden op 18 augustus 2001.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Ministeriële regeling administratieve boeten
Regeling uitstel uitspraak
Ministeriële regeling aanwezigheid belastingambtenaren van de Verenigde Staten van Amerika
Aangiftebiljet spaarvermogensheffing
Regeling ex-patriates
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Artikelen 49, 50, 51 en 52 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
01-04-2014 | 30-05-2015 | Artikelen 2, 3, 4 en 34 | 09-01-2014 AB 2014, nrs. 6, 7 & 13 | onbekend | |
10-10-2010 | 31-03-2014 | geconsolideerde tekst (GT) | 28-02-2013 AB 2013, GT no. 416 | onbekend |
Waar in de belastingverordening wordt gesproken van:
Sint Maarten, wordt daar mede onder begrepen het buiten de territoriale zee van Sint Maarten gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied.
Een trust wordt geacht zijn woonplaats in Sint Maarten te hebben, indien hij volgens het recht van Sint Maarten is ingesteld, aldaar gevestigd is of, indien de trust ingevolge de trustakte slechts één trustee heeft, deze in Sint Maarten woont of aldaar gevestigd is. Of een naar buitenlands recht ingestelde trust is gevestigd in Sint Maarten wordt, indien het voorgaande niet van toepassing is, naar de omstandigheden beoordeeld.
In afwijking van het tweede lid is een voorlopige aanslag, gedagtekend vóór 1 november van het belastingjaar waarop deze betrekking heeft, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven. Op de laatste dag van elk van die maanden vervalt een termijn.
In afwijking van hetgeen in deze landsverordening is bepaald, is de belastingplichtige die Sint Maarten metterwoon wenst te verlaten dan wel zijn plaats van vestiging wenst over te brengen naar een buiten Sint Maarten gelegen plaats, verplicht terstond aangifte te doen voor de inkomstenbelasting, de winstbelasting, de grondbelasting en de belasting op bedrijfsomzetten, tot het einde van de belastingplicht.
De Inspecteur kan, ingeval de grootte van de belastingschuld eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, na aanvang van het belastingtijdvak aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag opleggen tot het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Een door de belastingplichtige als onjuist aangemerkte belastingaanslag kan door de Inspecteur ambtshalve worden verminderd binnen vijf jaar na het ontstaan van de belastingschuld. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat een dergelijke ambtshalve vermindering kan worden verleend tot tien jaar na het ontstaan van de belastingschuld indien de vermindering een in dat landsbesluit bepaald bedrag overschrijdt. Indien de Inspecteur binnen de in dit artikel bedoelde termijnen vaststelt dat de belastingaanslag onjuist is, wordt deze aanslag ambtshalve door de Inspecteur verminderd.
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
Indien te weinig belasting is geheven over het bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen, vervalt, in afwijking van het derde lid, eerste volzin, de bevoegdheid tot navorderen door verloop van 15 jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.
In geval de belastingverordening voldoening van in een tijdvak verschuldigde belasting dan wel afdracht van in een tijdvak ingehouden belasting voorschrijft, is de belastingplichtige dan wel de inhoudingsplichtige gehouden binnen 15 dagen na afloop van dat tijdvak de belasting overeenkomstig de aangifte te betalen bij de Ontvanger.
Voor de belastingplichtigen in de winstbelasting, met uitzondering van die genoemd in de artikelen 8A, 8B, 14 en 14A van de Landsverordening op de winstbelasting, zoals deze luidden op 31 december 1999,zijn, in afwijking van de bepalingen van artikel 14, de bepalingen van dit artikel van toepassing.
De op de voorlopige aangifte als verschuldigd aan te geven belasting dient ten minste gelijk te zijn aan de volgens de meest recente definitieve aangifte op grond van de belastingverordening over dat jaar totaal verschuldigde belasting. Indien de belastingplichtige een lager bedrag wenst aan te geven, kan hij daartoe een gemotiveerd verzoek indienen bij de Inspecteur.
