Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING tot het stellen van nieuwe regels ten aanzien van het merkenrecht |
Citeertitel | Merkenlandsverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 16 december 1996, gepubliceerd in P.B. 1996, no. 188, en in werking getreden op 1 januari 2001.
Artikel 13 van Bijlage I bij de Landsverordening overgangsbepalingen van wetgeving en bestuur heeft de artikelen 1 en 48 gewijzigd, met ingang van 10-10-10. Artikel 48 luidt als volgt:
Artikel 48
1. Artikel 1 blijft gedurende vijf jaar na inwerkingtreding van de Staatsregeling van Sint Maarten buiten toepassing.
2. De taken, genoemd in de Merkenlandsverordening en de Regeling Bureau Intellectueel Eigendom, worden gedurende de periode, bedoeld in het eerste lid, uitgeoefend door een hiertoe aangewezen rechtspersoon." De regering van Sint Maarten heeft de voorbereidingen gestart om al eerder dan 10 oktober 2015 het Bureau Intellectueel Eigendom, bedoeld in artikel 1 van de Merkenlandsverordening, op te richten. Sinds 10-10-10 worden de hier bedoelde taken uitgeoefend door het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van Curaçao (www.bip.an).
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Merkenlandsbesluit
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 622 | onbekend |
Alle stukken, gericht tot en uitgaande van het Bureau, alsmede de daarbij behorende volmachten en bewijsstukken, zijn vrij van recht van zegel en van de formaliteit van registratie.
HOOFDSTUK II Individuele merken
Onverminderd de in het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom of de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken vastgestelde rechten van voorrang dan wel het recht van voorrang voortvloeiend uit het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235), wordt het uitsluitend recht op een merk verkregen door het eerste depot, verricht bij het Bureau of voortvloeiend uit een inschrijving bij het Internationaal Bureau voor de bescherming van de industriële eigendom, hetgeen wordt aangeduid als internationaal depot.
Bij de beoordeling van de rangorde van het depot wordt rekening gehouden met de op het tijdstip van het depot bestaande en ten tijde van het geding gehandhaafde rechten op:
overeenstemmende, voor niet-soortgelijke waren of diensten gedeponeerde merken, die bekendheid in Sint Maarten genieten, indien door het gebruik, zonder geldige reden, van het jongere merk ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of afbreuk kan worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.
Binnen de in de artikelen 11, 12, eerste lid, en 25 gestelde grenzen wordt geen recht op een merk verkregen door:
het depot van een merk dat overeenstemt met een door een derde voor soortgelijke waren of diensten gedeponeerd individueel merk, waaraan een recht was verbonden, dat in de loop van de twee jaren voorafgaande aan het depot vervallen is door het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving, tenzij die derde heeft toegestemd of overeenkomstig artikel 9, tweede lid, onderdeel a, geen gebruik van dit merk is gemaakt;
het te kwader trouw verrichte depot, onder andere:
het depot dat wordt verricht terwijl de deposant op grond van zijn rechtstreekse betrekking tot een derde weet, dat die derde binnen de laatste drie jaren buiten Sint Maarten een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, tenzij die derde zijn toestemming heeft verleend, of bedoelde wetenschap eerst is verkregen nadat de deposant een begin had gemaakt met het gebruik van het merk in Sint Maarten;
het depot van merken voor wijnen die geografische aanduidingen ter benoeming van wijnen bevatten dan wel uit zulke aanduidingen bestaan, of het depot van merken voor spiritualiën die geografische aanduidingen ter benoeming van spiritualiën bevatten dan wel uit zulke aanduidingen bestaan, met betrekking tot wijnen of spiritualiën die niet deze geografische oorsprong hebben, tenzij dit depot te goeder trouw is gedaan voordat:
Het recht op het merk vervalt:
door de doorhaling of het verstrijken van de geldigheidsduur van de internationale inschrijving of door afstand van de bescherming in Sint Maarten, of overeenkomstig het in artikel 6 van de Overeenkomst van Madrid bepaalde, door het feit dat het merk geen wettelijke bescherming meer geniet in het land van oorsprong.
