Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

Financiële verordening gemeente Groningen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Groningen 2013
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Groningen 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciële verordening gemeente Groningen
Externe bijlagenToelichting op artikel 5 lid 1 tot en met 4 Artikel 4b

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2017

Artikel I van dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 2017 en geldt vanaf het begrotingsjaar 2017.

Artikel II van dit besluit treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016 en geldt vanaf het begrotingsjaar 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet,art.212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201701-01-2017Artt. 7, 13c, toelichting & bijlage

09-11-2016

gmb-2016-162094

5963158
01-01-201601-01-2017art. 1, 2, 4, 5, 10, 13 en toelichting + bijlage

16-12-2015

Gemeenteblad, 2015, 129574

5372695
01-01-201501-01-2016art. 1, 6, en bijlage

24-06-2015

Gemeenteblad, 2015, 89

4962604
23-12-201401-01-201401-01-2015art. 2a, 6en toelichting

17-12-2014

Gemeenteblad, 2014, 110

3958103
01-01-201301-01-2014art. 2a, 4a, 4b, 5, 6, 15, toelichting en bijlage

19-12-2012

Gemeenteblad, 2012, 135

GR 12.3391960
01-01-201101-01-2013art. 6 en in de afschrijvingen

21-12-2011

Gemeenteblad, 2011, 158

GR 11.2831105

Tekst van de regeling

Intitulé

FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE GRONINGEN 2013

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(bijlage raadsverslag nr. 138);

 

Gelet op de artikel 212 van de Gemeentewet;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

de Financiële Verordening gemeente Groningen 2011 vast te stellen.

1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Onderdeel: bundeling van organisatie-eenheden met samenhangende taken.

  • b.

    Administratie : het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Groningen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Deelprogramma: onderdeel van een programma bestaande uit een aantal samenhangende beleidsvelden of een enkel beleidsveld.

  • d.

    BBV : Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

  • e.

    Inkoopfunctie : alle activiteiten die moeten worden vervuld om de goederen, diensten en werken die nodig zijn voor het continueren van de bedrijfsvoering te betrekken tegen de meest gunstige voorwaarden.

  • f.

    Kernvastgoed: gebouwen voor de huisvesting van het gemeentelijk apparaat.

  • g.

    GrESCo: Groningse Energie Service Company, een uitvoeringsprogramma dat verantwoordelijk is voor het integraal energiemanagement van het gemeentelijke vastgoed en het beheer van het totale energiebudget van de gemeente.  

  • h.

    Business case GrESCo: instrument waarmee de financiële haalbaarheid van een energiebesparende maatregel wordt nagegaan door een beschrijving van de maatregel te geven en inzichtelijk te maken wat de investering en de begeleidingskosten zijn en hoe deze kosten worden gedekt binnen de vooraf vastgestelde afschrijvingstermijnen.  

2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2 Programma-indeling

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 2a Planning en controlcyclus
  • 1.

    Het college biedt de raad de jaarstukken aan voor 1 mei.

  • 2.

    Het college biedt de raad de Voorjaarsbrief aan voor 1 juni.

  • 3.

    Het college biedt de raad de voortgangsrapportage van het voorjaar op een zodanig tijdstip aan dat deze kan worden betrokken bij het voorjaarsdebat, en het college biedt de voortgangsrapportage van het najaar op een zodanig tijdstip aan dat deze kan worden betrokken bij de begrotingsbehandeling.

  • 4.

    Het college biedt de raad de ontwerpbegroting met de meerjarenraming aan voor 7 oktober.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per productgroep weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per productgroep weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting worden de nieuwe investeringen onderscheiden naar routine-investeringen en overige investeringen en wordt per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per deelprogramma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per deelprogramma weergegeven.

Artikel 3a Kaders ontwerpbegroting

In de Voorjaarsbrief beschrijft het college aan de raad de ontwikkelingen van de stad en de ontwikkeling van het financieel meerjarenbeeld, om daarmee op hoofdlijnen kaders te krijgen voor het opstellen van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 juli vast.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten
  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en de baten per programma.

  • 2.

    Voor routine investeringen, opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie, worden met de vaststelling van de begroting de kredieten vastgesteld. Voor de overige investeringen, opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie, zijn de bedragen slechts indicatief. Kredieten hiervoor worden in de loop van het jaar door middel van een apart raadsbesluit vastgesteld.

  • 3.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een investeringskrediet ter vaststelling voor aan de raad.

