Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING tot regeling van de toekenning van landsstudietoelagen |
Citeertitel | Landsstudietoelagenregeling |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling niet is aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie aangezien de regering voornemens is om de regeling op korte termijn in te trekken, en te vervangen door een nieuwe regeling.
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 8 mei 1961, gepubliceerd in P.B. 1961, no. 78, en in werking getreden op 1 juni 1961.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten | 21-07-2010 A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30 | onbekend |
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften verstaan onder:
Overeenkomstige de bepalingen van deze landsverordening kunnen aan Antilliaanse jongelieden ten laste van ’s Lands kas studietoelagen worden verleend, teneinde hen in de gelegenheid te stellen hetzij de Rechtshogeschool te Willemstad op Curaçao, hetzij de opleiding van Leraren bij het voorgezet onderwijs, uitgaande van het Departement van Onderwijs, hetzij het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao, hetzij elders een in de Nederlandse Antillen niet bestaande onderwijsinrichting te bezoeken of een opleiding te volgen, wanneer dit in het belang van de Nederlands-Antilliaanse gemeenschap is dan wel de kwaliteiten van gegadigden dit billijken.
De studietoelage kan niet meer dan vierduizend gulden per jaar bedragen, met dien verstande dat, indien uit andere hoofde dan overeenkomstig de bepalingen deze landsverordening van studietoelage wordt genoten, een aanvullende studietoelage wordt genoten, een aanvullende studietoelage kan worden verleend tot een zodanig bedrag, dat het totaal het bedrag van vierduizend gulden per jaar niet te boven gaat. De bedragen, genoemd in de vorige zin, kunnen bij landsbesluit houdende algemene maatregelen worden verhoogd.
Bij het verlenen van studietoelage kunnen aan de student een tegemoetkoming van ten hoogste vierhonderd gulden in uitrustingskosten, alsmede de vergoeding van de reiskosten heen en terug naar het land waar de studie zal worden gevolgd, worden toegekend. Een student aan de Rechtshogeschool te Willemstad, of een student aan de opleiding van leraren bij het voortgezet onderwijs, uitgaande van het Departement van Onderwijs, of een student in opleiding bij het Hoger Technisch Onderwijs op Curaçao afkomstig van een ander eilandgebied, komt in aanmerking voor vergoeding der reiskosten heen en terug.
Aan Antilliaanse jongelieden, die op grond van deze landsverordening in het genot zijn van een studietoelage kunnen volgens regelen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te stellen, ten laste van ’s Lands kas voor studiedoeleinden renteloze voorschotten worden verleend.
HOOFDSTUK II Behandeling van een beslissing op studietoelagenaanvragen
Indien de vereiste stukken niet volledig zijn overgelegd, stelt de voorzitter van de studietoelagencommissie de aanvrager alsnog in de gelegenheid, des stukken binnen twee weken aan te vullen.
Indien de overgelegde stukken volledig zijn en de gegadigde voldoet aan het bepaalde in artikel 3:
laat de voorzitter van de studietoelagencommissie de gegadigde geneeskundig onderzoeken door een commissie van geneeskundigen, aangewezen door de Gouverneur indien de gegadigde zich in de Nederlandse Antillen bevindt en door of vanwege de Gevolgmachtigde Minister indien de gegadigde zich in Nederland bevindt, teneinde na te gaan of de gegadigde een goede gezondheid geniet, voldoende geestelijk stabiel is en geen gebreken bezit welke nadelig zijn voor de uitoefening van zijn toekomstige ambt, beroep of bedrijf. Indien de feitelijke verblijfplaats van de gegadigde buiten het Koninkrijk ligt, wordt genoegen genomen met een verklaring van gelijke strekking, afgegeven door twee in het land waar de gegadigde zich bevindt gevestigde geneesheren en geviseerd door een daartoe bevoegde Nederlandse autoriteit;
Wordt de gegadigde bij het geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 10 ongeschikt bevonden of is de verschuldigde eigen bijdrage gelijk aan of hoger dan het vastgestelde bedrag der kosten van onderhoud en studie, dan bericht de voorzitter van de studietoelagencommissie dit aan de aanvrager en deelt hem mede, dat zijn aanvrage uit dezen hoofde buiten verdere behandeling zal worden gelaten.
In de beschikking tot het verlenen van een studietoelage wordt het tijdstip waarop het genot van de studietoelage aanvangt bepaald; dit tijdstip zal niet vallen v??r de dag waarop de gegadigde, indien hij meerderjarig is, of zo hij minderjarig is diens ouders, zich bij onderhandse akte hebben verbonden tot het nakomen van de in deze landsverordening bepaalde en in de beschikking te noemen verplichtingen.
