Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Groningen (Gr)

Financiële verordening gemeente Groningen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Groningen (Gr)
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Groningen 2013
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Groningen 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciële verordening gemeente Groningen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Voor het eerst vastgesteld bij raadsbesluit van 30 januari 2008;

Artikel 14a bevat een overgangsbepaling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet,art.212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016art. 1, 6, en bijlage

24-06-2015

Gemeenteblad, 2015, 89

4962604
23-12-201401-01-201401-01-2015art. 2a, 6en toelichting

17-12-2014

Gemeenteblad, 2014, 110

3958103
01-01-201301-01-2014art. 2a, 4a, 4b, 5, 6, 15, toelichting en bijlage

19-12-2012

Gemeenteblad, 2012, 135

GR 12.3391960
01-01-201101-01-2013art. 6 en in de afschrijvingen

21-12-2011

Gemeenteblad, 2011, 158

GR 11.2831105

Tekst van de regeling

Intitulé

FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE GRONINGEN 2013

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(bijlage raadsverslag nr. 138);

 

Gelet op de artikel 212 van de Gemeentewet;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

de Financiële Verordening gemeente Groningen 2011 vast te stellen.

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Dienst : iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    Administratie : het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Groningen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Deelprogramma: onderdeel van een programma bestaande uit een aantal samenhangende beleidsvelden of een enkel beleidsveld.

  • d.

    BBV : Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

  • e.

    Inkoopfunctie : alle activiteiten die moeten worden vervuld om de goederen, diensten en werken die nodig zijn voor het continueren van de bedrijfsvoering te betrekken tegen de meest gunstige voorwaarden.

  • f.

    Kernvastgoed: gebouwen voor de huisvesting van het gemeentelijk apparaat.

  • g.

    GrESCo: Groningse Energie Service Company, een uitvoeringsprogramma dat verantwoordelijk is voor het integraal energiemanagement van het gemeentelijke vastgoed en het beheer van het totale energiebudget van de gemeente.  

  • h.

    Business case GrESCo: instrument waarmee de financiële haalbaarheid van een energiebesparende maatregel wordt nagegaan door een beschrijving van de maatregel te geven en inzichtelijk te maken wat de investering en de begeleidingskosten zijn en hoe deze kosten worden gedekt binnen de vooraf vastgestelde afschrijvingstermijnen.  

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode op voorstel van het college de onderverdeling van de programma’s in deelprogramma’s vast.

Artikel 2a Planning en controlcyclus

  • 1. Het college biedt de raad de jaarstukken aan voor 1 mei.

  • 2. Het college biedt de raad de Voorjaarsbrief aan voor 1 juni.

  • 3. Het college biedt de raad de voortgangsrapportage van het voorjaar op een zodanig tijdstip aan dat deze kan worden betrokken bij het voorjaarsdebat, en het college biedt de voortgangsrapportage van het najaar op een zodanig tijdstip aan dat deze kan worden betrokken bij de begrotingsbehandeling.

  • 4. Het college biedt de raad de ontwerpbegroting met de meerjarenraming aan voor 7 oktober.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per productgroep weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per productgroep weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting worden de nieuwe investeringen onderscheiden naar routine-investeringen en overige investeringen en wordt per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per deelprogramma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per deelprogramma weergegeven.

Artikel 3a Kaders ontwerpbegroting

In de Voorjaarsbrief beschrijft het college aan de raad de ontwikkelingen van de stad en de ontwikkeling van het financieel meerjarenbeeld, om daarmee op hoofdlijnen kaders te krijgen voor het opstellen van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 juli vast.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en de baten per deelprogramma.

  • 2. Voor routine investeringen, opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie, worden met de vaststelling van de begroting de kredieten vastgesteld. Voor de overige investeringen, opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie, zijn de bedragen slechts indicatief. Kredieten hiervoor worden in de loop van het jaar door middel van een apart raadsbesluit vastgesteld.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een investeringskrediet ter vaststelling voor aan de raad.

Artikel 4a Plankostenkrediet

Voor sleutelprojecten en investeringsprojecten met een kostentotaal van meer dan 2,5 miljoen euro en een looptijd langer dan 2 jaar wordt voorafgaand aan de planontwikkeling aan de raad een projectofferte voorgelegd en een plankostenkrediet aangevraagd.

Voor grondexploitaties wordt in alle gevallen een plankostenkrediet aangevraagd.

