Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 22, eerste lid, van de Luchtvaartlandsverordening |
Citeertitel | Landsbesluit luchtverkeer |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 21 januari 2006, gepubliceerd in P.B. 2006, no. 11, en in werking getreden op 24 februari 2006.
Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 23-2-2006 (P.B. 2006, no. 28).
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Luchtvaartlandsverordening, artikel 22
Regeling valschermspringen.
Regeling luchtvaarttelecommunicatie.
Regeling seinen luchtvaart.
Regeling burgerluchtvaartinlichtingen.
Regeling vliegplan.
Regeling navigatie- en telecommunicatieinstallaties.
Regeling slepen.
Regeling verwijderen van voorwerpen en stoffen.
Regeling gebruik hoogtemeter.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 27-03-2013 AB 2013, GT no. 328 | onbekend |
In dit landsbesluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
NOTAM: een kennisgeving, bevattende inlichtingen, welke van belang zijn voor de uitoefening van de luchtvaart in het aan Sint Maarten toegewezen vluchtinlichtingengebied, die wordt uitgegeven, indien het betreft een inlichting van tijdelijke aard of wanneer de inlichting niet tijdig in de AIP kan worden gepubliceerd;
omschakelpunt: het punt waar een luchtvaartuig tijdens een vlucht langs een luchtverkeersroute-segment, dat is bepaald met betrekking tot alzijdig gerichte radiobakens werkend op zeer hoge frequenties (VOR's), verwacht wordt -voor de primaire navigatie- om te schakelen van het baken achter het luchtvaartuig naar het volgende baken vóór het luchtvaartuig;
HOOFDSTUK 2 Luchtverkeersdienstverlening en kwaliteits- en veiligheidssysteem luchtverkeersleidingsdiensten
De bepalingen van dit hoofstuk zijn van toepassing binnen het Sint Maartense grondgebied -de territoriale wateren daaronder begrepen- en het luchtruim daarboven, alsmede binnen het gedeelte van het luchtruim boven de volle zee, waarin Sint Maarten - krachtens het door de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie goedgekeurde Caribische regionaal plan - de verantwoordelijkheid heeft aanvaard voor het verzorgen van de luchtverkeersdienstverlening.
De gehele luchtruimte, structuur en de wijze waarop luchtverkeersdiensten uitgevoerd moeten worden binnen het vluchtinformatiegebied Sint Maarten, zijnde het gebied waarin op basis van regionale overeenkomsten Sint Maarten is aangewezen om zorg te dragen voor de uitvoering van luchtverkeersdiensten, is uitsluitend een aangelegenheid van Sint Maarten.
Voorstellen tot wijziging van de luchtruimte structuur, inclusief de structuur van luchtroutes, de classificatie van het luchtruim en de indeling van het luchtruim worden door de minister niet goedgekeurd en gepubliceerd indien niet voldaan wordt aan het gestelde in de bij dit landsbesluit behorende bijlage A.
De autonome luchtverkeersdienst die belast wordt met de uitvoering van luchtverkeersdiensten binnen het vluchtinformatiegebied Sint Maarten, houdt zich onverminderd andere bepalingen opgenomen in dit landsbesluit aan de algemene vereisten voor de uitvoering van luchtverkeersdiensten, zoals opgenomen in de bij dit landsbesluit behorende bijlage B.
De Directeur Luchtvaart draagt zorg voor de frequentie en kwaliteit van inspecties, audits en “proficiency checks” van luchtverkeersdiensten. Hierbij dient de directeur zorg te dragen dat de grootte van de frequentie zodanig is dat Sint Maarten haar verantwoordelijkheid met betrekking tot de zorg voor de veiligheid en efficiëntie van het luchtverkeer binnen het betreffende luchtruim kan nakomen.
De Inspecteur luchtverkeersbeveiliging en operaties luchtvaartterreinen is namens de Directeur Luchtvaart verantwoordelijk voor het toezicht op een veilige en efficiënte verlening van luchtverkeersdiensten binnen Sint Maarten en voor de controle op naleving van de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften door de luchtverkeersdienstverleners.
De Directeur Luchtvaart draagt zorg dat de Inspecteur luchtverkeersbeveiliging en operaties luchtvaartterreinen om de zes maanden tenminste één gedetailleerd rapport opstelt met betrekking tot:
De directeur van elke luchtverkeersdienst staat de Inspecteur luchtverkeersbeveiliging en operatie luchtvaartterreinen bij tijdens het uitoefenen van werkzaamheden gerelateerd aan zijn toezichthoudende bevoegdheden en taken en verschaft hem inzage van de daarvoor bestemde documenten en onbelemmerde toegang tot vertrekken waarin werkzaamheden betreffende luchtverkeersdiensten plaatsvinden.