De Inspecteur neemt een schriftelijk gemotiveerde beslissing binnen 15 dagen na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid. Als datum van de beslissing geldt de datum waarop het afschrift ter post wordt bezorgd. Indien de Inspecteur niet binnen 15 dagen schriftelijk afwijzend heeft beslist, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
De Inspecteur neemt een schriftelijk gemotiveerde beslissing binnen 15 dagen na ontvangst van een verzoek om uitstel voor het doen van de definitieve aangifte. Het verzoek, bedoeld in de vorige volzin, dient te worden vergezeld van een nadere voorlopige aangifte. Indien een beslissing wordt genomen, geldt als datum van de beslissing de datum waarop het afschrift ter post wordt bezorgd. Indien de Inspecteur niet binnen 15 dagen afwijzend heeft beslist, wordt de termijn van indiening van de definitieve aangifte verlengd met drie maanden.
De Inspecteur kan, indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen niet of niet volledig is betaald, de niet of te weinig betaalde belasting naheffen door middel van een naheffingsaanslag ten name van degene die de belasting had behoren te betalen. Indien tevens geen aangifte is gedaan, stelt de Inspecteur de aanslag ambtshalve vast.
Met niet volledig betaald zijn als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld het geval waarin, naar aanleiding van een ingevolge de belastingverordening gedaan verzoek, ten onrechte of tot een te hoog bedrag, vrijstelling of vermindering van inhouding van belasting dan wel teruggaaf van belasting is verleend.
Indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige ter zake van de in artikel 16 genoemde feiten te kwader trouw is vervalt in afwijking van het eerste lid de bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag door verloop van tien jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend.
Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 7, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van ten hoogste NAƒ 2.500,-kan opleggen.
Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de aangifte voor een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 8, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van ten hoogste NAƒ 2.500,-kan opleggen.
Indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 8, tweede lid, gestelde termijn heeft betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem een boete van ten hoogste NAƒ 10.000,- kan opleggen.
Indien het met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag te laag is vastgesteld dan wel anderszins te weinig belasting is geheven, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de Inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een boete kan opleggen van ten hoogste 100% van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.
Indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingverordening gestelde termijn is betaald, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de Inspecteur hem een boete kan opleggen van ten hoogste 100% van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.
De Inspecteur kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, binnen zes maanden na de vaststelling van de navorderings- of naheffingsaanslag een boete opleggen indien de feiten of omstandigheden op grond waarvan wordt nagevorderd of nageheven eerst bekend worden binnen zes maanden vóór de afloop van de in artikel 13, derde lid, respectievelijk artikel 17, bedoelde termijnen en er tevens aanwijzingen zijn dat het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld dan wel anderszins te weinig belasting is geheven. In dat geval doet de Inspecteur vóór of gelijktijdig met de vaststelling van de navorderings- dan wel naheffingsaanslag mededeling aan de belastingplichtige of inhoudingsplichtige dat wordt onderzocht of in verband met de navordering of naheffing het opleggen van een vergrijpboete gerechtvaardigd is.
Op verzoek van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige die de kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de Inspecteur er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de belastingplichtige of inhoudingsplichtige worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
Hoofdstuk VI is van overeenkomstige toepassing bij het opleggen van administratieve boeten, met dien verstande dat de belastingplichtige of inhoudingsplichtige tegen wie het onderzoek naar de oplegging van een administratieve boete is gericht slechts gehouden is toe te laten dat de Inspecteur gegevensdragers of de inhoud daarvan raadpleegt dan wel toegang te verlenen tot gebouwen of gronden.
Ingeval een belastingplichtige of inhoudingsplichtige alsnog een juiste en volledige aangifte doet dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat een of meer ambtenaren van de Belastingdienst de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, wordt in plaats van een vergrijpboete een verzuimboete opgelegd van ten hoogste 15%.
Degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag of tegen een ingevolge deze landsverordening door de Inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking, kan binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur. De Inspecteur tekent onverwijld de datum van ontvangst aan op het bezwaarschrift. De Inspecteur zendt de aanvrager onverwijld een bewijs van ontvangst, waarin die datum is vermeld.