Artikel 4a Plankostenkrediet

Voor sleutelprojecten en investeringsprojecten met een kostentotaal van meer dan 2,5 miljoen euro en een looptijd langer dan 2 jaar wordt voorafgaand aan de planontwikkeling aan de raad een projectofferte voorgelegd en een plankostenkrediet aangevraagd.

Voor grondexploitaties wordt in alle gevallen een plankostenkrediet aangevraagd.

De regel is niet van toepassing op routine-investeringen.

Artikel 4b Uitvoeringskrediet
  • 1.

    Voor sleutelprojecten en investeringsprojecten met een kostentotaal van meer dan 2,5 miljoen euro en een looptijd langer dan 2 jaar wordt het uitvoeringskrediet niet ineens, maar gefaseerd verstrekt. De raad kan andere projecten aanwijzen waarvoor het krediet gefaseerd wordt verstrekt. De regel is niet van toepassing op routine-investeringen.

  • 2.

    Het gefaseerd verstrekken van kredieten, zoals bedoeld in lid 1, kan op twee manieren geschieden. De eerste manier is dat kredieten worden verstrekt voor steeds twee kalenderjaren. De omvang van het krediet wordt gebaseerd op de voor die jaren geraamde feitelijke kosten en de reeds aangegane en aan te gane verplichtingen in die periode. De tweede manier is dat kredieten worden verstrekt voor territoriale of functionele onderdelen.

  • 3.

    In beide manieren, zoals bedoeld in lid 2, fungeren vervolgkredieten als aanvullende kredieten en zijn dus cumulatief: gefaseerd in de tijd wordt het totaal benodigde krediet opgebouwd.

  • 4.

    Kredieten voor lopende investeringsprojecten worden alsnog gefaseerd verstrekt, zoals bedoeld in lid 2, voor zover het betreft sleutelprojecten, die op 1 januari 2011 nog drie jaar of meer doorlopen.

Artikel 4c Herziening van exploitatieopzetten en kredieten van grondexploitaties

Exploitatieopzetten van sleutelprojecten worden elk kalenderjaar herzien en aan de raad voorgelegd, de overige grondexploitaties worden elke twee kalenderjaren herzien en aan de raad voorgelegd. De omvang en de fasering van het totaal benodigde krediet worden hierbij aangepast aan de herziene exploitatiebegroting.

Artikel 4d Overschrijving van kredieten

Bij overschrijdingen van kredieten vanaf afgerond 1 duizend euro wordt tussentijds een aanvullend krediet gevraagd. Als overschrijding wordt hier bedoeld een overschrijding ten opzichte van het tot dat moment beschikbaar gestelde - cumulatieve - krediet. Indien aan de orde worden hierbij de omvang en de fasering van het totaal benodigde krediet herzien.

Artikel 5 Voortgangsrapportage
  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van voortgangsrapportages ten minste twee maal per jaar (in voor- en najaar) over de verwachte realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De inrichting van de voortgangsrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3.

    De voortgangsrapportages gaan in op afwijkingen ten opzichte begroting na laatste wijziging voor zover groter dan 250 duizend euro. In ieder geval wordt aandacht besteed aan afwijkingen op de algemene uitkering. Tevens wordt de raad via de Voortgangsrapportages geïnformeerd over de begrotingswijzigingen op deelprogrammaniveau.

  • 4.

    Het college doet ten minste twee keer per jaar voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten.

  • 5.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 50.000,--;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 50.000,--;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000,--.

  • 6.

    Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 50.000,--.

Toelichting op artikel 5 lid 1 tot en met 4

Toelichting op artikel 5 lid 1 tot en met 4

3. Financieel beleid

 

Artikel 6 Waardering & afschrijving vaste activa
  • 1.

    Investeringen worden lineair afgeschreven. Annuïtair afschrijving is slechts toegestaan voor:

    • a.

      Aanleg en vervanging van rioleringen (gesloten financieringsstructuur);

    • b.

      Investeringen in publieke parkeervoorzieningen;

    • c.

      Investeringen met een specifieke (rijks-) regelgeving.

  • 2.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    De materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven in het aantal jaren zoals weergegeven in de bijlage bij deze verordening. Voor activa die niet met name genoemd zijn en waarover twijfel kan ontstaan, stelt het college de afschrijvingstermijn vast, gebaseerd op een realistische schatting van de levensduur. De afschrijvingstermijn kan echter ten hoogste 40 jaar zijn.

  • 4a.

