Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Burgerlijk Wetboek Boek 7A |
Citeertitel | Burgerlijk Wetboek Boek 7A |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bijzondere overeenkomsten; vervolg |
Geen
Onbekend
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | Artikelen 1615m, 1624 en 1762. Titels 7, 7A, 8 10 en 15 | 09-01-2014 AB 2014, nrs. 6, 8, 9, 13 & 15 | onbekend | ||
10-10-2010 | 01-04-2014 | geconsolideerde tekst (GT) | 25-09-2013 AB 2013, GT no. 830 | onbekend |
BOEK 7A BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN; VERVOLG
VIJFDE TITEL A Van koop en verkoop op afbetaling
AFDELING 1 Van koop en verkoop op afbetaling in het algemeen
Van de bepalingen van deze titel mag slechts worden afgeweken, indien en voor zover dit daaruit blijkt.
Vervroegde opeisbaarheid, als straf wegens nalatigheid van de koper in het betalen van termijnen, kan alleen bedongen worden voor het geval de achterstand bedraagt, ten aanzien van één termijn ten minste een tiende, of ten aanzien van meer termijnen gezamenlijk tenminste een twintigste deel van de gehele koopprijs.
Op enig beding, als bedoeld in de voorafgaande twee artikelen, kan wegens niet tijdige nakoming alleen beroep worden gedaan, indien de schuldenaar, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de koper aan de verkoper of aan een derde enig recht toekent op zijn loon, pensioen of andere periodieke inkomsten wegens arbeidsovereenkomst, kan ter zake van koop en verkoop op afbetaling, behalve voor opeisbare verplichtingen, alleen geschieden voor betalingen, waartoe de koper bij regelmatige nakoming van de overeenkomst zal gehouden zijn, en voor de kosten.
Ten aanzien van hem, die de uitkering wegens arbeidsovereenkomst verschuldigd is, heeft de handeling geen gevolg, alvorens de ingebrekestelling van de koper en het plan van regelmatige afbetaling met opgave van hetgeen daarop voldaan is en van de gevorderde kosten schriftelijk te zijner kennis zijn gebracht, dan wel schriftelijk door hem zijn erkend. Betalingen, dienovereenkomstig te goeder trouw door hem gedaan, bevrijden hem tegenover de koper.
Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.
Ter zake van huurkoop kan de koper, indien hij bij het aangaan van de overeenkomst werkelijk woonplaats in Sint Maarten heeft, geen woonplaats kiezen, behalve voor het geval dat hij te eniger tijd geen bekende werkelijke woonplaats in Sint Maarten mocht hebben.
Ontbinding van huurkoop, of teruggave van een in huurkoop gehouden zaak krachtens daartoe gemaakt beding, kan, wegens niet tijdige nakoming door de koper van zijn verplichtingen, niet worden ingeroepen of gevorderd, tenzij de koper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.
Wanneer de verkoper ontbinding van de overeenkomst of teruggave van de in huurkoop afgeleverde zaak kan vorderen, zal hij, indien er redelijk belang bestaat bij onverwijlde voorziening, een rechtelijk bevel tot teruggave bij voorraad kunnen verkrijgen.
Indien, wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen, de in huurkoop afgeleverde zaak krachtens daartoe gemaakt beding wordt teruggenomen, heeft dit ontbinding van de overeenkomst tot gevolg, tenzij tussen partijen anders overeengekomen is.
Indien bij ontbinding van de overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen de verkoper in betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst, vindt volledige verrekening plaats.
Indien bij ontbinding van de overeenkomst de koper recht mocht hebben op enige terugbetaling, kan hij door de rechter worden gemachtigd de zaak, die hij terug moet geven, onder zich te houden, totdat het hem verschuldigde wordt betaald of de verkoper daarvoor voldoende zekerheid heeft gesteld.
Indien wegens niet-betaling van verschenen termijnen de in huurkoop afgeleverde zaak is teruggenomen zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst, kan de koper gedurende 14 dagen na de terugneming de zaak inlossen, door betaling van de verschenen termijnen en de verschuldigde rente, boeten en kosten.
