Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regels in verband met de visserij in de territoriale zee en de visserijzone van Sint Maarten |
Citeertitel | Visserijlandsverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | milieu; verkeer en vervoer |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 11 juli 1991, gepubliceerd in P.B. 1991, no. 74, en in werking getreden op 1 december 1993.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Visserijlandsbesluit
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Artikel 15 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | Geconsolideerde tekst (GT) | 03-04-2013 AB 2013, GT no. 404 | onbekend |
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
minister: Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;
vissen: het te water brengen, te water hebben, lichten, ophalen of anderszins bedrijfsgereed hebben van vistuigen, alsmede het aanwenden van enig ander middel om vis te bemachtigen;
Visserijcommissie: de commissie ingesteld krachtens artikel 13;
visserijzone: de zone ingesteld krachtens de Machtigingswet instelling visserijzone.
Het in het eerste lid bedoelde verbod is behoudens het bepaalde in het derde lid in de territoriale zee niet van toepassing op degene die vist met een vaartuig met een inhoud van minder dan zes bruto registerton of lengte van minder dan twaalf meter. De lengte van het vaartuig wordt hierbij gemeten van de aansnijding van het dek of het doorgestrookte dek met de voorsteven tot aan de binnenkant van de spiegel.
Door of namens de minister kan ontheffing worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van het houden van viswedstrijden. De ontheffing wordt verleend aan de instantie die de wedstrijd organiseert en heeft betrekking op alle voor de wedstrijd ingeschreven vaartuigen. De ontheffing geldt voor de daarbij aangegeven dagen.
Op de plaatsen waar de territoriale zee minder breed is dan 24 zeemijlen wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen de grens tussen de twee gebieden gevormd door de middellijn. De middellijn is de lijn waarvan elk punt gelegen is op gelijke afstand van de dichtstbijzijnde punten op de basislijn van waaraf de breedte van de territoriale zee rondom de gebieden wordt gemeten.
De minister kan, gehoord de Visserijcommissie, voor een bepaald tijdvak een visverbod instellen. Dit tijdvak kan voor de verschillende vissoorten verschillend worden vastgesteld.
Vergunningen als bedoeld in artikel 2 kunnen, voor zover het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich er niet tegen verzetten, worden verleend aan:
in Sint Maarten gevestigde naamloze en besloten vennootschappen waarvan hetzij aandelen, welke te minste twee derde van de geplaatste aandelen vertegenwoordigen, luiden ten name van ingezetenen van Sint Maarten, en tevens de meerderheid van de bestuurders ingezetenen van Sint Maarten zijn, hetzij alle bestuurders ingezetenen van Sint Maarten zijn;
Bedoelde vergunningen kunnen slechts aan andere dan de in het eerste lid genoemde personen worden verleend, voor zover het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich er niet tegen verzetten, dat behalve aan degene aan wie krachtens het eerste lid een vergunning is verleend, ook aan deze anderen een vergunning wordt verleend.
Na het verstrijken van de periode waarvoor de vergunning is verleend, wordt deze telkens door of namens de minister, gehoord de Visserijcommissie, verlengd voor ten hoogste twaalf maanden, tenzij het voortbestaan of de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich hiertegen verzetten. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing.
Een krachtens artikel 6, tweede lid, verleende vergunning wordt niet verlengd, indien het voornemen bestaat een of meer vergunningen te verlenen aan personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich tegen deze verlenging, onder gelijktijdige verlening van de vergunning krachtens artikel 6 eerste lid zouden verzetten.
Verlenging van een vergunning dient te worden aangevraagd te minste drie maanden vóór het verstrijken van de termijn van de geldigheid van een vergunning. Indien de aanvraag voor een verlenging tijdig is ingediend, en de beslissing op het verzoek tot verlenging niet binnen drie maanden na haar indiening is genomen, wordt de vergunning geacht te zijn verlengd tot het moment waarop de beslissing aan de verzoeker is medegedeeld.
Vergunninghouders zijn uitsluitend ten behoeve van de verzameling van statistisch materiaal verplicht op verzoek van de door de minister aangewezen instantie, bedoeld in artikel 9, derde lid, gegevens te verstrekken met betrekking tot de omvang en de samenstelling van hun vangst alsmede van de vangstgebieden.
Het is aan een ieder, die uit hoofde van deze landsverordening of van het krachtens deze landsverordening bepaalde een taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge of krachtens deze landsverordening verkregen, verder of anders gebruik te maken of daarvan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak strikt noodzakelijk is.
Met het toezicht op de naleving en het opsporen van de overtredingen van deze landsverordening zijn behalve de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen belast de door de minister en de Minister van Justitie aangewezen personen.
De in artikel 16 bedoelde personen zijn ter vervulling van hun taak bevoegd te vorderen, dat gezagvoerders van vaartuigen, met uitzondering van openbare vervoermiddelen, deze doen stilhouden en onderzoek toestaan van de zich daarin bevindende voorwerpen. Zij kunnen tevens vorderen, dat de gezagvoerders overeenkomstig hun aanwijzingen ter zake medewerking verlenen.
Indien een bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken, hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen hen gezamenlijk.
Een bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gesteld feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien zij begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbare feit hebben begaan, dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.
Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze respectievelijk dit tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en indien er meerdere bestuurders zijn, door een dezer. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan medebrenging gelasten.
Indien een strafvordering wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en indien er meerdere bestuurders zijn, aan een van deze of op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstige toepassing van artikel 130, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.