    Voor publieke parkeergarages wordt bij het afschrijven een restwaarde gehanteerd ter grootte van 25% van de aanschafwaarde.

  • 4b.

    Voor gebouwen die behoren tot het kernvastgoed wordt bij het afschrijven een restwaarde gehanteerd. Deze restwaarde wordt bepaald als de optelsom van een percentage van de vervangingswaarde van de relevante componenten van het gebouw, volgens onderstaand model:

     

    Artikel 4b

  • 4.c

    Maatregelen die in het kader van de GrESCo als een business case worden uitgevoerd, gelden als zelfstandige investeringen en vallen niet onder de restwaardebepalingen bedoeld in de leden 4a en 4b.

  • 5.

    Activa met een verwachte levensduur korter dan 3 jaar én een aanschafwaarde lager dan 10 duizend euro worden niet geactiveerd.

  • 6.

    Met afschrijven wordt gestart op de 1e van de maand na het gereed komen c.q. de aanschaf van de investering.

  • 7.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 8.

    Bij de waardering van de vaste activa met economisch nut worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief in mindering gebracht op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 9.

    Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden verstaan investeringen in:

    ° wegen, straten, pleinen, fietspaden, voetpaden;

    ° bruggen, viaducten, tunnels;

    ° verkeersregelinstallaties, openbare verlichting, ondergrondse kabels, ° straatmeubilair, speelvoorzieningen;

    ° waterwegen en waterbouwkundige werken;

    ° parken en overig groen.

  • 10.

    Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut worden geactiveerd. Direct gerelateerde bijdragen van derden worden in mindering gebracht op de aanschafwaarde. Inzet van eigen middelen (spaarbedragen) wordt niet in mindering gebracht op de aanschafwaarde. De activa worden lineair afgeschreven conform de termijnen in bijlage 1 bij deze verordening.

  • 11.

    Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut die worden uitgevoerd in het kader van een grondexploitatie, worden geactiveerd, indien de raad vaststelt dat het algemeen nut van de investering(en) hoger is dan het specifieke nut voor de grondexploitatie. Per grondexploitatie ontvangt de raad daartoe een overzicht van de uitgaven ingedeeld naar investeringen die een overwegend specifiek nut hebben en investeringen die een overwegend algemeen nut hebben. De indeling wordt gemotiveerd. Bijdragen van derden in de grondexploitatie worden in mindering gebracht op de aanschafwaarde van de investering, naar rato van de kosten van de investering in de totale kosten van de grondexploitatie. Van deze wijze van toerekening kan gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 7 Berekening hoogte rechten en heffingen
  • 1.

    Voor het bepalen van de hoogte van rechten en heffingen van de gemeente Groningen wordt een kostenverdeelstaat gehanteerd. In de kostenverdeelstaat worden naast de directe kosten ook de indirecte kosten (waaronder de overhead) toegerekend op basis van een verdeelsleutel. De verdeelsleutel voor toerekening van overhead werkt op basis van het aantal fte’s dat wordt ingezet ten behoeve van het recht of de heffing.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3.

    De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen, de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen, en de rente over het financieringstekort

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, reinigingsrechten, begrafenisrechten, marktgeld, havengeld, milieuleges, precariobelasting, parkeerbelastingen, en de leges uit de legesverordening.

  • 2.

    Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota ter vaststelling aan met de kaders voor de hoogte van de publiekrechtelijke tarieven. De nota behandelt in ieder geval de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen en de kostendekkendheid van de heffingen;

  • 3.

    Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota ter vaststelling aan met de kaders voor de prijzen van de privaatrechtelijke tarieven. De nota behandelt in ieder geval de kostendekkendheid van de privaatrechtelijke tarieven.

Artikel 9 Financieringsfunctie

Het college draagt zorg voor het beheer van het Treasurystatuut, waarin regels worden gegeven inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financierings-functie. Het college biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan.

Artikel 9a Lokale heffingen

Als informatie over lokale heffingen in de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de onderdelen die op grond van het BBV verplicht zijn voor de paragraaf lokale heffingen, in ieder geval op:.

  • a.

    de mate van kostendekkendheid van de heffingen;

  • b.

    de lokale lastendruk in vergelijking tot de lastendruk bij andere grote Nederlandse gemeenten.

Artikel 9b Weerstandsvermogen
  • 1.

    Het college draagt zorg voor het beheer van de nota weerstandsvermogen en risicomanagement en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. In deze nota wordt ingegaan op het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins en op de gewenste weerstandscapaciteit.

  • 2.