De regel is niet van toepassing op routine-investeringen.

Artikel 4b Uitvoeringskrediet

  • 1. Voor sleutelprojecten en investeringsprojecten met een kostentotaal van meer dan 2,5 miljoen euro en een looptijd langer dan 2 jaar wordt het uitvoeringskrediet niet ineens, maar gefaseerd verstrekt. De raad kan andere projecten aanwijzen waarvoor het krediet gefaseerd wordt verstrekt. De regel is niet van toepassing op routine-investeringen.

  • 2. Het gefaseerd verstrekken van kredieten, zoals bedoeld in lid 1, kan op twee manieren geschieden. De eerste manier is dat kredieten worden verstrekt voor steeds twee kalenderjaren. De omvang van het krediet wordt gebaseerd op de voor die jaren geraamde feitelijke kosten en de reeds aangegane en aan te gane verplichtingen in die periode. De tweede manier is dat kredieten worden verstrekt voor territoriale of functionele onderdelen.

  • 3. In beide manieren, zoals bedoeld in lid 2, fungeren vervolgkredieten als aanvullende kredieten en zijn dus cumulatief: gefaseerd in de tijd wordt het totaal benodigde krediet opgebouwd.

  • 4. Kredieten voor lopende investeringsprojecten worden alsnog gefaseerd verstrekt, zoals bedoeld in lid 2, voor zover het betreft sleutelprojecten, die op 1 januari 2011 nog drie jaar of meer doorlopen.

Artikel 4c Herziening van exploitatieopzetten en kredieten van grondexploitaties

Exploitatieopzetten van sleutelprojecten worden elk kalenderjaar herzien en aan de raad voorgelegd, de overige grondexploitaties worden elke twee kalenderjaren herzien en aan de raad voorgelegd. De omvang en de fasering van het totaal benodigde krediet worden hierbij aangepast aan de herziene exploitatiebegroting.

Artikel 4d Overschrijving van kredieten

Bij overschrijdingen van kredieten vanaf afgerond 1 duizend euro wordt tussentijds een aanvullend krediet gevraagd. Als overschrijding wordt hier bedoeld een overschrijding ten opzichte van het tot dat moment beschikbaar gestelde - cumulatieve - krediet. Indien aan de orde worden hierbij de omvang en de fasering van het totaal benodigde krediet herzien.

Artikel 5 Voortgangsrapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van voortgangsrapportages ten minste twee maal per jaar (in voor- en najaar) over de verwachte realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.

  • 2. De inrichting van de voortgangsrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De voortgangsrapportages gaan in op afwijkingen ten opzichte begroting na laatste wijziging voor zover groter dan 250 duizend euro. In ieder geval wordt aandacht besteed aan afwijkingen op de algemene uitkering.

  • 4. Het college doet ten minste twee keer per jaar voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten.

  • 5. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 50.000,--;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 50.000,--;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000,--.

  • 6. Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 50.000,--.

3. Financieel beleid

Artikel 6 Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Investeringen worden lineair afgeschreven. Annuïtair afschrijving is slechts toegestaan voor:

    • a.

      Aanleg en vervanging van rioleringen (gesloten financieringsstructuur);

    • b.

      Investeringen in publieke parkeervoorzieningen;

    • c.

      Investeringen met een specifieke (rijks-) regelgeving.

  • 2. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. De materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven in het aantal jaren zoals weergegeven in de bijlage bij deze verordening. Voor activa die niet met name genoemd zijn en waarover twijfel kan ontstaan, stelt het college de afschrijvingstermijn vast, gebaseerd op een realistische schatting van de levensduur. De afschrijvingstermijn kan echter ten hoogste 40 jaar zijn.

  • 4a. Voor publieke parkeergarages wordt bij het afschrijven een restwaarde gehanteerd ter grootte van 25% van de aanschafwaarde.

  • 4b. Voor gebouwen die behoren tot het kernvastgoed wordt bij het afschrijven een restwaarde gehanteerd. Deze restwaarde wordt bepaald als de optelsom van een percentage van de vervangingswaarde van de relevante componenten van het gebouw, volgens onderstaand model:

    Artikel 4b [Klik hier om het document te downloaden]

  • 4.c Maatregelen die in het kader van de GrESCo als een business case worden uitgevoerd, gelden als zelfstandige investeringen en vallen niet onder de restwaardebepalingen bedoeld in de leden 4a en 4b.