De minister kan op nationaal niveau deskundige organisaties of op internationaal niveau door ICAO erkende organisaties die de technische ervaring en deskundigheid bezitten, de bevoegdheid geven om controle uit te oefenen op de door de minister aan te geven van toepassing zijnde eisen en normen opgenomen in dit landsbesluit.
Bij de bepaling van de noodzaak voor de verlening van luchtverkeersdiensten neemt de minister het volgende in overweging:
Bij de aanwijzing van luchtverkeersdiensten handelt de minister conform het bepaalde in §2.8 van hoofdstuk 2 van bijlage 11 van het Verdrag.
Bij een aanwijzing van de luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het tweede lid, worden de grenzen daarvan zodanig vastgesteld, dat de aangewezen luchtruimte voldoende is voor het bevatten van de vliegbaan van de IFR-vluchten waaraan luchtverkeersleiding zal worden gegeven, rekening houdend met de te gebruiken navigatie-hulpmiddelen. De ondergrens van een algemeen luchtverkeersleidingsgebied wordt niet lager vastgesteld dan 213 meter (700 voet) boven de grond of het water. De ondergrens van een naderingsluchtverkeersleidingsgebied ligt op de grond of het water; de laterale begrenzing wordt vastgesteld op ten minste 9.260 meter (5 zeemijlen) van het middelpunt van het betrokken luchtvaartterrein in de richting waaruit naderingen kunnen plaatsvinden.
Elke luchtverkeersdienst draagt de verantwoordelijkheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten aan luchtvaartuigen binnen het aan deze toegewezen luchtruim. De verantwoordelijkheid voor luchtverkeersdienstverlening aan een luchtvaartuig of een groep van luchtvaartuigen kan worden overgedragen aan andere luchtverkeersdiensten mits coördinatie tussen de betreffende luchtverkeersdiensten is verzekerd.
1. Tussen twee luchtverkeersleidingscentra vindt de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot een vlucht plaats bij het passeren van de gemeenschappelijke grens tussen de desbetreffende luchtverkeersleidingsgebieden, of op zodanige andere positie, tijd of vlieghoogte als is overeengekomen tussen de twee luchtverkeersleidingsdiensten.
Tussen een luchtverkeersleidingscentrum en een naderingsluchtverkeersleidingsdienst, een naderingsluchtverkeersleidingsdienst en een plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst, een luchtverkeersleidingscentrum en een plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst, vindt de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot een vlucht plaats op een wijze zoals is overeengekomen tussen een luchtverkeersleidingscentrum en een luchtverkeersleidingsdienst of tussen de luchtverkeersleidingsdiensten onderling.
De overdracht van verantwoordelijkheid tussen sectoren belast met de verlening van luchtverkeersleiding bij dezelfde luchtverkeersleidingsdiensteenheid wordt van de ene sector naar de andere sector overgedragen op een punt, hoogte of tijd zoals neergelegd in instructies van de luchtverkeersleidingsdienst.
Elke luchtverkeersleidingsdienst beschikt te allen tijde over een kwaliteits- en veiligheidssysteem, welke voldoet aan het voorschrift en de doelstellingen neergelegd in paragraaf 2.1.3 respectievelijk 2.2 van hoofdstuk 2 “ATS Safety Management” van ICAO DOC 4444 ATM/501 “Procedures for Air Navigation Services, Air Traffic Management”.
Het systeem, bedoeld in het eerste lid, wordt met inachtneming van de aanbevelingen neergelegd in paragraaf 2.3 junctis paragrafen 2.4 tot en met 2.7 van het ICAO document, genoemd in het eerste lid - voor zover deze van toepassing zijn - beschreven in een handboek, welke door de minister wordt goedgekeurd.
Bij vernieuwing of aanzienlijke aanpassing van luchtverkeersleidingsprocedures of technische systemen, stelt de luchtverkeersleidingsdienst vooraf een kwaliteits- en veiligheidsplan op, welke aan de minister wordt voorgelegd ter goedkeuring, die de verantwoordelijkheid draagt om na te gaan of het ingediende plan voldoet aan de veiligheidseisen van ICAO.
Goedkeuring van de ingediende voorstellen tot implementatie, bedoeld in het zesde lid, vindt slechts plaats, indien de luchtverkeersleidingsdienst schriftelijk blijk heeft gegeven dat zij een schatting van de veiligheid heeft uitgevoerd en dat een gedetailleerde beoordeling hiervan door de Inspecteur luchtverkeersbeveiliging uitwijst dat het vereiste minimale veiligheidsniveau wordt bereikt.