    De nota behandelt tevens de vorming en besteding van reserves, de vorming en besteding van voorzieningen, en de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 3.

    In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      van de risico’s van materieel belang een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen;

    • b.

      in hoeverre schade als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstands-capaciteit kan worden opgevangen.

Artikel 9c Onderhoud kapitaalgoederen
  • 1.

    Het college draagt zorg voor een actueel onderhoudsplan openbare ruimte en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een actueel rioleringsplan en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de uitbreidingen.

  • 3.

    Het college onderzoekt op welke wijze hij beleid en beheer met betrekking tot onderhoud van gemeentelijke gebouwen wil vormgeven. Dit onderzoek leidt tot plannen voor te plegen onderhoud aan gemeentelijke gebouwen, de bijbehorende kosten en het meerjarig budgettair beslag.

  • 4.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair en riolering.

    • b.

      de plannen en de realisatie voor te plegen onderhoud aan gemeentelijke gebouwen, zoals bedoeld in lid 3.

Artikel 9d Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisico norm;

  • c.

    de korte mismatchlimiet;

  • d.

    de rentevisie.

Artikel 9e Bedrijfsvoering

Als informatie over lokale heffingen in de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de onderdelen die op grond van het BBV verplicht zijn voor de paragraaf lokale heffingen, in ieder geval op:.

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de budgetten voor de griffie, de rekenkamer en de ombudsfunctie.

Artikel 9f Verbonden partijen
  • 1.

    Het college draagt zorg voor het beheer van de nota verbonden partijen en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het publieke belang voor de gemeente, het financieel belang van de gemeente, de vertegenwoordiging en het eigen vermogen.

  • 2.

    De nota bevat voorts de kaders voor het beleid ten aanzien van deelnemingen en het aangaan van nieuwe deelnemingen en kaders voor de vertegenwoordiging in deelnemingen.

  • 3.

    In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken gaat het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval in op:

    • a.

      nieuwe verbonden partijen;

    • b.

      het beëindigen of wijzigen van bestaande verbonden partijen.

Artikel 9g Grondbeleid
  • 1.

    Het college draagt zorg voor het beheer van de nota grondbeleid en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de verwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen;

    • f.

      de uitgangspunten omtrent de reserve grondzaken in relatie tot de risico’s.

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • b.

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • c.

      de ontwikkeling van de reserve grondzaken;

4. Financieel beheer en interne controle

 

Artikel 10 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de onderdelen;

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • 3.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • 5.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • 6.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 11 Interne controle
  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen. Het college biedt hiertoe jaarlijks de raad een onderzoeksplan aan met de te toetsen bedrijfsonderdelen.

  • 3.

    Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 4.

    Het college draagt er zorg voor dat de registratie van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

5. Financiële organisatie

 

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de onderdelen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie, ter uitvoering van het gestelde in artikel 9;

  • e.

    de te maken afspraken met de onderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 13a Inkoop en aanbesteding

Vervallen

Artikel 13b Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

5a. Inkoop

 

Artikel 13c Kaderstelling Inkoop
  • 1.

    Het college stelt regels op voor de taken en bevoegdheden bij de inkoopfunctie, de daarbij horende verantwoordingsrelaties en informatievoorziening en legt deze regels vast in een BesluitInkoop.

  • 2.

    Het college regelt de planning- en controlcyclus van de inkoopfunctie. De planning- en controlcyclus wordt opgenomen in Besluit Inkoop.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor een rechtmatige en doelmatige inkoop door de gemeentelijke organisatie.

Artikel 13d Planning en controlcyclus Inkoop
  • 1.

    In de jaarrekening neemt het college een paragraaf op waarin verslag wordt gedaan van de concern inkopen.

  • 2.

    In de begroting neemt het college een paragraaf op waarin de planning met betrekking tot concern inkopen is uitgewerkt.

6. Slotbepalingen

 

Artikel 14 Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008 en geldt vanaf het begrotingsjaar 2008. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Groningen” vastgesteld door de raad op 29 oktober 2003, laatstelijk gewijzigd op 20 december 2006.

Artikel 14a Overgangsbepalingen
  • 1.

    Investeringen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening en op de datum van inwerkingtreding niet voldoen aan het bepaalde in lid 5, 6 of 8 van artikel 6 worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en -methodiek.

  • 2.

    Op gronden en terreinen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening en die op de datum van inwerkingtreding niet voldoen aan het bepaalde in lid 7 van artikel 6, wordt, in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 14 lid 1, ingaande het begrotingsjaar 2009 niet meer afgeschreven ten opzichte van de op dat moment geldende boekwaarde.