Het recht op het merk wordt, binnen de in artikel 25, vierde lid, gestelde grenzen, vervallen verklaard:
voor zover gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren zonder geldige reden, geen normaal gebruik van het merk is gemaakt in Sint Maarten voor de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven; in een geding kan de rechter de merkhouder geheel of gedeeltelijk met het bewijs van het gebruik belasten;
Het depot van een merk geschiedt bij het Bureau, met inachtneming van de vereisten en tegen betaling van de rechten, bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Het Bureau onderzoekt of de overgelegde stukken aan de voor het vaststellen van een datum van depot gestelde vereisten voldoen en stelt de datum van depot vast. Aan de deposant wordt zo spoedig mogelijk, althans binnen twee maanden na ontvangst van het depot, schriftelijk mededeling gedaan van de vastgestelde datum van depot dan wel van de gronden voor het niet toekennen van een depotdatum.
Indien bij het depot niet is voldaan aan de overige in het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde vereisten geeft het Bureau hiervan zo spoedig mogelijk, althans binnen twee maanden na ontvangst van het depot, schriftelijk kennis aan de deposant onder opgave van de voorschriften waaraan niet is voldaan en stelt hem in de gelegenheid daaraan alsnog te voldoen binnen een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde termijn.
Het Bureau maakt de akte van depot op met vermelding van het tijdstip waarop dit werd verricht, schrijft deze akte, onverminderd het bepaalde bij artikel 11, 18 en 19 onverwijld in het register in voor de door deposant vermelde waren of diensten en verstrekt een bewijs van inschrijving aan de merkhouder.
Het op artikel 4 van het Verdrag van Parijs of op het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie gegronde beroep op voorrang wordt gedaan bij het depot of bij een bijzondere verklaring af te leggen bij het Bureau, in de maand volgende op het depot, met inachtneming van de vormvereisten en tegen betaling van de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaalde rechten. Het ontbreken van een dergelijk beroep doet het recht op voorrang vervallen.
Het Bureau geeft van zijn voornemen de inschrijving geheel of gedeeltelijk te weigeren, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk althans binnen twee maanden na ontvangst van het depot schriftelijk kennis aan de deposant en stelt hem in de gelegenheid hierop binnen een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gestelde termijn te antwoorden.
Indien de bezwaren van het Bureau tegen de inschrijving niet binnen de gestelde termijn zijn opgeheven, wordt de inschrijving van het depot geheel of gedeeltelijk geweigerd. Van de weigering geeft het Bureau onder opgave van redenen onverwijld schriftelijk kennis aan de deposant, onder vermelding van het in artikel 12 genoemde rechtsmiddel tegen die beslissing.
Met de al dan niet gedeeltelijke weigering het depot in te schrijven is het depot geheel of gedeeltelijk nietig. Deze nietigheid treedt eerst in nadat de termijn voor het instellen van het in artikel 12 bedoelde rechtsmiddel ongebruikt is verstreken dan wel nadat het verzoek om een bevel tot inschrijving te geven onherroepelijk is afgewezen.
Van het in artikel 12 bedoelde verzoek wordt door de griffier binnen drie dagen schriftelijk kennis gegeven aan het Bureau.
De beslissing op het verzoek, krachtens artikel 12 gedaan, wordt niet gegeven dan nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om zijn recht op de inschrijving van het merk, en de Directeur van het Bureau om de weigering van inschrijving voor het Hof mondeling te verdedigen. Het verzoek en het daarop door het Hof gegeven eenvoudig appointment tot bepaling van de dag van de behandeling worden vanwege de verzoeker aan de Directeur betekend binnen 14 dagen na de dagtekening van dat appointment.