Bij de uitvoering van de doelstellingen van de luchtverkeersdiensten nemen de luchtverkeersdiensten de vereisten voor luchtvaartmaatschappijen neergelegd in bijlage 6 van het Verdrag in acht. Wanneer luchtvaartmaatschappijen zulks vereisen stellen de luchtverkeersdiensten hen of de door hen aangewezen vertegenwoordigers informatie ter beschikking teneinde hen of de door hen aangewezen vertegenwoordigers in staat te stellen hun verantwoordelijkheden uit te voeren.
Binnen het vluchtinformatiegebied Sint Maarten kunnen luchtverkeersdiensten worden verleend door de bij landsbesluit aan te wijzen luchtverkeersdiensten.
Door de minister kunnen ter bevordering van een veilige, ordelijke en vlotte afwikkeling van het luchtverkeer, regels worden gesteld betreffende de prioriteitstelling bij de luchtverkeersdienstverlening.
Een ATC-klaring wordt tussen luchtverkeersdiensten gecoördineerd conform de bepalingen van § 3.7.4.1, § 3.7.4.2, § 3.7.4.3 en § 3.7.4.4 van Bijlage 11 van het Verdrag.
Het luchtverkeersleidingscentrum geeft vluchtinformatie en alarmering aan vluchten beneden de 2.500 voet en binnen de laterale grenzen van het vluchtinformatiegebied Sint Maarten.
De instantie, belast met het geven van AFIS, verstrekt in ieder geval de volgende vluchtinformatie:
a. meteorologische inlichtingen voor startende en landende vliegtuigen, inclusief de ongecodeerde waarschuwing voor weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn op een veilige vluchtuitvoering, over:
b. inlichtingen die de vlieger in staat stellen de best bruikbare start- of landingsbaan te kiezen, inclusief de aanbevolen baan en het luchtverkeerscircuit en, op verzoek van de vlieger, de lengte van de baan en de afstand tussen een snij- of kruispunt en het eind van de baan;
c. inlichtingen over bekend luchtverkeer, voertuigen of personeel op of bij dat deel van het luchtvaartterrein dat is bedoeld om van op te stijgen, om op te landen en met luchtvaartuigen op te taxiën, met uitzondering van de platforms, of over luchtvaartuigen in de omgeving van het luchtvaartterrein die een risico voor het betrokken luchtvaartuig zou kunnen vormen;
c. inlichtingen over de omstandigheden op het luchtvaartterrein die essentieel zijn voor een veilige vluchtuitvoering, waaronder in ieder geval informatie over:
e. inlichtingen over de status of veranderingen in de gebruiksmogelijkheden van de elektronische navigatiehulpmiddelen en visuele hulpmiddelen die essentieel zijn voor het luchtvaartterreinverkeer;
f. inlichtingen over peilingen en peillijnen, wanneer daarvoor apparatuur beschikbaar is en is voorgeschreven en toegelaten op basis van de daarvoor geldende eisen uit Bijlage 10 van het Verdrag;
g. berichten, inclusief klaringen, ontvangen van andere luchtverkeersdiensten en bestemd voor het betreffende luchtvaartuig;
f. het geven van instructies op het manoeuvreergebied aan luchtvaartuigen die taxiën, met uitzondering van instructies aan luchtvaartuigen om de baan op te taxiën alsmede instructies aan landende luchtvaartuigen die nog niet zijn uitgerold.
Het is verboden op zodanige wijze aan het luchtverkeer deel te nemen dan wel luchtverkeersleiding te geven binnen het vluchtinformatie gebied Sint Maarten dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht.
Door of namens de minister kunnen ter bescherming van de openbare veiligheid bij het gebruik van het luchtruim, ter bevordering van het veilige, ordelijke en vlotte verloop van het luchtverkeer of ter bescherming van personen of zaken aan boord van het luchtvaartuig of op het aardoppervlak regels worden gesteld aan deelnemers aan het luchtverkeer.
Behoudens het bepaalde in artikel 28, vindt de melding door luchtverkeerdiensten aan het RCC van de Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba betreffende in nood verkerende luchtvaartuigen plaats conform de bepalingen neergelegd in § 5.2. van Bijlage 11 van het Verdrag.
Behoudens het bepaalde in het tweede lid informeert de luchtverkeersdienst, na vaststelling dat een luchtvaartuig in een noodtoestand verkeert, andere luchtvaartuigen, waarvan bekend is dat zij zich in de nabijheid van het desbetreffende luchtvaartuig bevinden, zo gauw mogelijk van de aard van de noodsituatie.
Wanneer de luchtverkeersdienst ervan op de hoogte is of veronderstelt dat een luchtvaartuig onderworpen is aan wederrechtelijke inmenging, zal geen referentie gemaakt worden op de communicatiekanalen met betrekking tot deze noodsituatie tenzij het luchtvaartuig hiertoe referentie heeft gemaakt en verzekerd is dat dit de situatie niet zal verslechteren.