Degene die bezwaar heeft tegen het bedrag dat als belasting door hem op aangifte is voldaan of afgedragen of dat als belasting door een inhoudingsplichtige van hem is ingehouden, kan binnen twee maanden na de betaling respectievelijk de inhouding een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
Indien een bezwaarschrift meer dan één belastingaanslag of beschikking inzake boete betreft, stelt de Inspecteur de belanghebbende binnen een door hem te bepalen termijn in de gelegenheid het geschrift te vervangen door zoveel bezwaarschriften als het belastingaanslagen of beschikkingen betreft. Maakt de belanghebbende van deze gelegenheid gebruik, dan worden de nieuwe bezwaarschriften geacht op dezelfde dag als het oorspronkelijke geschrift door de Inspecteur te zijn ontvangen.
Indien de Inspecteur niet in de gelegenheid is om binnen de in het tweede lid bedoelde termijn uitspraak op het bezwaar te doen, stelt hij de belanghebbende hiervan schriftelijk in kennis, onder mededeling van de reden waarom nog geen uitspraak kan worden gedaan. De termijn van het tweede lid wordt in de door de minister te bepalen gevallen met dit uitstel verlengd. De Inspecteur is gehouden om, zodra dat in redelijkheid van hem verwacht kan worden, uitspraak te doen.
Indien de belanghebbende in zijn bezwaarschrift het verlangen daartoe te kennen geeft, wordt hij vóór de uitspraak door de Inspecteur gehoord. Hij kan ook ambtshalve worden opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen of om de overwegingen te vernemen die bij de vaststelling van de aanslag hebben gegolden. Alle oproepingen worden gedaan op een termijn van ten minste zeven dagen.
Indien het bezwaar is gericht tegen een belastingaanslag met betrekking tot welke ten onrechte geen aangifte is gedaan, de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet volledig is voldaan aan de verplichting ingevolge de artikelen 40, 41, 42 en 43 wordt de belastingaanslag gehandhaafd, tenzij gebleken is dat, en zo ja in hoeverre, deze onjuist is.
De belanghebbende die bezwaar heeft tegen een ingevolge deze landsverordening door de Inspecteur gedane uitspraak kan binnen twee maanden na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de Raad. De belanghebbende kan ook in het geval, bedoeld in artikel 30, tweede lid, in beroep komen binnen twaalf maanden:
De verplichting tot betaling wordt niet geschorst door de indiening van een bezwaar- of beroepschrift inzake een belastingaanslag.
De kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden uitsluitend ten laste van de Landskas vergoed, op verzoek van de belastingplichtige, voor zover de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen.
De bevoegdheden en de verplichtingen van een minderjarige, een onder curatele gestelde of iemand die in staat van faillissement is verklaard, of wiens vermogen onder bewind is gesteld, kunnen worden uitgeoefend en nagekomen door hun wettelijke vertegenwoordiger, curator of bewindvoerder. Desgevorderd zijn laatstgenoemden tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
Indien iemand is overleden, kunnen de erfgenamen in het uitoefenen van de bevoegdheden en het nakomen van de verplichtingen welke de overledene zou hebben gehad, als hij in leven was gebleven, worden vertegenwoordigd door één van hen, de executeur, de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of de bewindvoerder over de nalatenschap. Desgevorderd is ieder van de genoemde personen tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
In bezwaar- en beroepschriften is degene die niet binnen Sint Maarten een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, verplicht domicilie kiezen binnen Sint Maarten.
Op degene, die direct of indirect ten minste 50% van de aandelen heeft in het kapitaal van dan wel de zeggenschap heeft over een lichaam dat onderworpen is aan één of meer van de in artikel 1 genoemde belastingen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gegevens en inlichtingen alsmede gegevensdragers die in het bezit zijn van de aandeelhouder en welke van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van dat lichaam. De eerste volzin is mede van toepassing in gevallen waarin twee of meer natuurlijke personen of lichamen volgens een onderlinge regeling tot samenwerking een belang houden van 50% of meer dan wel de zeggenschap hebben over een lichaam dat onderworpen is aan één of meer van de in artikel 1 bedoelde belastingen.
De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze, - zulks naar keuze van de Inspecteur-, en binnen een door de Inspecteur te stellen termijn. De gevraagde gegevens en inlichtingen dienen kosteloos te worden verstrekt.
Toegelaten moet worden dat kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt van de voor de raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdragers of de inhoud daarvan. Indien het maken van kopieën of leesbare afdrukken niet ter plaatse kan geschieden, is de Inspecteur bevoegd de gegevensdragers voor dat doel voor korte tijd mee te nemen.