Hij die geen zetel of woonplaats heeft in Sint Maarten, moet bij het verrichten van een depot, het verzoek tot vernieuwing daarvan, bij de indiening van een verzoekschrift als bedoeld in artikel 12 en bij ieder verzoek tot het verrichten van een aantekening in het register domicilie kiezen bij een gemachtigde. Deze moet woonplaats of zetel hebben in Sint Maarten. Als gemachtigde in de zin van deze landsverordening worden behalve advocaten, binnen Sint Maarten praktijk uitoefenende, alleen toegelaten in Sint Maarten gevestigde natuurlijke personen die hun beroep maken van het verlenen van bemiddeling in merkenaangelegenheden en die erkend zijn door en ingeschreven bij het Bureau.
De internationale depots geschieden volgens de bepalingen van de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken van 14 april 1891 (Trb. 1969, 143 en 1970, 186) en het Protocol van 27 juni 1989 (Trb. 1990, 44) bij de Overeenkomst van Madrid. De nationale rechten, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Overeenkomst van Madrid en het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid, alsmede de rechten, bedoeld onder artikel 8, zevende lid, onderdeel a, van het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaald.
Het Bureau geeft van zijn voornemen de inschrijving te weigeren, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis aan het Internationaal Bureau, bedoeld in artikel 11 van de Overeenkomst van Madrid, door middel van een voorlopige gehele of gedeeltelijke weigering van bescherming van het merk en stelt de deposant daarbij in de gelegenheid hierop te antwoorden overeenkomstig het bepaalde bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Artikel 11, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
De vernieuwing moet worden verzocht binnen de zes maanden, die aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving voorafgaan. Nochtans kan tegen betaling van bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaalde extra rechten vernieuwing plaatsvinden die verzocht is binnen de zes maanden die volgen op de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving.
Het uitsluitend recht op een merk kan door de merkhouder ingeroepen worden tegen een licentiehouder die handelt in strijd met de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake de duur daarvan, de door de inschrijving gedekte vorm waarin het merk mag worden gebruikt, de waren waarvoor de licentie is verleend, het grondgebied waarbinnen het merk mag worden aangebracht of de kwaliteit van de door de licentiehouder in het verkeer gebrachte waren.
De overdracht of andere overgang of de licentie kan niet aan derden worden tegengeworpen dan na inschrijving van het depot van een uittreksel van de akte, waaruit van die overgang of die licentie blijkt, of van een daarop betrekking hebbende, door de betrokken partijen ondertekende verklaring, mits dit depot is verricht met inachtneming van de gestelde vormvereisten en tegen betaling van de rechten, bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op pandrechten en beslagen.
De licentiehouder is bevoegd in een door de merkhouder ingestelde vordering als bedoeld in artikel 23, vierde en vijfde lid, tussen te komen om rechtstreeks door hem geleden schade vergoed te krijgen of zich een evenredig deel van de door de gedaagde genoten winst te doen toewijzen. Een zelfstandige vordering als bedoeld in de vorige volzin kan de licentiehouder slechts instellen, indien hij de bevoegdheid daartoe van de merkhouder heeft bedongen.
Niemand kan, welke vordering hij ook instelt, in rechte bescherming inroepen voor een teken, dat als merk beschouwd wordt in de zin van artikel 5, tenzij hij het op regelmatige wijze heeft gedeponeerd en zo nodig de inschrijving ervan heeft doen vernieuwen. De niet-ontvankelijkheid kan ambtshalve door de rechter worden uitgesproken. Zij wordt opgeheven door depot of vernieuwing tijdens het geding. In geen geval kan schadevergoeding worden toegekend voor aan het depot voorafgaande feiten.