Aan noodvoertuigen die assistentie gaan verlenen aan luchtvaartuigen in nood, wordt voorrang gegeven boven alle op de grond bewegend verkeer.
Aan elk luchtvaartuig waarvan bekend is of verondersteld wordt dat het is onderworpen aan wederrechtelijke inmenging, wordt maximale assistentie verleend alsmede de nodige prioriteit boven andere luchtvaartuigen gegeven.
In geval een luchtvaartuig is onderworpen aan wederrechtelijke inmenging wordt zo mogelijk de betrokken luchtverkeersdienst daarvan in kennis gesteld onder vermelding van belangrijke omstandigheden ter zake en de daardoor veroorzaakte wijzigingen van het geldende vliegplan.
In geval een luchtvaartuig is onderworpen aan wederrechtelijke inmenging, wordt door de luchtverkeersdienst onmiddellijk gevolg gegeven aan verzoeken van het luchtvaartuig. Informatie betrekking hebbende op de veilige uitoefening van een vlucht zal voortdurend uitgezonden worden en de nodige maatregelen zullen worden genomen om de uitvoering van alle vluchtfasen, in het bijzonder de veilige landing van het luchtvaartuig, te bevorderen.
Zodra een luchtverkeersdienst op de hoogte wordt gesteld van een verdwaald luchtvaartuig zullen al de nodige stappen, zoals neergelegd in §2.23.1.1.1 en §2.23.1.1.2. van Bijlage 11 van het Verdrag, ondernomen worden om het luchtvaartuig te assisteren en de vlucht bescherming te bieden.
Zodra een luchtverkeersdienst een luchtvaartuig heeft waargenomen of een melding heeft ontvangen dat een luchtvaartuig binnen het vluchtinformatiegebied Sint Maarten of het Sint Maarten TMA vluchten uitoefent zonder een degelijke identificatie, zal de luchtverkeersdienst pogingen doen om de identiteit van het luchtvaartuig vast te stellen, voor zover dit nodig is voor het verlenen van luchtverkeersdiensten of wanneer dit vereist wordt door de bevoegde militaire autoriteiten op basis van overeengekomen procedures.
Zodra de identiteit van het luchtvaartuig door de luchtverkeersdienst wordt vastgesteld, stelt de luchtverkeersdienst, voor zover dit nodig is, de betreffende militaire eenheid hiervan op de hoogte.
De directeur van elke luchtverkeersdienst draagt zorg dat de luchtverkeersdienst bij luchtvaartongevallen de volgende berichten doorgeeft:
Luchtverkeersdienstverleners brengen door middel van geschikte regelingen een hechte samenwerking tot stand met militaire autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor activiteiten die van invloed kunnen zijn op de vluchtuitvoering of veiligheid van het algemeen luchtverkeer.
De directeur van elke luchtverkeersdienst draagt zorg dat in overeengekomen coördinatie met de militairen tenminste het volgende in acht wordt genomen:
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 41 en 42, vindt de coördinatie tussen de militaire autoriteiten en luchtverkeersdiensten plaats conform § 2.16 van Bijlage 11 van het Verdrag.
De directeur van elke luchtverkeersdienst draagt zorg dat bij het plannen van ATC-uitvoeringen dan wel bij het ten uitvoer leggen van luchtverkeersdienstverlening, het volgende in acht wordt genomen:
het fundamenteel belang van een efficiënte luchtverkeersdienstverlening binnen het luchtruim om de capaciteit van het luchtverkeersdienstensysteem te vergroten, om optimaal te kunnen beantwoorden aan de verschillende behoeften van gebruikers en om het best mogelijke en flexibel gebruik van het luchtruim tot stand te brengen;
Om ervoor zorg te dragen dat de luchtverkeersdienstverlening op geschikte wijze kan geschieden, draagt de directeur van de luchtverkeersdienst zorg dat het luchtverkeersleidingssysteem tenminste aan het volgende voldoet:
het bestaan van adequate supervisie voor het coördineren van luchtverkeersleidingsactiviteiten, het coördineren van bekwaamheidstesten voor luchtverkeersleiders, het verzekeren van standaardisatie van werkmethoden en de tenuitvoerlegging van de relevante aspecten van het kwaliteits- en veiligheidssysteem;
Luchtverkeersdiensten voeren luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartcommunicatie uit in overeenstemming met de door de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde normen en aanbevolen werkwijzen alsmede met de door deze Raad goedgekeurde procedures vermeld in de volgende ICAO publicaties:
De directeur van elke luchtverkeersdienst stelt veiligheidseisen samen met betrekking tot ontwerp, implementatie, onderhoud en gebruik van operationele systemen en de onderdelen daarvan, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden, teneinde het door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie gepubliceerde veiligheidsniveau op het gebied van luchtverkeersbeveiliging te kunnen bereiken.