  • 5. Activa met een verwachte levensduur korter dan 3 jaar én een aanschafwaarde lager dan 10 duizend euro worden niet geactiveerd.

  • 6. Met afschrijven wordt gestart op de 1e van de maand na het gereed komen c.q. de aanschaf van de investering.

  • 7. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 8. Bij de waardering van de vaste activa met economisch nut worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief in mindering gebracht op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 9. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden verstaan investeringen in:

    ° wegen, straten, pleinen, fietspaden, voetpaden;

    ° bruggen, viaducten, tunnels;

    ° verkeersregelinstallaties, openbare verlichting, ondergrondse kabels, ° straatmeubilair, speelvoorzieningen;

    ° waterwegen en waterbouwkundige werken;

    ° parken en overig groen.

  • 10. Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut worden geactiveerd. Direct gerelateerde bijdragen van derden worden in mindering gebracht op de aanschafwaarde. Inzet van eigen middelen (spaarbedragen) wordt niet in mindering gebracht op de aanschafwaarde. De activa worden lineair afgeschreven conform de termijnen in bijlage 1 bij deze verordening.

  • 11. Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut die worden uitgevoerd in het kader van een grondexploitatie, worden geactiveerd, indien de raad vaststelt dat het algemeen nut van de investering(en) hoger is dan het specifieke nut voor de grondexploitatie. Per grondexploitatie ontvangt de raad daartoe een overzicht van de uitgaven ingedeeld naar investeringen die een overwegend specifiek nut hebben en investeringen die een overwegend algemeen nut hebben. De indeling wordt gemotiveerd. Bijdragen van derden in de grondexploitatie worden in mindering gebracht op de aanschafwaarde van de investering, naar rato van de kosten van de investering in de totale kosten van de grondexploitatie. Van deze wijze van toerekening kan gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 7 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Groningen wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen, de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen, en de rente over het financieringstekort.

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, reinigingsrechten, begrafenisrechten, marktgeld, havengeld, milieuleges, precariobelasting, parkeerbelastingen, en de leges uit de legesverordening.

  • 2. Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota ter vaststelling aan met de kaders voor de hoogte van de publiekrechtelijke tarieven. De nota behandelt in ieder geval de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen en de kostendekkendheid van de heffingen;

  • 3. Het college biedt eens in de vier jaar de raad een nota ter vaststelling aan met de kaders voor de prijzen van de privaatrechtelijke tarieven. De nota behandelt in ieder geval de kostendekkendheid van de privaatrechtelijke tarieven.

Artikel 9 Financieringsfunctie

Het college draagt zorg voor het beheer van het Treasurystatuut, waarin regels worden gegeven inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financierings-functie. Het college biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan.

Artikel 9a Lokale heffingen

Als informatie over lokale heffingen in de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de onderdelen die op grond van het BBV verplicht zijn voor de paragraaf lokale heffingen, in ieder geval op:.

  • a.

    de mate van kostendekkendheid van de heffingen;

  • b.

    de lokale lastendruk in vergelijking tot de lastendruk bij andere grote Nederlandse gemeenten.

Artikel 9b Weerstandsvermogen

  • 1. Het college draagt zorg voor het beheer van de nota weerstandsvermogen en risicomanagement en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. In deze nota wordt ingegaan op het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins en op de gewenste weerstandscapaciteit.

  • 2. De nota behandelt tevens de vorming en besteding van reserves, de vorming en besteding van voorzieningen, en de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 3. In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      van de risico’s van materieel belang een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen;

    • b.

      in hoeverre schade als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstands-capaciteit kan worden opgevangen.

Artikel 9c Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actueel onderhoudsplan openbare ruimte en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.

  • 2. Het college draagt zorg voor een actueel rioleringsplan en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de uitbreidingen.

  • 3. Het college onderzoekt op welke wijze hij beleid en beheer met betrekking tot onderhoud van gemeentelijke gebouwen wil vormgeven. Dit onderzoek leidt tot plannen voor te plegen onderhoud aan gemeentelijke gebouwen, de bijbehorende kosten en het meerjarig budgettair beslag.

  • 4. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair en riolering.

    • b.

      de plannen en de realisatie voor te plegen onderhoud aan gemeentelijke gebouwen, zoals bedoeld in lid 3.