  • 3.

    Bij investeringen die zijn geactiveerd voor 1 januari 2011 worden de leden 4a en 4b van artikel 6 toegepast ten opzichte van de op 1 januari 2011 geldende boekwaarde

  • 4.

    Indien als gevolg van een wijzigingsbesluit van de raad de afschrijvingstermijnen voor activa zoals vastgelegd in de bijlage Afschrijvingstermijnen worden gewijzigd, worden de gewijzigde afschrijvingstermijnen toegepast ten opzichte van de boekwaarde op 1 januari van het begrotingsjaar vanaf waar de wijziging geldt.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Groningen 2013”. 

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2008.

 

 

De griffier,                                                     De voorzitter,              

 

 

 

 

D.H. Vrieling.                                                  J. Wallage.

Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen

 

 

I. Investeringen met economisch nut:

5 jaar

Instrumenten

 

Communicatiemiddelen\-apparatuur

 

Parkeermeters

 

Leer- en hulpmiddelen

 

Verplaatsing houten hulplokalen

 

Ambulances

 

 

7 jaar

Bromfietsen/scooters

 

 

8 jaar

Personenauto’s en bestelauto’s

 

Aanhangers

 

Veegmachines klein (tot 4 m³)

 

Tuin- en parkmachines

 

Werktuigdragers

 

 

9 jaar

Vrachtauto’s, kranen, shovels

 

Veegmachines groot (vanaf 4 m³)

 

Zijbeladers

 

Tractoren

 

 

10 jaar

Kleine verbouwingen/renovaties (< € 250.000,-) voor zover niet aan kernvastgoed of parkeergarages

 

Brandweermateriaal

 

Meubilair, inrichting en inventaris van gebouwen

 

Telefoonvoorzieningen

 

Parkeerautomaten

 

Portaalauto’s

 

Kolkzuigers

 

Boten

 

Bovengrondse afvalinzamelmiddelen

 

 

11 jaar

Kraakperswagens

 

Ondergrondse afvalinzamelmiddelen

 

Materieel winterdienst

 

Kunstgrasvelden

 

 

12 jaar

Rijdend materieel brandweer

 

 

15 jaar

Houten hulplokalen

 

Niet gebouwgebonden technische installaties

 

Gebouwgebonden technische installaties in gebouwen die niet vallen onder kernvastgoed of parkeergarage

 

Ondergrondse betonputten voor afvalcontainers

 

 

20 jaar

Grote verbouwingen/renovaties (> € 250.000,-) voor zover niet aan kernvastgoed of parkeergarages

 

Aanleg parkeerterreinen

 

 

25 jaar

Restauratie historische gebouwen/monumenten

 

Bouw en inrichting kleedgebouwen (steen)

 

 

30 jaar

Aankoop gebouwen voor zover niet-kernvastgoed

 

Aanleg van sportvelden

 

 

40 jaar

Nieuwbouw gebouwen voor zover niet-kernvastgoed

 

Schoolgebouwen van na 1 januari 2000

 

Aanleg en uitbreiding van begraafplaatsen

 

Aanleg van havens

 

 

50 jaar

Parkeergarages

 

Aankoop en nieuwbouw gebouwen behorend tot het kernvastgoed

 

Gebouwgebonden technische installaties bij kernvastgoed en parkeergarages, voor zover niet in het kader van de GrESCo als een business case uitgevoerd.

 

 

55 jaar

Aanleg centrale riolering

 

 

60 jaar

Schoolgebouwen van voor 1 januari 2000

Investeringen GrESCo

Betreft technische installaties en voorzieningen die in het kader van de GrESCo als een business case worden uitgevoerd.

15 jaar

Dubbel glas

 

Pompen

 

Ketels, installaties, appendages

 

 

20 jaar

Zonnepanelen

 

Ledverlichting

30 jaar

Isolatie

Voor Automatisering:

4 jaar

Laptops

 

 

5 jaar

Pc’s

 

Monitoren

 

Servers

 

Lokaal netwerk actief

 

Gronet actief

 

Plotters

 

 

8 jaar

Applicaties (afhankelijk van werkprocessen tussen 3 en 8 jaar)

 

 

10 jaar

Lokaal netwerk passief

 

 

15 jaar

Gronet passief

II. Investeringen met maatschappelijk nut:

10 jaar

Verkeersregelinstallaties

 

Straatmeubilair

 

Speelvoorzieningen

 

 

20 jaar

Openbare verlichting

 

 

40 jaar

Bruggen, viaducten en tunnels

 

Waterwegen en waterbouwkundige werken

 

Wegen, straten, pleinen, fietspaden, voetpaden

 

Parken en plantsoenen

 

Ondergrondse kabels

Toelichting op de artikelen Financiële verordening gemeente Groningen

Artikel 1 Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Onder c is het begrip deelprogramma gedefinieerd. In Groningen zijn de programma’s van de begroting verdeeld in onderdelen, die deelprogramma worden genoemd.