De directeur van elke luchtverkeersdienst draagt zorg dat systemen zodanig worden ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de taken die aan het luchtverkeersdienstpersoneel worden opgedragen compatibel zijn met de menselijke capaciteiten, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden.
De directeur van elke luchtverkeersdienst stelt elk personeelslid dat taken uitvoert ten behoeve van luchtverkeersdiensten bij de betreffende luchtverkeersdienst in het bezit van dit landsbesluit.
Het is de directeur van elke luchtverkeersdienst verboden luchtverkeersdienstverlening uit te laten voeren door:
De directeur Luchtvaart is verantwoordelijk voor het toezicht op de prestaties van de luchtverkeersbeveiliging en bestudeert de doeltreffendheid van de getroffen maatregelen en stelt eventueel nieuwe maatregelen aan de minister voor of maakt gebruik van “directives” gericht op het bevorderen van de veiligheid.
De inspecteur luchtverkeersbeveiliging en operaties luchtvaartterreinen belast met de inspectie en “audits” van luchtverkeersdiensten mag geen informatie inzake luchtverkeersdienstverleners openbaar maken, die onder het beroepsgeheim valt, tenzij dit betrekking heeft op de wijze waarop een systeem voor de beoordeling en publicatie van de prestaties van die dienstverleners is georganiseerd.
De directeur van elke luchtverkeersdienst bewijst dat de luchtverkeersdienst conform de hierin opgenomen wettelijke bepalingen functioneert door het regelmatig opnemen van gegevens, in het daarvoor bestemde document of de daarvoor bestemde documenten, die blijk geven dat de betreffende luchtverkeersdienst opereert in overeenstemming met de bepalingen in dit landsbesluit en indien:
inspecties, audits en proficiency checks uitwijzen dat het technisch personeel, de luchtveerkeersleiders en alle andere personen, die taken uitvoeren ten behoeve van luchtverkeersdiensten vakbekwaam blijven door een geschikte rooster-indeling, trainingen, opleidingen en interne vakbekwaamheidtesten;
Aan de hand van het resultaat van inspecties uitgevoerd door de inspecteur luchtverkeersbeveiliging en operatie luchtvaartterreinen kunnen naast de in dit landsbesluit opgenomen regels door de minister regels worden gesteld met betrekking tot:
De directeur van elke luchtverkeersdienst voorziet de minister van de nodige evidentie ter ondersteuning van zijn verplichting, genoemd in artikel 58 eerste lid, inclusief het document waarin de directeur alle processen bijhoudt ter indicatie van het bereikte niveau waarop de luchtverkeersdienst-eenheid functioneert gerelateerd aan de vereisten van de bepalingen opgenomen in dit landsbesluit en bijlage B behorende bij dit landsbesluit.
De directeur van elke luchtverkeersdienst verzendt het resultaat van de intern gehouden onderzoeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de betreffende luchtverkeersdienst naar de Directie Luchtvaart.
Een voorstel van de directeur van een luchtverkeersdienst, welke inhoudt een verandering in structurering, indeling of categorisering van het luchtruim, dat ter goedkeuring aan de Directie Luchtvaart is aangeboden, voldoet tenminste aan het volgende:
Communicatiesystemen en navigatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de vereiste prestaties worden geleverd binnen het betreffende luchtruim of voor een specifieke toepassing, met name wat betreft de verwerkingstijd, de integriteit, de nauwkeurigheid van het navigatiesysteem, werkingsgebied, reikwijdte van het navigatiesysteem en communicatiesysteem alsmede de functionele continuïteit van de systemen.
De directeur van elke luchtverkeersdienst toont de minister aan dat de werkmethodes en operationele procedures van de technische dienst, ten dienste van de luchtverkeersdienst, die werkzaamheden verricht ten behoeve van de communicatie, navigatie of bewakingsdiensten, tenminste in overeenstemming zijn met de toepasbare normen van bijlage 10 van het Verdrag en bijlage D behorende bij dit landsbesluit.
De directeur van elke luchtverkeersdienst draagt zorg voor het indienen van voorstellen aan de directeur Luchtvaart, vergezeld van de benodigde veiligheidsanalyse, voor het instellen van functionele luchtruimteblokken ter ondersteuning van optimale voorziening van luchtverkeersdiensten binnen het betreffende vluchtinformatiegebied.
HOOFDSTUK 3 Organisatie, taak en bevoegdheid van de aangewezen rechtspersoon
Intrekking van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt onder gelijktijdige voorziening in de in het eerste en tweede lid bedoelde taken, waaromtrent nadere regels kunnen worden gesteld. De intrekking heeft ontbinding van de rechtspersoon ten gevolge en doet de vermogensbestanddelen daarvan onder algemene titel op Sint Maarten overgaan.