ZEVENDE TITEL A Van de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid
EERSTE AFDELING Algemene bepalingen
De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon,gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
De aanneming van werk van stoffelijke aard is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen.
Indien een overeenkomst de kenmerken bevat van een arbeidsovereenkomst, en van enige andere soort van overeenkomst, zullen zowel de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst als die betreffende de andere soort van overeenkomst, waarvan zij de kenmerken mede bevat, van toepassing zijn; in geval van strijd tussen deze bepalingen zullen die van de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.
Indien een aanneming van werk door meerdere soortgelijke overeenkomsten, zij het ook telkens met enige tussentijd, is gevolgd, of indien het, bij het aangaan van een aanneming van werk, blijkbaar in de bedoeling van partijen ligt meerdere dergelijke overeenkomsten aan te gaan, in dier voege, dat de verschillende aannemingen tezamen als een arbeidsovereenkomst kunnen worden beschouwd, zullen de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst op deze overeenkomsten gezamenlijk en op elk van haar afzonderlijk, met uitsluiting van de bepalingen van de zesde afdeling van deze titel, van toepassing zijn. Is evenwel in een dergelijk geval de eerste overeenkomst bij wijze van proef aangegaan, dan zal deze geacht worden haar aard van aanneming van werk te hebben behouden en zullen de bepalingen van de zesde afdeling van deze titel op haar van toepassing zijn.
TWEEDE AFDELING Van de arbeidsovereenkomsten in het algemeen
Wanneer een arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aangegaan, zijn de kosten van de akte en andere bijkomende onkosten ten laste van de werkgever.
Voor zover dat niet door het stellen van bepaalde voorwaarden in de machtiging uitdrukkelijk is uitgesloten, staat de minderjarige in alles, wat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst, door hem ingevolge de verleende machtiging aangegaan, met een meerderjarige gelijk, behoudens het bepaalde bij het derde lid van artikel 1614f. Echter kan hij niet in rechte verschijnen zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger, behalve wanneer de rechter gebleken is, dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij machte is zich te verklaren.
Indien een daartoe niet bekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan dier arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest.
Een door de werkgever vastgesteld reglement is voor de arbeider slechts verbindend, indien is voldaan aan de navolgende vereisten:
dat een volledig exemplaar van het reglement in de Nederlandse taal en bovendien in de Engelse taal gesteld op een voor de arbeider gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, zodanig opgehangen is en blijft, dat het duidelijk leesbaar is. De neerlegging en de inzage van het reglement ter griffie geschieden kosteloos.
Indien gedurende de dienstbetrekking een reglement wordt vastgesteld of het bestaande wordt gewijzigd, is dit nieuwe of gewijzigde reglement voor de arbeider slechts verbindend, indien een volledig exemplaar van het ontwerp daarvan of van de ontworpen wijzigingen algemeen is bekend gemaakt zodanige tijd tevoren, dat hij zich over de inhoud behoorlijk heeft kunnen beraden.
Indien de arbeider na vaststelling van het nieuwe of het gewijzigde reglement mededeelt, dat hij zich daarmede niet verenigt, wordt deze mededeling aangemerkt als een opzegging van de dienstbetrekking tegen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement in werking zal treden. Is de tijd tussen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt, en die, waarop het in werking zal treden, korter dan die gedurende welke de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren, dan is de werkgever schadeplichtig.
Een verklaring van de arbeider, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement te verenigen, is nietig.
Van de bepalingen van het reglement kan alleen dan bij bijzondere overeenkomst worden afgeweken, indien deze schriftelijk is aangegaan.
Ter berekening van het in geld vastgestelde loon per dag wordt, voor de toepassing van deze titel, de dag gesteld op tien uren, de week op zes dagen, de maand op vijfentwintig dagen en het jaar op driehonderd dagen. Is het loon, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan wordt als het in geld vastgestelde loon per dag aangenomen het gemiddelde loon van de arbeider, berekend over de laatste voorafgegane dertig werkdagen: bij gebreke van die maatstaf wordt als loon aangenomen het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabij komende arbeid.