De landsontvanger kan dit bedrag zonodig door middel van een dwangschrift invorderen. De bepalingen van de landsverordening van de 31ste december 1942, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedi8ngen (P.B. 1958, no. 164), zijn hierbij van toepassing.
HOOFDSTUK IV Intrekking van de studietoelage gedurende de studie
In de gevallen als voorzien onder b en c van het eerste lid van dit artikel zijn de ouders en de student, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van hetgeen het Land voor de student heeft uitbetaald aan studietoelage, uitrustings-en toezichtkosten, alsmede aan reiskosten, vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen.
Indien bij de intrekking van de studietoelage op grond van onvoldoende studieresultaten is vastgesteld, dat deze aan de schuld van de student te wijten zijn, zijn de ouders en de student, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van hetgeen het Land voor de student heeft uitbetaald aan studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten alsmede aan reiskosten vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen. Het vierde lid van artikel 18 is hierbij van toepassing.
HOOFDSTUK V Verplichtingen van de student na het volbrengen der studie
Aan de verplichtingen genoemd in het eerste lid van dit artikel zijn tevens onderworpen de studenten aan wie een aanvullende studietoelage als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 is verleend en de bezitters,van rijksstudietoelagen, aan wie een tegemoetkoming in de uitrustingskosten en/of een vergoeding van reiskosten heen en terug naar Nederland overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 zijn verleend, alsmede degenen, aan wie op grond van een voordracht van de Minister een studiebeurs vanwege de Europese Economische Gemeenschap is verleend.
De Minister kan aan een afgestudeerde op diens verzoek, of indien deze minderjarig is, op dat van diens ouders, toestemming verlenen voor een bepaalde tijd buiten de Nederlandse Antillen te blijven vertoeven, teneinde hem in de gelegenheid te stellen buiten bezwaar van ‘s Lands kas zijn studiën voort te zetten of in de door hem verworven bekwaamheid praktijk op te doen of zich verder te ontwikkelen. In dit geval rusten op de afgestudeerde dezelfde verplichtingen als omschreven in het eerste lid van dit artikel en wel van de dag af dat de daartoe in dit lid gestelde termijn is verstreken.
Voldoet de afgestudeerde niet aan de op hem rustende verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 21 dan vindt terugvordering plaats van hetgeen het Land voor hem heeft uitbetaald aan studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten, alsmede aan reiskosten, vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen.
Zodra de afgestudeerde binnen de termijn als gesteld in het derde lid van artikel 21, zijn werkzaamheden voorvloeiende uit een op hem rustende verplichting als bedoeld in het eerste lid van artikel 21 beëindigt zonder voorafgaande goedkeuring van de Minister, vindt terugvordering plaats van een zodanig gedeelte van het bedrag dat het Land voor hem aan studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten alsmede aan reiskosten vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met eventuele eigen bijdragen, als wordt uitgedrukt door de breuk, waarvan de teller is het getal dat aanwijst het aantal dagen dat aan het tijdvak van vijf jaren ontbreekt, en de noemer het getal achttienhonderd. Het tweede en derde lid van artikel 22 zijn hierbij van toepassing.
Afgestudeerden kunnen aan de omstandigheid dat zij geheel of ten dele op ’s Lands kosten hebben gestudeerd geen aanspraken op aanstelling in overheidsdienst of op plaatsing bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs ontlenen, evenmin kunnen zij ten aanzien van benoemingen in overheidsdienst of bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs meer aanspraken doen gelden dan Antilliaanse jongelieden die zonder een studietoelage een gelijk of gelijkwaardige opleiding hebben genoten.
HOOFDSTUK VIII Voorzieningen voor zeer begaafde jongelieden
Aan Antilliaanse jongelieden, die uit hoofde van de met hun reeds volbrachte studie behaalde resultaten geacht kunnen worden uitzonderlijke gaven te bezitten, welke de veronderstelling rechtvaardigen, dat zij zich bij voortgezette studie bijzonder verdienstelijk zullen maken voor de gemeenschap, kan, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 6, 17, 18 leden 3 en 4, 20, 21 en 22 deze landsverordening, gedurende maximaal zeven jaren een studietoelage worden toegekend.
HOOFDSTUK VIII Slot- en overgangsbepalingen
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van artikel 7, treedt van de voor de eerste maal benoemde leden, de helft, daartoe door het lot aan te wijzen, na twee jaren af. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar.
Op het tijstip van inwerkingtreding vervallen:
het Koninklijk Besluit van 18 juli 1919 (Stb. no. 499; P.B. 1919, no. 86), houdende regelen omtrent de beschikbaarstelling enz. van koloniale studiebeurzen ten behoeve van jongelieden, uit de koloniën Suriname en Curaçao afkomstig, voor hunne opleiding of voortgezette opleiding in Nederland, zoals gewijzigd;