Onverminderd de toepassing van het gemene recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan de merkhouder zich op grond van zijn uitsluitend recht verzetten tegen:
elk gebruik, dat in het economisch verkeer van het merk of een overeenstemmend teken wordt gemaakt voor de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven of voor soortgelijke waren of diensten, indien daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek een associatie wordt gewekt tussen het teken en het merk;
elk gebruik, dat zonder geldige reden in het economisch verkeer van een in Sint Maarten bekend merk of een overeenstemmend teken wordt gemaakt voor waren of diensten, die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven, indien door dat gebruik ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of afbreuk kan worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk;
elk gebruik dat zonder geldige reden in het economisch verkeer van een merk of een overeenstemmend teken wordt gemaakt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door dat gebruik ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of afbreuk kan worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.
Naast of in plaats van een vordering tot schadevergoeding, kan de merkhouder een vordering instellen tot het afdragen van ten gevolge van dit gebruik genoten winst alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dienaangaande; indien de rechter van oordeel is dat dit gebruik niet te kwader trouw is of dat de omstandigheden van het geval tot zulk een veroordeling geen aanleiding geven, wijst hij de vordering af.
Het uitsluitend recht op een merk omvat niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik, in het economisch verkeer, van een overeenstemmend teken, dat zijn bescherming ontleent aan een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis, indien en voor zover dat recht erkend is ingevolge het gemene recht.
Het uitsluitend recht omvat niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik van het merk voor waren, die onder het merk door de houder of met diens toestemming in het verkeer zijn gebracht, tenzij er voor de houder gegronde redenen zijn zich te verzetten tegen verdere verhandeling van de waren, met name wanneer de toestand van de waren, nadat zij in het verkeer zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is.
Indien een merk in verschillende Staten aan verschillende merkhouders toebehoort, kan de merkhouder in Sint Maarten zich niet verzetten tegen de invoer van waren die hetzelfde merk of een overeenstemmend teken dragen en die uit een andere Staat afkomstig zijn, noch schadevergoeding eisen voor deze invoer, wanneer het merk in die andere Staat door de merkhouder of met zijn goedkeuring is aangebracht, of wanneer tussen beide merkhouders ten aanzien van de exploitatie van de desbetreffende waren een band van economische aard bestaat.
Het uitsluitend recht op een merk, luidende in één van de veelvuldig in Sint Maarten gesproken talen strekt zich van rechtswege uit over zijn vertaling in een andere van deze talen. De beoordeling van de overeenstemming voortvloeiende uit vertaling in één of meer vreemde talen geschiedt door de rechter.
De merkhouder heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt of zaken die zijn gebruikt bij de productie van die zaken, als zijn eigendom op te vorderen dan wel daarvan de vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen. Gelijke bevoegdheid tot opvordering bestaat ten aanzien van gelden, waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen als gevolg van inbreuk op het merkrecht. De vordering wordt afgewezen, indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt.
Wanneer de houder van de eerdere inschrijving of de in artikel 8, onderdelen d, e en f, bedoelde derde aan het geding deelneemt, kan iedere belanghebbende de nietigheid inroepen:
van het depot waardoor krachtens artikel 8, onderdelen d, e en f, geen merkrecht wordt verkregen; de nietigheid op grond van de in artikel 8, onderdeel d, genoemde bepaling moet worden ingeroepen binnen een termijn van drie jaren, te rekenen van de datum waarop de geldigheidsduur van de eerdere inschrijving verstrijkt, de nietigheid op grond van de in artikel 8, onderdelen e en f, genoemde bepalingen binnen een termijn van vijf jaren, te rekenen van de datum van het depot.
Iedere belanghebbende kan het verval van het merkrecht inroepen in de gevallen vermeld in artikel 9, tweede lid. Het verval van een merkrecht op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, kan niet meer worden ingeroepen, wanneer het merk in de periode tussen het verstrijken van de periode van vijf jaren en de instelling van de vordering tot vervallenverklaring voor het eerst of opnieuw is gebruikt. Begin van gebruik of hernieuwd gebruik binnen drie maanden voorafgaand aan de instelling van de vordering tot vervallenverklaring wordt echter niet in aanmerking genomen, indien de voorbereiding van het begin van gebruik of van hernieuwd gebruik pas wordt getroffen nadat de merkhouder er kennis van heeft genomen dat een vordering tot vervallenverklaring zou kunnen worden ingesteld.