Op het binnentreden in woningen is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur generaal, de officier van justitie dan wel een hulpofficier van justitie.
Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
De administratieplichtige die de gevorderde gegevensdragers of de inhoud daarvan, niet of slechts ten dele ter inzage verstrekt, wordt geacht niet volledig te hebben voldaan aan een op grond van dit artikel opgelegde verplichting tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat de afwezigheid of onvolledigheid van de gegevensdragers of de inhoud ervan het gevolg is van overmacht.
De Inspecteur kent op verzoek van een belanghebbende aan deze een identificatienummer toe, dan wel maakt aan de belanghebbende op diens verzoek een reeds toegekend identificatienummer bekend. De belanghebbende is ter vaststelling van zijn identiteit gehouden een geldig paspoort, identiteitskaart dan wel geldig rijbewijs ter inzage te verstrekken.
Ingeval de ondernemer is overeengekomen dat de vergoeding voor de door hem te verrichten prestatie vooraf geheel of in gedeelten zal worden voldaan, dient ter zake van die betaling of deelbetalingen vóór het tijdstip van de opeisbaarheid daarvan telkens een overeenkomstig het eerste lid opgemaakte factuur te worden uitgereikt.
De volgende ondernemers zijn ontheven van de verplichting tot uitreiking van facturen voor zover zij een doorlopend genummerde kasregistratie van de vergoeding voor de door hen geleverde goederen en door hen verrichte diensten bijhouden en overigens voldoen aan de in het zesde lid genoemde voorwaarden:
Administratieplichtigen zijn gehouden in de maand januari van elk jaar aan de Inspecteur een opgave te verstrekken betreffende de personen die in het afgelopen jaar bij of voor de administratieplichtige in dienstbetrekking zijn geweest, met inbegrip van bestuurders, commissarissen en personen, die niet anders dan op provisiebasis werken.
Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van derden als bedoeld in artikel 45, eerste lid, kunnen alleen geestelijken, notarissen, advocaten, artsen en apothekers zich beroepen op de omstandigheid dat zij uit hoofde van hun stand, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht zijn.
De minister kan nadere regels geven en voorwaarden stellen voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, met betrekking tot toezichtactiviteiten bij kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen alsmede financiële instellingen en trustkantoren die uitsluitend werkzaam zijn ten behoeve van lichamen als bedoeld in de artikelen 8A, 8B, 14 en 14A van de Landsverordening op de winstbelasting, zoals deze luidden op 31 december 1999.
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie of, indien de te weinig geheven belasting hoger is dan dit bedrag, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting, dan wel met beide straffen wordt, indien van de handeling of het nalaten het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor Sint Maarten kan ontstaan, gestraft degene die ingevolge deze landsverordening verplicht is tot:
Degene die zich opzettelijk schuldig maakt aan een in het eerste lid omschreven strafbaar gesteld feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of een geldboete van de vijfde categorie of, indien de te weinig geheven belasting hoger is dan dit bedrag, ten hoogste tweemaal het bedrag van de te weinig geheven belasting, dan wel met beide straffen.
Het eerste en tweede lid blijven buiten toepassing indien degene op wie de verplichting rust alsnog een juiste en volledige aangifte doet of juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Inspecteur of een van de in artikel 48, tweede lid, bedoelde ambtenaren en personen de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden.
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Degene die niet voldoet aan de hem opgelegde verplichting ingevolge de artikelen 41, tweede lid, 42, eerste lid, en 44 wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.
Met het opsporen van de bij belastingverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de Inspecteur alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren en personen van de Belastingdienst. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.
Bij het opsporen van een bij de belastingverordening strafbaar gesteld feit hebben de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij zijn bevoegd zich door bepaalde door hen aangewezen personen te laten vergezellen. Voor het betreden van woningen is artikel 155 van het Wetboek van Strafvordering onverkort van toepassing.