De aangewezen rechtspersoon zendt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan de minister de balans en de staat van baten en lasten, het jaarverslag over het betrokken boekjaar alsmede het beleidsplan voor het volgende jaar. Tevens voegt de aangewezen rechtspersoon daarbij de beleids- en financiële prognoses betreffende de werkzaamheden van de aangewezen rechtspersoon voor de eerstvolgende vijf jaar. Deze stukken gaan vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgelegd door een deskundige als bedoeld in artikel 117 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
HOOFDSTUK 4 luchtverkeersroutes, -procedures en luchtvaart data
Bij het vaststellen van vertrek-, wacht- en naderingsprocedures alsmede verkeerspatronen voor het luchtvaartterreinverkeer pleegt de minister overleg met de Directie Luchtvaart, de betrokken luchtverkeersdienst, de betrokken luchthavenautoriteit, de luchtruimtegebruikers en de Milieudienst van Sint Maarten.
Een luchtvaartuig volgt bij het uitvoeren van een vlucht de luchtverkeersroutes, tenzij anders geïnstrueerd door de betrokken luchtverkeersdienst.
De geografische coördinaten, bedoeld in het eerste lid, waarvan de WGS coördinaten verkregen zijn door middel van wiskundige berekeningen en waarvan de nauwkeurigheid van het originele veldwerk niet overeenkomt met de vereisten, neergelegd in tabel I van Appendix 5 “Aeronautical data quality requirements” van Bijlage 11 van het Verdrag, worden geïdentificeerd.
De nauwkeurigheidsgraad van het veldwerk en de daarmee samenhangende vaststellingen en berekeningen zijn zodanig dat de daaruit resulterende operationele navigatiedata voor alle fasen van de vlucht binnen de toleranties, neergelegd in de relevante tabellen van Appendix 5 ”Aeronautical data quality requirements” van Bijlage 11 van het Verdrag vallen.
HOOFDSTUK 5 Luchtverkeersregels
De gezagvoerder is, ongeacht of hij daadwerkelijk de stuurorganen bedient, ervoor verantwoordelijk dat de vluchtuitvoering geschiedt in overeenstemming met de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften; slechts indien de omstandigheden dit in het belang van de veiligheid dringend noodzakelijk maken, mag hij daarvan afwijken.
Vóór de aanvang van de vlucht neemt de gezagvoerder kennis van alle beschikbare inlichtingen, weersberichten en weersverwachtingen daaronder begrepen, die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de mede te voeren hoeveelheid brandstof en aan de te volgen handelwijze indien de vlucht niet overeenkomstig het oorspronkelijke voornemen kan worden voltooid.
AFDELING 2 Algemene vliegvoorschriften
Het is verboden boven gebieden met een aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenmenigten, aan het luchtverkeer deel te nemen op een zodanige hoogte dat het niet meer mogelijk is een noodlanding uit te voeren zonder personen of zaken op het aardoppervlak in gevaar te brengen, tenzij zulks noodzakelijk is:
De uitoefening van de luchtvaart wordt in verband met militaire oefeningen beperkt in de beperkte gebieden zoals aangegeven op de relevante bladzijden van de RAC sectie van de Aeronautical Information Publication waarnaar in de bij dit landsbesluit behorende bijlage F wordt verwezen. Een beperking wordt door middel van een NOTAM geactiveerd.
Tijdens de gehele vlucht wordt voortdurend waakzaamheid betracht, met het doel mogelijk botsingsgevaar tijdig te kunnen onderkennen en de voorgeschreven maatregelen tot het vermijden van botsingen tijdig te kunnen nemen.
Een luchtvaartuig, waarvoor ingevolge dit hoofdstuk wordt uitgeweken, behoudt zijn oorspronkelijke koers en snelheid. Indien dit luchtvaartuig zich te dicht bevindt bij het luchtvaartuig dat uitwijkt, neemt eerstgenoemd luchtvaartuig, indien botsing door laatstgenoemd luchtvaartuig alléén niet meer kan worden vermeden, eveneens maatregelen, die kunnen bijdragen tot het voorkomen van botsingen.
Wanneer twee luchtvaartuigen elkaar recht vooruit of bijna recht vooruit naderen en gevaar voor botsing bestaat, verlegt elk van deze luchtvaartuigen zijn koers naar rechts.
Een luchtvaartuig, dat een ander luchtvaartuig inhaalt, wijkt - onverschillig of eerstgenoemde stijgt, daalt of zich horizontaal voortbeweegt - uit door zijn koers naar rechts te verleggen. Geen daarop volgende veranderingen van de positie van de beide luchtvaartuigen ten opzichte van elkaar ontslaat het inhalende luchtvaartuig van deze verplichting, totdat het zich op ruime afstand voorbij het andere luchtvaartuig bevindt.