Artikel 2 Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld.

Het artikel bepaalt overigens niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. Als de indeling de vorige raadsperiode goed is bevallen, kan deze ongewijzigd of met kleine bijstellingen worden vastgesteld.

Artikel 2a Planning en controlcyclus

Hier is een artikel over de planning en controlcyclus opgenomen. Het artikel geeft de data aan waarop ieder jaar het college aan de raad de belangrijke financiële stukken aanbiedt.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het eerste lid schrijft voor dat bij de begroting en de jaarrekening naast de baten en de lasten van de programma’s ook de baten en lasten van de deelprogramma’s worden weergegeven. In het tweede lid wordt de verplichting om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven, onderscheiden naar routine investeringen en overige investeringen.

Routine investeringen betreffen investeringen ter vervanging van bestaande afgeschreven activa in de sfeer van de bedrijfsvoering met als doel de bedrijfsvoering op het bestaande peil te handhaven. Tussen routine investeringen en de overige investeringen geldt een verschillend regime wat betreft de autorisatie van de kredieten, zie daarvoor artikel 4.

In het derde lid wordt aangegeven, dat het college in de jaarrekening ingaat op de realisatie van de investeringen ten opzichte van de toegekende kredieten.

Artikel 3a Kaders begroting

Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjaren raming.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten.

In het eerste lid wordt aangegeven dat de raad van de gemeente Groningen budget ten op het niveau van programma beschikbaar stelt.

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Het tweede lid bepaalt dat voor routine investeringen het krediet meteen bij de begroting wordt vastgesteld. Voor de overige investeringen in de begroting wordt in de loop van het jaar, op het moment dat er voldoende duidelijkheid bestaat omtrent de uitvoering, door de raad apart een krediet vastgesteld. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering staat wel in de begroting, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet.

Daarnaast komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens naar voren die bij het opstellen van de begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de kredieten voor deze investeringen.

Artikel 5 Voortgangsrapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de voortgangsrapportages. Op basis van voortgangsrapportages wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de begroting. In ieder geval twee keer per jaar (in voor- en najaar) wordt de raad een voortgangsrapportage aangeboden, en wel op een zodanig tijdstip (artikel 2a) dat deze kunnen worden betrokken bij het voorjaarsdebat resp. de begrotingsbehandeling.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de voortgangsrapportage moet verantwoorden. Tevens is hier bepaald dat de raad via de voortgangsrapportages geïnformeerd wordt over de begrotingswijzigingen op deelprogrammaniveau.

Artikel 6 Waardering & afschrijving vaste activa

In artikel 212 Gemeentewet is de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 6 invulling gegeven.

Het vierde lid geeft de afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa met economisch nut. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair (lid 1), met uitzonderingen van de investeringen in rioleringen, publieke parkeervoorzieningen en investeringen met een specifieke regelgeving. De afschrijvingstermijnen, afgestemd op de specifiek gemeentelijke situatie, worden weergegeven in een aparte bijlage. De maat voor de afschrijvingstermijnen is de economische levensduur.

Om een zekere ondergrens te hebben voor activering geeft het vijfde lid geeft aan dat activa met een waarde onder de 10 duizend euro en met een levensduur korter dan drie jaar niet worden geactiveerd. Let wel: aan beide voorwaarden moet tegelijkertijd worden voldaan.

Het zesde lid geeft de gedragslijn voor het moment waarop wordt begonnen met afschrijven:

de 1e van de volgende maand na aanschaf c.q. gereedkomen van het actief. De afschrijving het eerste jaar wordt daarmee naar rato berekend.

Het BBV (artikel 62, lid 2) geeft de vrijheid om bij de waardering van vaste activa met economisch nut eventuele bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief wel of niet in mindering te brengen op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Echter de gemeente moet wel een consequente gedragslijn hebben. In het achtste lid wordt geregeld dat de gemeente Groningen zulke bijdragen van derden meteen in mindering brengt.