Alle processen-verbaal betreffende de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden ingezonden aan de Directeur. De Directeur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten, ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen, onverwijld toekomen aan de officier van justitie. De overige processen-verbaal doet de Directeur met de inbeslaggenomen voorwerpen toekomen aan de officier van justitie indien hij een vervolging wenselijk acht.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ter voorkoming van dubbele belasting in gevallen waarin daaromtrent niet op andere wijze is voorzien, regels worden gesteld ten einde gehele of gedeeltelijke vrijstelling of vermindering van de belasting te verlenen, voor zover het voorwerp van de belasting is onderworpen aan een belasting die vanwege een ander land van het Koninkrijk, een andere mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie wordt geheven.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld waardoor ten aanzien van in Sint Maarten wonende diplomatieke, consulaire en andere vertegenwoordigers van een vreemde mogendheid alsmede hun gezinsleden, de hun toegevoegde ambtenaren en de bij hen inwonende in hun dienst zijnde personen vrijstelling van belasting wordt verleend.
Indien een gedeelte van een inkomen wordt genoten van een internationale organisatie en dit gedeelte ingevolge bepalingen van internationaal recht van de heffing van belasting in Sint Maarten is vrijgesteld, wordt behoudens voor zover bij die bepalingen een nadere wijze van berekenen is voorgeschreven, de inkomstenbelasting verschuldigd over het overige gedeelte van het inkomen gesteld op het verschil tussen de belasting berekend zonder inachtneming van de vrijstelling en de belasting welke volgens bij ministeriële regeling vast te stellen regels aan het vrijgestelde gedeelte van het inkomen dient te worden toegerekend.
De bepalingen van deze afdeling strekken tot nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit de Belastingregeling voor het Koninkrijk, een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, een verdrag tot het uitwisselen van inlichtingen, dan wel regelingen van internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing en invordering van de in artikel 1 bedoelde belastingen, alsmede de daarmee overeenkomende belastingen, die vanwege een buitenlandse mogendheid worden geheven.
Een verzoek om inlichtingen van een bevoegde autoriteit van een andere staat wordt door de minister in behandeling genomen. De minister kan de andere staat de inlichtingen verstrekken die zij vraagt en die voor haar van belang kunnen zijn bij de heffing en invordering van belastingen, bedoeld in artikel 1, of daarmee overeenkomende belastingen.
Tegen een besluit als bedoeld in het tweede lid staat voor degene ten aanzien van wie een verzoek is gedaan, beroep open bij de Raad. De bepalingen van de artikelen 31 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat degene ten aanzien van wie het verzoek om inlichtingen is gedaan binnen dertig dagen na de dagtekening van het afschrift van de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, in beroep kan komen.
De minister kan met de bevoegde autoriteit van een andere staat overeenkomen dat ambtenaren van de Belastingdienst en andere belanghebbenden van de andere staat hier te lande aanwezig mogen zijn in verband met een onderzoek ten behoeve van de verstrekking van inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van de andere staat.
Ten dienste van de heffing en invordering van de in artikel 1 bedoelde belastingen kan de minister een ambtenaar aanwijzen om aanwezig te zijn bij een onderzoek in een andere staat, dat daar door of vanwege de bevoegde autoriteit van die staat wordt ingesteld, in het kader van het verstrekken van inlichtingen aan Sint Maarten.
Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere Staat gaat de minister over tot de notificatie van stukken.
Ingeval een verzoek tot notificatie van stukken voor inwilliging vatbaar is, brengt de minister de bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, daarvan onverwijld op de hoogte. Met het oog op het daaraan te verlenen gevolg draagt de minister zorg voor de uitvoering van het verzoek tot notificatie met toepassing van de wettelijke voorschriften betreffende de notificatie van officiële overheidsdocumenten.
De minister verstrekt geen inlichtingen indien:
de wetgeving van de staat van de bevoegde autoriteit voor wie de inlichtingen zouden zijn bestemd geen verplichting tot geheimhouding oplegt aan ambtenaren van de belastingadministratie van die staat met betrekking tot hetgeen hun wordt medegedeeld of blijkt bij de uitvoering van de belastingwetten van die staat.
De stukken die de toepassing van de belastingverordening betreffen of die daaruit voortvloeien, zijn vrij van zegel en worden, voor zover aan de formaliteit van registratie onderworpen, kosteloos geregistreerd, tenzij bij landsverordening anders is bepaald.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan een vergoeding worden vastgesteld ter dekking van de kosten voor een door de Directie der Belastingen te publiceren voorlichtings- en informatiemateriaal betreffende belastingheffing.