Artikel 9d Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisico norm;

  • c.

    de korte mismatchlimiet;

  • d.

    de rentevisie.

Artikel 9e Bedrijfsvoering

Als informatie over lokale heffingen in de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de onderdelen die op grond van het BBV verplicht zijn voor de paragraaf lokale heffingen, in ieder geval op:.

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de budgetten voor de griffie, de rekenkamer en de ombudsfunctie.

Artikel 9f Verbonden partijen

  • 1. Het college draagt zorg voor het beheer van de nota verbonden partijen en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het publieke belang voor de gemeente, het financieel belang van de gemeente, de vertegenwoordiging en het eigen vermogen.

  • 2. De nota bevat voorts de kaders voor het beleid ten aanzien van deelnemingen en het aangaan van nieuwe deelnemingen en kaders voor de vertegenwoordiging in deelnemingen.

  • 3. In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken gaat het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval in op:

    • a.

      nieuwe verbonden partijen;

    • b.

      het beëindigen of wijzigen van bestaande verbonden partijen.

Artikel 9g Grondbeleid

  • 1. Het college draagt zorg voor het beheer van de nota grondbeleid en biedt deze, indien bijstelling nodig is, ter vaststelling aan de raad aan. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de verwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen;

    • f.

      de uitgangspunten omtrent de reserve grondzaken in relatie tot de risico’s.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • b.

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • c.

      de ontwikkeling van de reserve grondzaken;

4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 10 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • 3.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • 5.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • 6.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 11 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen. Het college biedt hiertoe jaarlijks de raad een onderzoeksplan aan met de te toetsen bedrijfsonderdelen.

  • 3. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 4. Het college draagt er zorg voor dat de registratie van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

5. Financiële organisatie

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie, ter uitvoering van het gestelde in artikel 9;

  • e.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 13a Inkoop en aanbesteding

Vervallen

Artikel 13b Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

5a. Inkoop

Artikel 13c Kaderstelling Inkoop

  • 1. Het college stelt regels op voor de taken en bevoegdheden bij de inkoopfunctie, de daarbij horende verantwoordingsrelaties en informatievoorziening en legt deze regels vast in een Besluit Inrichting planning & controlcyclus Inkoop en een handboek Inkoop.

  • 2. Het college regelt de planning- en controlcyclus van de inkoopfunctie. De planning- en controlcyclus wordt opgenomen in Besluit Inrichting planning & controlcyclus Inkoop en een handboek Inkoop.

  • 3. Het college draagt zorg voor een rechtmatige en doelmatige inkoop door de gemeentelijke organisatie.

Artikel 13d Planning en controlcyclus Inkoop

  • 1. In de jaarrekening neemt het college een paragraaf op waarin verslag wordt gedaan van de concern inkopen.

  • 2. In de begroting neemt het college een paragraaf op waarin de planning met betrekking tot concern inkopen is uitgewerkt.

6. Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008 en geldt vanaf het begrotingsjaar 2008. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Groningen” vastgesteld door de raad op 29 oktober 2003, laatstelijk gewijzigd op 20 december 2006.

Artikel 14a Overgangsbepalingen

  • 1. Investeringen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening en op de datum van inwerkingtreding niet voldoen aan het bepaalde in lid 5, 6 of 8 van artikel 6 worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en -methodiek.

  • 2. Op gronden en terreinen die zijn geactiveerd voor de inwerkingtreding van deze verordening en die op de datum van inwerkingtreding niet voldoen aan het bepaalde in lid 7 van artikel 6, wordt, in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 14 lid 1, ingaande het begrotingsjaar 2009 niet meer afgeschreven ten opzichte van de op dat moment geldende boekwaarde.

  • 3. Bij investeringen die zijn geactiveerd voor 1 januari 2011 worden de leden 4a en 4b van artikel 6 toegepast ten opzichte van de op 1 januari 2011 geldende boekwaarde

  • 4. Indien als gevolg van een wijzigingsbesluit van de raad de afschrijvingstermijnen voor activa zoals vastgelegd in de bijlage Afschrijvingstermijnen worden gewijzigd, worden de gewijzigde afschrijvingstermijnen toegepast ten opzichte van de boekwaarde op 1 januari van het begrotingsjaar vanaf waar de wijziging geldt.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Groningen 2013”. 

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2008.

 

 

De griffier,                                                     De voorzitter,              

 

 

 

 

D.H. Vrieling.                                                  J. Wallage.