Voor de toepassing van dit artikellid blijft op het gebruik van merken, waarop een recht werd verkregen langer dan drie jaar voor de inwerkingtreding van deze landsverordening, artikel 2 van de Merkenlandsverordening (P.B. 1961, 191) van toepassing. De houder van een merk kan geen gebruik als bedoeld in de tweede volzin van dit artikellid doen gelden, dat aan de datum van de inwerkingtreding van deze landsverordening vooraf gaat.
De houder van het merkrecht ten aanzien waarvan het verval ingevolge het vierde lid niet meer kan worden ingeroepen, kan niet overeenkomstig het in derde lid bepaalde de nietigheid inroepen van een depot, dat is verricht tijdens de periode waarin het oudere merkrecht vervallen kon worden verklaard op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, noch zich ingevolge artikel 23 eerste lid, onderdelen a en b, verzetten tegen gebruik van het aldus gedeponeerde merk.
De houder van het uitsluitend recht op een merk, die het gebruik van een later gedeponeerd merk heeft gedoogd gedurende vijf opeenvolgende jaren, kan niet meer op grond van zijn oudere recht de nietigheid van het latere depot inroepen ingevolge artikel 25, derde lid, onderdeel a, noch zich verzetten tegen het gebruik van het later gedeponeerde merk ingevolge artikel 23, eerste lid, onderdelen a en b, met betrekking tot de waren en diensten waarvoor dat merk is gebruikt, tenzij het te kwader trouw gedeponeerd is.
De houder van de inschrijving van een depot kan te allen tijde doorhaling van zijn inschrijving verzoeken. Indien evenwel een licentie is ingeschreven, kan doorhaling van de inschrijving van het merk of van de licentie alleen worden verzocht door de houder van de inschrijving en de licentiehouder tezamen. Het in de tweede volzin bepaalde ten aanzien van de doorhaling van de inschrijving van het merk is van overeenkomstige toepassing in het geval een pandrecht of beslag is ingeschreven.
HOOFDSTUK III Collectieve Merken
Eveneens worden als collectieve merken beschouwd alle tekens die aldus bij het depot worden aangeduid en die dienen in het economisch verkeer tot aanduiding van de geografische herkomst van de waren. Een zodanig merk geeft de houder niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik door een derde van die tekens in het economisch verkeer in overeenstemming met eerlijke gebruiken in handel en nijverheid; met name kan een zodanig merk niet worden ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is de desbetreffende geografische benaming te gebruiken.
Behoudens bepaling van het tegendeel zijn collectieve merken aan dezelfde regels onderworpen als individuele merken.
Artikel 8, onderdeel c, is niet van toepassing op het depot van een collectief merk, dat door de vroegere houder van de inschrijving van een overeenstemmend collectief merk of door zijn rechtverkrijgenden wordt verricht.
Onverminderd de toepassing van artikel 10, 11 en 19 mag het Bureau het depot van een collectief merk niet inschrijven, indien het bij dat merk behorende reglement op het gebruik en het toezicht niet volgens de in artikel 32 gestelde voorwaarden is gedeponeerd.
Onverminderd het bij artikel 25 bepaalde, kan iedere belanghebbende, met inbegrip van het openbaar ministerie, het verval inroepen van het recht op een collectief merk, indien de houder het merk gebruikt in strijd met de bepaling van artikel 30, tweede lid, of instemt met een gebruik in strijd met de bepalingen van het reglement op het gebruik en het toezicht, dan wel zodanig gebruik gedoogt.