Wanneer twee of meer luchtvaartuigen tegelijkertijd een luchtvaartterrein naderen om te landen, wijkt een zich hoger bevindend vliegtuig uit voor een zich lager bevindend vliegtuig, met dien verstande, dat het zich lager bevindende vliegtuig deze bepalingen niet mag benutten door een ander vliegtuig, dat zich in de laatste naderingsfasen voor de landing bevindt, in te halen of daarvoor langs te gaan.
Het is verboden de luchtvaart uit te oefenen onder nagebootste blindvliegomstandigheden tenzij:
een persoon, die bevoegd is dat luchtvaartuig te besturen een bestuurdersplaats inneemt teneinde de besturing onmiddellijk te kunnen overnemen; deze persoon beschikt over voldoende uitzicht naar voren en naar beide zijden van het luchtvaartuig of rechtstreeks in verbinding staat met een lid van het stuurhutpersoneel, dat een zodanige plaats inneemt, dat zijn uitzicht het uitzicht van deze persoon voldoende aanvult.
Door de minister worden regels vastgesteld met betrekking tot vluchten in bijzondere luchtverkeersgebieden, ingesteld ter bescherming van bepaalde soorten luchtverkeer of bijzondere luchtvaartactiviteiten.
Op of in de nabijheid van een luchtvaartterrein wordt:
a. bijzonder acht geslagen op het verkeer, teneinde een botsing te vermijden;
b. het door luchtvaartuigen gevormde luchtverkeerscircuit gevolgd dan wel vermeden;
c. op zodanige wijze in het in onderdeel b bedoelde luchtverkeerscircuit ingevoegd, dat luchtvaartuigen die dit luchtverkeerscircuit volgen niet worden gehinderd;
d. tijdens het aanvliegen voor een landing en na het opstijgen elke bocht naar links gemaakt, tenzij een andersluidende aanwijzing is gegeven;
e.tegen de wind in geland en opgestegen, tenzij een andere richting de voorkeur verdient met het oog op de veiligheid, de baanligging of om verkeerstechnische redenen.
Een luchtvaartuig op het water voldoet aan de voorschriften ter voorkoming van botsing, die ter plaatse gelden voor vaartuigen.
Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing, indien een noodsituatie dwingt tot onmiddellijk handelen, dan wel indien niet opzettelijk is afgeweken van het geldende vliegplan; in dit geval wordt de betrokken luchtverkeersleidingsdienst zo spoedig mogelijk ingelicht over de genomen actie en de redenen daarvoor.
Wanneer tijdens een gecontroleerde vlucht niet opzettelijk blijkt te zijn afgeweken van het geldende vliegplan wordt de betrokken luchtverkeersleidingsdienst daarover zo spoedig mogelijk ingelicht, onder vermelding van de wijzigingen van het geldend vliegplan, die daarvan het gevolg zijn, voor zover de afwijking van de gemiddelde snelheid 5% of meer bedraagt of de afwijking van de verwachte aankomsttijden meer bedraagt dan 3 minuten.
AFDELING 3 Gecontroleerde vluchten
Een gecontroleerde vlucht wordt uitgevoerd in overeenstemming met het ingediende vliegplan, met inbegrip van eventuele wijzigingen veroorzaakt door daarop gevolgde klaringen - hierna te noemen het geldend vliegplan - en met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden met betrekking tot het volgen van de vliegplanroute.
Onverminderd het gestelde in het tweede lid, wordt tijdens een vlucht langs een luchtverkeersroutesegment, dat is bepaald met betrekking tot alzijdig gerichte radiobakens werkend op zeer hoge frequenties (VOR's) voor de primaire navigaties omgeschakeld van het achterliggend naar het voorliggend baken boven het omschakelpunt, indien dat is vastgesteld, of zo dicht erbij als operationeel uitvoerbaar is.
Bij afwijking van het gestelde in het tweede lid wordt daarvan zo spoedig mogelijk melding gedaan aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt - behoudens andersluidende klaring - een zodanige koerswijziging uitgevoerd, dat het luchtvaartuig zo spoedig mogelijk weer terugkeert op de te volgen route.
Als verplichte meldingspunten gelden die meldingspunten, aangeduid met een gesloten driehoekje, op de luchtverkeersroutes in het vluchtinformatiegebied Sint Maarten alsmede de per route geldende gebruiksbeperkingen, aangegeven op de relevante bladzijden van de RAC sectie van de “Aeronautical Information Publication” waarnaar in de bij dit landsbesluit behorende bijlage G wordt verwezen.
