Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regels ter voorkoming van verontreiniging door schepen |
Citeertitel | Landsverordening voorkoming van verontreiniging door schepen |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 3 november 1993, gepubliceerd in P.B. 1993, no. 108, en in werking getreden op 1 november 1995.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 7, eerste en vierde lid, van de Landsverordening voorkoming verontreiniging door schepen
Landsbesluit onderzoeken en certificaten van schepen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Art. 38 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 15-03-2013 AB 2013, GT no. 298 | onbekend |
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
verdrag: het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188);
schip: elk vaartuig, van welk type ook, waaronder begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, afzinkbare vaartuigen en drijvend materieel, alsmede installaties gedurende de tijd dat zij drijven, of wanneer het schip als hierboven bedoeld boven de zeebodem is geplaatst voor het instellen van een onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen of voor het winnen daarvan;
Sint Maartens schip: een schip in de zin van artikel 3 van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten en schepen waarvan de bruto-inhoud minder dan 20 kubieke meter of het bruto tonnage minder dan 6 bedraagt die zijn ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 5 van de Vaartuigenlandsverordening;
schadelijke stof: een stof die, indien zij in zee terecht komt, gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kan toebrengen aan het mariene milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kan schaden of storend kan werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee en die vermeld is in het verdrag;
Het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde is, tenzij in artikelen van deze landsverordening uitdrukkelijk anders is bepaald, van toepassing op Sint Maartense schepen.
Het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde is niet van toepassing op oorlogsschepen, schepen in gebruik als marinehulpschepen of andere schepen in eigendom van of in beheer bij een staat ten tijde dat zij uitsluitend worden gebruikt in dienst van de overheid voor andere dan handelsdoeleinden.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen categorieën van schepen geheel of gedeeltelijk van een of meer bij of krachtens deze landsverordening gegeven regels en voorschriften worden uitgezonderd.
De rompbevrachter is de partij bij een overeenkomst tot exploitatie van een schip, de rompbevrachtingsovereenkomst, jegens wie de wederpartij, de rompvervrachter, zich verbindt een zeeschip zonder bemanning voor een bepaalde tijd ter beschikking te stellen, zonder daarover nog enige zeggenschap te houden.
§ 1. Lozingsverbod en voorzieningen
De beheerders, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar, van bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen havens zijn verplicht zorg te dragen voor voldoende voorzieningen, geschikt voor het in ontvangst nemen van restanten van schadelijke stoffen afkomstig van schepen waarop het lozingsverbod, bedoeld in artikel 6, van toepassing is, zodanig dat onnodig oponthoud aan deze schepen wordt voorkomen.
De beheerders, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar, van de havens zijn ter uitvoering van de hun in het eerste lid opgelegde verplichting bevoegd regels te gevenkrachtens welke de beheerders van bepaalde los- en laadplaatsen en scheepsreparatiewerven in hun havens worden verplicht zorg te dragen voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, voor zover schepen gebruik maken van die los- en laadplaatsen of scheepsreparatiewerven.
Een schip dient te voldoen aan de eisen die in het verdrag zijn gesteld voor de bouw, de inrichting en uitrusting van een schip ter voorkoming dan wel beperking van het lozen van schadelijke stoffen.
§ 3. Verplichtingen van de kapitein
De kapitein van een schip waarop ingevolge het verdrag aan boord een journaal dient te worden bijgehouden, is verplicht de autoriteiten, bedoeld in artikel 16, op hun verzoek inzage in het journaal te verlenen en dient hen toe te staan van elke in het journaal geplaatste aantekening een eensluidend afschrift te maken. Desgevraagd dient de kapitein het afschrift voor eensluidend te waarmerken.
Bij landsbesluit kunnen voor bepaalde daarin te vermelden taken verband houdende met het toezicht, bedoeld in het eerste lid, andere ambtenaren en personen worden aangewezen en ter beschikking gesteld van de Scheepvaartinspectie. Een zodanige aanwijzing en terbeschikkingstelling wordt bekendgemaakt in de Landscourant.
De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie alsmede de krachtens het tweede lid aangewezen andere ambtenaren en personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
schepen en andere plaatsen, met uitzondering van woningen of tot woning bestemde gedeelten van schepen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van schepen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;
Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van schepen als bedoeld in het derde lid, onderdeel d, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.
De kapitein is verplicht de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie en de andere ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, desgevraagd behoorlijke en veilige toegang tot het schip en zijn ruimten te verschaffen. Voorts stelt de kapitein op een daartoe strekkend verzoek van een zodanige ambtenaar, alle personele middelen en hulpmiddelen ter beschikking, welke naar het oordeel van de ambtenaar redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoek aan boord.
Het bepaalde in de artikelen 16 en 18 is eveneens van toepassing ten aanzien van een buitenlands schip dat zich bevindt:
Indien een in het eerste lid bedoeld schip niet is voorzien van een geldig certificaat of indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de bouw, inrichting of uitrusting van het schip niet in overeenstemming is met de gegevens van het certificaat, kan het schip worden onderworpen aan een nader onderzoek.