Het negende lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Dit is van belang voor het tiende lid.

Het tiende lid gaat over het activeren van investeringen met maatschappelijk nut. Het BBV geeft de vrijheid om investeringen met een maatschappelijk nut wel of niet te activeren, en, indien wordt geactiveerd, om bijdragen van derden wel of niet in mindering te brengen en om reserves wel of niet in mindering te brengen. De gemeente moet hier zelf invulling aan geven.

Het tiende lid bepaalt dat in de gemeente Groningen investeringen met maatschappelijk worden geactiveerd, dat bijdragen van derden in mindering worden gebracht en dat inzet van eigen middelen (spaarbedragen) niet in mindering wordt gebracht.

Lid 11 gaat specifiek over het activeren van investeringen met maatschappelijk nut die onderdeel zijn van een grondexploitatie. De commissie BBV geeft aan dat investeringen in de openbare ruimte geactiveerd kunnen worden wanneer uit de afweging van de raadblijkt dat het algemeen nut hoger is dan het specifiek nut voor de grondexploitatie. In dat geval is sprake van investeringen in een bovenwijkse voorziening.

In het geval van causaliteit (investeringen hebben een directe causale relatie met de ontwikkeling van de grondexploitatie) en proportionaliteit en profijtbeginsel (het uit de investering voortvloeiend nut is hoger dan het algemeen nut) worden investeringen verantwoord als directe kosten van de grondexploitatie. In dat geval is geen sprake van een investeringen in bovenwijkse voorziening.

Investeringen in bovenwijkse voorzieningen worden geactiveerd. Om de afweging te kunnen maken of sprake is van een investering in een bovenwijkse voorziening krijgt de raad per grondexploitatie een overzicht met een gemotiveerde indeling van de investeringen naar investeringen met een overwegend algemeen nut en investeringen met een overwegend specifiek nut. De raad dient hier expliciet een besluit over te nemen.

In de wet op de ruimtelijke ordening is een nadere uitwerking opgenomen van het begrip voorziening met een algemeen nut (bovenwijkse voorziening). De wet op de ruimtelijke ordening definieert een voorziening met algemeen nut als een voorziening die ten dienste is van meer exploitatiegebieden en/of bestaande gebieden. Een opsomming van mogelijke voorzieningen in een exploitatiegebied is opgenomen in artikel 6.2.5 van het besluit ruimtelijke ordening.

Indien in een grondexploitatie bijdragen van derden worden verkregen, worden deze op basis van het aandeel van de te activeren investeringskosten in de totale kosten van de grondexploitatie in mindering gebracht op de investering. Eventuele afwijkingen op deze toerekeningen worden in het raadsvoorstel gemotiveerd toegelicht.

Artikel 7 Berekening hoogte rechten en heffingen

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door de gemeente in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de aangeboden diensten en producten. Artikel 7 geeft de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges, is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt de verschillende tarieven die de raad jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of product, welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e, artikel 160 Gemeentewet). Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de vier jaar de kaders voor de publiekrechtelijke tarieven en de privaatrechtelijke tarieven vaststelt en daarbij met name ingaat op de kostendekkendheid van de tarieven.

Artikel 9 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (Treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening regels bevat voor het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie. In de gemeente Groningen is dit sinds 2001 vormgegeven door middel van een aparte verordening, het zogenaamde Treasurystatuut. Hier is ervoor gekozen deze lijn voort te zetten. Nadere uitvoeringsregels voor de financieringsfunctie worden gegeven in artikel 13, onder d.

Artikel 9a Lokale heffingen

Het BBV regelt in artikel 10 welke informatie de paragraaf Lokale heffingen in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie over het onderwerp lokale heffingen. Hier wordt geregeld welke extra informatie de raad wenst.

Artikel 9b Weerstandsvermogen

Er bestaat reeds een nota over weerstandsvermogen en risicomanagement. In het eerste lid van artikel 9b wordt aangegeven, dat het college zorg draagt voor het beheer van deze nota en dat, indien bijstelling nodig is, deze ter vaststelling aan de raad aangeboden zal worden. Ook het omgaan met reserves en voorzieningen komt daarbij aan de orde (lid 2).

In de het derde lid wordt aangeven welke extra informatie de raad wenst in de paragraaf weerstandsvermogen in begroting en rekening, naast de verplichte informatie volgens het BBV artikel 11.