Het openbaar ministerie kan de nietigheid inroepen van het depot van een collectief merk wanneer het reglement op het gebruik en het toezicht in strijd is met de openbare orde, of wanneer het niet in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 33. Het openbaar ministerie kan eveneens de nietigheid inroepen van de wijzigingen van het reglement op het gebruik en het toezicht, indien deze in strijd zijn met de openbare orde of met de bepalingen van artikel 30 of indien deze tot verzwakking van de door het reglement aan het publiek gegeven waarborgen leiden.
De collectieve merken, die zijn vervallen, nietig verklaard of doorgehaald, evenals die, ten aanzien waarvan vernieuwing niet is geschied en een herstel als bedoeld in artikel 34 is uitgebleven, mogen gedurende de drie jaren die volgen op de datum van de inschrijving van het verval, de nietigverklaring, de doorhaling of het verstrijken van de geldigheidsduur van de niet vernieuwde inschrijving, onder geen beding worden gebruikt, behalve door degene die zich op een ouder recht op een individueel, overeenstemmend merk kan beroepen.
HOOFDSTUK IV Aanvullende bepalingen inzake internationaal merkenrecht
De bepalingen van deze landsverordening inzake internationale depots verricht ingevolge de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken zijn van overeenkomstige toepassing op internationale depots verricht ingevolge het Protocol van 27 juni 1989 bij de Overeenkomst van Madrid.
Ingezetenen van Sint Maarten, alsmede onderdanen van landen die geen deel uitmaken van de door het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883 (Trb. 1969, 144) opgerichte Unie, die woonplaats hebben in Sint Maarten of aldaar een daadwerkelijke en wezenlijke nijverheids- of handelsonderneming hebben, kunnen ingevolge deze landsverordening, voor dit gehele gebied, de toepassing in hun voordeel inroepen van de bepalingen van het voornoemde Verdrag en van de Overeenkomst van Madrid.
HOOFDSTUK V Overgangsbepalingen
Onverminderd het bij artikel 43 bepaalde, worden de in de Nederlandse Antillen vóór de datum van het in werking treden van deze landsverordening verkregen en op die datum niet vervallen uitsluitende rechten op warenmerken gehandhaafd. Vanaf de voornoemde datum is deze landsverordening op die rechten van toepassing. De beoordeling van de rangorde van deze verkregen rechten geschiedt met inachtneming van het vóór het in werking treden van deze landsverordening geldende recht.
Een uitsluitend recht wordt eveneens als verkregen aangemerkt door het eerste gebruik van een teken, dat dient om de waren van een onderneming te onderscheiden of om één of meer gemeenschappelijke kenmerken van waren te onderscheiden, en dat een merk zou hebben gevormd, indien artikel 5 respectievelijk 30 van deze landsverordening van toepassing zou zijn geweest. Evenwel kan het uitsluitend recht, dat aldus is verkregen, niet worden tegengeworpen aan hen, die van dit teken vóór het in werking treden van deze landsverordening gebruik hebben gemaakt, tenzij het ingeroepen gebruik gevolgd is door niet-gebruik gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren.
Het verkregen recht op een warenmerk eindigt, met terugwerkende kracht tot en met de datum van het in werking treden van deze landsverordening, indien niet bij het verstrijken van een termijn van één jaar te rekenen van die datum, een bevestigend depot van dat merk is verricht met inachtneming van de vormvereisten en tegen betaling van de rechten bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, met beroep op het bestaan van het verkregen recht en onder opgave, als inlichting, van de aard en het tijdstip van de feiten, die het hebben doen ontstaan en, in voorkomende gevallen van het depot en de inschrijving, die met betrekking tot dit merk zijn verricht. De inschrijving van dit depot vermeldt het beroep op een verkregen recht en wat terzake is opgegeven. In voorkomend geval treedt dit depot in de plaats van het depot van het merk dat eventueel is verricht onder het vóór het in werking treden van deze landsverordening geldende recht. Indien evenwel de deposant beroep doet op een verkregen recht, terwijl hij weet of behoort te weten, dat dit recht niet bestaat, geldt het depot als te kwader trouw verricht.