Een buitenlands schip dat ingevolge het verdrag geen certificaat behoeft of een buitenlands schip dat de vlag voert van een Staat die geen partij is bij het verdrag, kan in een Sint Maartense haven worden onderworpen aan controle door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie teneinde na te gaan of het schip zonder gevaar voor verontreiniging van het mariene milieu naar zee kan vertrekken.
De aanhouding geschiedt door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie door middel van overhandiging aan de kapitein van een ondertekende en gedagtekende kennisgeving, waarin de reden van de aanhouding staat vermeld. Wanneer naar het oordeel van die ambtenaar overhandiging niet mogelijk is, geschiedt de aanhouding mondeling door een kennisgeving aan de naar zijn oordeel daarvoor meest gerede persoon, zo spoedig mogelijk gevolgd door overhandiging van de schriftelijke kennisgeving aan de kapitein.
De havenbeheerder, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar van de haven, alsmede de naar het oordeel van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar in aanmerking komende diensten, worden onverwijld van het bevel tot aanhouding in kennis gesteld. Indien de aanhouding geschiedt omdat er gevaar bestaat dat het schip het mariene milieu verontreinigt, wordt het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur ingelicht.
De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie zijn bevoegd ter uitvoering en handhaving van de aanhouding de nodige maatregelen te nemen en de nodige aanwijzingen te geven.
De artikelen 24, 26 en 27 zijn van overeenkomstige toepassing op een buitenlands schip dat zich in een Sint Maartense haven bevindt, met dien verstande dat van de aanhouding en de opheffing daarvan tevens de consul of de diplomatieke vertegenwoordiger en, bij diens afwezigheid, de regering van de Staat waarvan het schip de vlag voert, onverwijld op de hoogte wordt gesteld.
Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een beslissing genomen krachtens deze landsverordening, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 16 en 18, kan daartegen een bezwaarschrift indienen bij de minister binnen 30 dagen na de dag waarop die beslissing is verzonden of uitgereikt aan degene tot wie zij is gericht.
De minister beslist binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift. Alvorens hij een beslissing neemt, kan hij advies inwinnen bij de Commissie van Onderzoek, bedoeld in artikel 26bis van de Schepenwet (Stb. 1909, 219). Wat betreft de samenstelling, de bevoegdheden en de werkwijze van de Commissie bij de uitvoering van deze taak, alsmede de schadeloosstelling van door de Commissie gehoorde getuigen en deskundigen en van leden van de Commissie zelve, zijn de desbetreffende bepalingen van de Schepenwet van toepassing.
§ 3. Medewerking en geheimhouding
Een ieder die betrokken is bij de fabricage, de invoer, de opslag, het vervoer of het lozen van schadelijke stoffen is verplicht aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 16, alle medewerking te verlenen en inlichtingen te verstrekken die zij bij de uitvoering van de hun op grond van deze landsverordening opgedragen taak behoeven.
Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voorzover het betreft hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt.
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 6, 7, vierde lid, 11 derde lid, 12, 13, eerste, tweede en vierde lid, 14, eerste, tweede en derde lid, 15, 18, 19, 25, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 33 en 37, derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vijfde categorie.
Bij vermoeden van overtreding van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 6, 7, vierde lid, 12, 13, eerste, tweede en vierde lid, 14, eerste, tweede en derde lid, 15, 18, 19, 25, eerste, tweede en vijfde lid, 33 en 37, derde lid, kan aan de kapitein bevel worden gegeven dat het schip een Sint Maartense haven of binnenwater niet zal verlaten dan nadat op een bij dat bevel aan te wijzen plaats een daarbij te bepalen geldsom is gestort, waarop de terzake van die strafbare gedraging op te leggen geldboete zal kunnen worden verhaald. Het bevel wordt zonodig met behulp van de sterke arm ten uitvoer gelegd.
Het in het eerste lid bedoelde bevel wordt op vordering van de officier van justitie gegeven door de rechter voor wie de zaak wordt of zal worden vervolgd. De kapitein wordt vooraf gehoord, althans daartoe behoorlijk opgeroepen. Het bevel is dadelijk uitvoerbaar en wordt onverwijld aan de kapitein betekend.
Van het bevel of de beschikking tot afwijzing van de vordering kan de verdachte binnen drie dagen na de betekening en het openbaar ministerie binnen drie dagen nadat het bevel of de beschikking is genomen, in beroep komen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het Hof beslist zo spoedig mogelijk.
Zodra het in de strafzaak gewezen vonnis onherroepelijk is geworden, wordt de gestorte geldsom wederom ter beschikking van de rechthebbende gesteld, nadat daarop een bij dat vonnis opgelegde geldboete in mindering is gebracht. Tot dat tijdstip en te rekenen van de dag dat de geldsom werd gestort, wordt over die som de wettelijke rente vergoed.