Artikel 9c Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 9c geeft de raad kaders voor het onderhoud aan kapitaalgoederen. Voor het onderhoud op gemeentelijke gebouwen regelt lid 3 dat het college zorgt voor plannen tot onderhoud, inclusief de financiële consequenties daarvan, en regelt lid 4.b dat het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in de begroting en in de rekening verslag doet van die plannen en de realisatie.

In de het vierde lid wordt aangeven welke extra informatie de raad wenst in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in begroting en rekening, naast de verplichte informatie volgens het BBV artikel 12.

Artikel 9d Financiering

In het BBV artikel 13 staat welke informatie de paragraaf Financiering in elk geval moet bevatten. Artikel 9d regelt welke informatie de raad daarbovenop wenst in de paragraaf Financiering in begroting en rekening.

Artikel 9e Bedrijfsvoering

Het BBV regelt in artikel 14 welke informatie de paragraaf Bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Het kan zijn dat de raad aanvullende wensen heeft voor de informatie over het onderwerp bedrijfsvoering. Hier wordt geregeld welke extra informatie de raad wenst.

Artikel 9f Verbonden partijen

Er bestaat reeds een nota verbonden partijen, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstig beleid heeft uiteengezet. Lid 1 en 2 van artikel 9f geven aan dat het college zorg draagt voor het beheer van deze nota en dat, indien bijstelling nodig is, deze ter vaststelling aan de raad aangeboden zal worden.

In de het derde lid wordt aangeven welke extra informatie de raad wenst in de paragraaf verbonden partijen in begroting en rekening, naast de verplichte informatie volgens het BBV artikel 15.

Artikel 9g Grondbeleid

Er bestaat reeds een nota grondbeleid. In het eerste lid van artikel 9g wordt aangegeven, dat het college zorg draagt voor het beheer van deze nota en dat, indien bijstelling nodig is, deze ter vaststelling aan de raad aangeboden zal worden. Met deze nota heeft de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vastgesteld.

In het tweede lid wordt aangeven welke extra informatie de raad wenst in de paragraaf grondbeleid in begroting en rekening, naast de verplichte informatie volgens het BBV artikel 16.

Artikel 10 Administratie

Onder artikel 10 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 11 Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt in het eerste lid het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen. In het tweede lid geeft de raad aan welke onderzoeken hij nodig acht om de eisen van controle te waarborgen.

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Het derde lid regelt dit. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in het vierde lid het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 12 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.

Artikel 13 Financiële organisatie

Artikel 13 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit.

Onder letter f wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen vankosten aan de producten vast te leggen.

Artikel 13a Inkoop en aanbesteding

Vervallen

Artikel 13b Subsidieverstrekking en steunverlening

Voor de steunverlening en subsidieverstrekking aan ondernemingen en instellingen (die volgens het Europees mededingingsrecht als onderneming worden aangemerkt) zijn de Europese staatssteunregels (artikel 87, 88 en 89 EG-verdrag), de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang (artikel 86 EG-verdrag), de regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht en de eigen subsidieverordening van de gemeente van toepassing. Het artikel stelt dat het college beheersmaatregelen neemt, die er voor zorgen dat deze regelgeving wordt nageleefd.

Artikel 13c Kaderstelling Inkoop

Artikel 13c draagt het college op om de taken, bevoegdheden en planning-en controlcyclus voor Inkoop vast te leggen in een Besluit Inkoop en een handboek Inkoop. De inkoop dient rechtmatig en doelmatig te gebeuren door de gemeentelijke inkooporganisatie. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen inkoop moet plaatsvinden.

Artikel 13c Planning en controlcyclus Inkoop

Artikel 13 c bepaalt dat er in de jaarrekening verslag wordt gedaan van de concerninkopen en in de begroting de planning van de concerninkopen is uitgewerkt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 14a Overgangsbepalingen

Lid 1 bevat de overgangsbepaling dat voor bepaalde activa uit het verleden de tot dan toe gehanteerde afschrijvingstermijn en -methodiek blijven gelden.

Lid 2 bevat de overgangsbepaling dat voor gronden en terreinen waarop inhet verleden is afgeschreven ingaande 2009 de afschrijving wordt gestaakt, conform het bepaalde in lid 7 van artikel 6 dat op gronden en terreinen niet wordt afgeschreven. Als boekwaarde van die gronden en terreinen geldt dan verder de boekwaarde van dat moment.

Artikel 15 Citeertitel

Artikel 15 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad mede ondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan Gedeputeerde Staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). GedeputeerdeStaten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).