Het op een collectief warenmerk verkregen recht eindigt voorts met terugwerkende kracht tot en met de datum van het in werking treden van deze landsverordening, indien bij het in het eerste lid bedoelde bevestigende depot geen reglement op het gebruik en toezicht is overgelegd. De artikelen 33, 25 en 38, tweede lid, zijn van toepassing.
Op depots bedoeld in het eerste en tweede lid zijn de artikelen 10 tot en met 16 van toepassing. Het in de vorige volzin bepaalde geldt, voor wat betreft de artikelen 11 tot en met 16, niet indien het een depot betreft van een warenmerk, waarbij een beroep op een verkregen recht wordt gedaan onder opgave van de inschrijving, die met betrekking tot dit merk is verricht.
In afwijking van artikel 20 heeft de eerste inschrijving van depots, bedoeld in het eerste lid een geldigheidsduur van één tot tien jaren. Deze verstrijkt in de maand en op de dag van het depot, in het jaar waarvan het jaartal hetzelfde cijfer van de eenheden bevat als het jaar, waarin het oudste verkregen recht, waarop beroep wordt gedaan, is ontstaan. De eerste vernieuwing van de inschrijving van deze depots kan op het tijdstip van het depot gevraagd worden voor de duur van de termijn, genoemd in artikel 20, derde lid.
Voor een ieder die op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening in de voormalige Nederlandse Antillen normaal gebruik maakt van een dienstmerk en binnen een termijn van een jaar, te rekenen van deze datum, een bevestigend depot van dit merk verricht, geldt voor de beoordeling van de rangorde daarvan die datum als de datum waarop dit depot is verricht. Vanaf de voornoemde datum is deze landsverordening op die merken van toepassing.
Bij het in het eerste lid bedoelde depot, dat moet geschieden met inachtneming van de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaalde vormvereisten, en tegen betaling van de daarbij vastgestelde rechten, moet bovendien een beroep op het bestaan van het verkregen recht worden gedaan en opgave te worden gedaan van het jaar van het eerste gebruik van het dienstmerk, teneinde aan het in artikel 43, vierde lid, bedoelde oogmerk te voldoen. De inschrijving van het depot vermeldt het beroep op een verkregen recht en wat ter zake is opgegeven. Indien evenwel de deposant een beroep doet op een verkregen recht van het merk, terwijl hij weet of behoort te weten, dat dit recht niet bestaat, geldt het depot als te kwader trouw verricht.
Indien op een warenmerk een verkregen recht bestaat als bedoeld in artikel 43 en indien op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening in de voormalige Nederlandse Antillen dezelfde rechthebbende met betrekking tot het verkregen recht, bedoeld in artikel 43, normaal gebruik maakt van een dienstmerk als bedoeld in artikel 44, welk dienstmerk in alle opzichten identiek is aan eerder bedoeld warenmerk, kunnen de bevestigende depots, bedoeld in de artikelen 43 en 44 worden verricht in één en hetzelfde bevestigend depot, onverminderd hetgeen overigens in deze landsverordening is bepaald. Artikel 43, vierde lid, is van toepassing, met dien verstande dat het tijdstip van verstrijken van de geldigheidsduur wordt berekend op basis van het tijdstip waarop het oudste verkregen recht, waarop beroep wordt gedaan, is ontstaan.
Het register staat met ingang van de dag na die van het in werking treden van deze landsverordening open voor andere depots dan die bedoeld in de artikelen 43, 44 en 45. Vanaf de dag van dit in werking treden is geen enkel depot, gebaseerd op het vóór het in werking treden van deze landsverordening geldende recht meer ontvankelijk.
Voor de in de artikelen 43 tot en met 45 bedoelde depots, geldt, ongeacht hun werkelijke datum, voor de beoordeling van hun rangorde ten opzichte van de zonder beroep op verkregen rechten verrichte depots de datum van het in werking treden van deze landsverordening als de datum waarop deze depots zijn verricht.