Bij beëindiging van een gecontroleerde vlucht, hetzij door landing, dan wel bij voortzetting daarvan als niet gecontroleerde vlucht, wordt de betrokken luchtverkeersleidingsdienst daarvan zo spoedig mogelijk in kennis gesteld.
Door de minister worden regels vastgesteld met betrekking tot de bediening van de boordapparatuur voor het beantwoorden van ondervragingen door radargrondstations (Secundary Surveillance Radar/SSR-transponder).
Wanneer een luchtvaartuig wordt onderschept door een ander luchtvaartuig wordt door het onderschepte luchtvaartuig:
zo mogelijk radioverbinding tot stand gebracht met het onderscheppende luchtvaartuig of de instantie die de onderschepping leidt, door het uitzenden van een algemene oproep op de noodfrequentie 121.500 MHz en zo mogelijk door het herhalen van deze oproep op de noodfrequentie 243.000 MHz onder vermelding van de identiteit en de positie van het luchtvaartuig en de aard van de vlucht;
wanneer radioverbinding met het onderscheppende luchtvaartuig tot stand is gebracht maar communicatie in een gemeenschappelijke taal niet mogelijk is, pogingen ondernomen om essentiële informatie en bevestiging van opdrachten over te brengen door gebruikmaking van radioseinen die daartoe krachtens artikel 105 zijn vastgesteld;
Indien door het onderschepte luchtvaartuig, uit welke bron dan ook, per radio opdrachten worden ontvangen die afwijken van de door het onderscheppende luchtvaartuig door middel van visuele seinen of radio gegeven opdrachten, wordt onmiddellijk opheldering gevraagd, terwijl intussen de door het onderscheppende luchtvaartuig gegeven opdrachten worden uitgevoerd.
Het is verboden, tijdens een VFR-vlucht, te landen of op te stijgen van een luchtvaartterrein, dat is gelegen in een naderingsluchtverkeersleidingsgebied dan wel het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied worden binnengevlogen, indien:
Een VFR-vlucht wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor gecontroleerde vluchten, wanneer de vlucht:
Indien een klaring als bedoeld in het tweede lid niet kan worden verkregen wordt de vlucht voortgezet onder zichtweersomstandigheden en wordt de betrokken luchtverkeersleidingsdienst ingelicht omtrent de actie, die wordt ondernomen ten einde het luchtverkeersleidingsgebied, waarin eveneens luchtverkeersleiding aan VFR-vluchten wordt gegeven, te verlaten dan wel een landing uit te voeren op het dichtstbijzijnde daarvoor geschikte luchtvaartterrein.
AFDELING 5 Instrumentvliegvoorschriften
Indien onder de in het eerste lid genoemde omstandigheden wordt besloten de vlucht verder als VFR-vlucht uit te voeren, wordt uitdrukkelijk aan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst gemeld dat wordt afgezien van de IFR-vluchtuitvoering onder vermelding van de daartoe strekkende wijzigingen op het geldende vliegplan.
§ 2 Gecontroleerde IFR-vluchten
Een IFR-vlucht wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften voor gecontroleerde vluchten, wanneer de vlucht wordt uitgevoerd in een luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse A tot en met E.
Bij het uitvoeren van een IFR-vlucht wordt:
a.voortdurend geluisterd op de desbetreffende radiofrequentie van de betrokken lucht-verkeersdienst, die vluchtinformatie verstrekt;
b. tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met die dienst, en
c. positiemeldingen verstrekt overeenkomstig het in artikel 109 bepaalde voor gecontroleerde vluchten.
HOOFDSTUK 6 Diverse bepalingen
De minister kan nadere regels stellen ten aanzien van vluchten, waarbij door de aard van het luchtvaartuig of het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan bij of krachtens hoofdstuk 4 van dit landsbesluit gestelde voorschriften.
Op een manoeuvreergebied wordt door een voetganger of een bestuurder van een voertuig:
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 50, eerste lid, 53, 76, 81, 82, eerste lid, 83, eerste lid, 84, eerste lid, 85, eerste lid, 86, eerste lid, 87, eerste lid, 88, 89, 91, 92, tweede lid, 93, 94, 95, 96, 97, derde lid, 98, derde lid, 99, 101, 102, 103, eerste lid, 104, 105, 106, eerste lid, 107, 108, 109, 110, 111, eerste lid, 112, 113, 114, eerste lid, 115, eerste lid, 116, 117, eerste lid, 118, eerste lid, 119, 120, eerste tot en met derde lid, 121, 122, 123, eerste lid, 124, eerste lid, 125, 126, 127, 129 en 130, eerste lid, wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste één jaar, hetzij geldboete van ten hoogste vijfendertig duizend gulden, hetzij met beide straffen.