Het loon van arbeiders, welke niet bij de werkgever inwonen, mag niet anders worden vastgesteld dan in:
een bepaalde hoeveelheid van de voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon verdiend wordt, of van de grond- of hulpstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor zover die voortbrengselen of grond- of hulpstoffen, wat aard en hoeveelheid betreft, behoren tot de eerste levensbehoeften van de arbeider en zijn gezin, of als grond- of hulpstoffen, werktuigen of gereedschappen in het bedrijf van de arbeider worden gebezigd, en in ieder geval met uitsluiting van alcoholhoudende drank;
Ongeoorloofd en nietig is elk beding tussen de werkgever of diens vertegenwoordiger en een arbeider, waarbij deze zich verbindt, het loon of zijn overige inkomsten of een gedeelte daarvan op een bepaalde wijze te besteden, of zich zijn benodigdheden op een bepaalde plaats of bij een bepaalde persoon aan te schaffen.
Van deze bepalingen zijn uitgezonderd:
ten aanzien van minderjarige arbeiders het beding, dat een gedeelte van het, gedurende de minderjarigheid verdiende, loon door de werkgever ten name van de arbeider zal worden gestort bij de Postspaarbank of in een fonds als onder 1° bedoeld met bepaling, dat het door de arbeider eerst zal kunnen worden opgevorderd, wanneer hij zekere, niet hoger dan 21 jaren te stellen, leeftijd zal hebben bereikt of uit anderen hoofde meerderjarig geworden is of wanneer de rechter in eerste aanleg op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en na verhoor of behoorlijke oproeping van de minderjarige en van de werkgever tot de uitbetaling machtiging heeft verleend.
Indien de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als bedoeld bij het voorgaande artikel, met de werkgever enige overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat daaruit generlei verbintenis. De arbeider is gerechtigd het reeds in dat verband op zijn loon in rekening gebrachte of door hem betaalde van de werkgever terug te vorderen, zonder gehouden te zijn tot teruggave van hetgeen hem ter voldoening aan de overeenkomst is verstrekt.
Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering van de arbeider, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.
Heeft de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als voormeld, met een ander dan de werkgever enige overeenkomst aangegaan, dan heeft hij het recht dat bedrag van hetgeen hij uit dien hoofde betaald heeft of nog verschuldigd is, van de werkgever te vorderen. De bepaling van het tweede lid is ook ten deze van toepassing.
De overeenkomst of het reglement, waarbij boete is bedongen, moet nauwkeurig de bestemming van de boeten vermelden. Zij mogen noch onmiddellijk, noch middellijk strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever zelf of van degene, aan wie deze de bevoegdheid heeft verleend de arbeiders boete op te leggen.
Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.
Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van arbeidsovereenkomsten, benevens alle stukken, die door de werkgever en de arbeider of hun wettelijke vertegenwoordigers tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.
Zij zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van personen in dienst van de overheid, tenzij zij, hetzij vóór of bij de aanvang van de dienstbetrekking door of namens partijen hetzij bij landsverordening van toepassing zijn verklaard.Indien zij wel van toepassing zijn verklaard wordt de overheid ten aanzien van die bepalingen als werkgever beschouwd.
DERDE AFDELING Van de verplichtingen van de werkgever
Het loon, naar tijdruimte vastgesteld, is verschuldigd van het tijdstip, waarop de arbeider in dienst is getreden, tot dat van het einde van de dienstbetrekking.
Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht.
Evenwel behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een betrekkelijk korte tijd, wanneer hij tengevolge van ziekte of ongeval verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, tenzij de ziekte of het ongeval door zijn opzet of onzedelijkheid veroorzaakt of het gevolg is van een lichaamsgebrek, waaromtrent hij bij het aangaan van de overeenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven.
Komt hem in zodanig geval krachtens de ziekte- of ongevallenregeling of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voorvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke vergoeding of uitkering toe, dan wordt het loon verminderd met het bedrag dier vergoeding of uitkering.
Eveneens behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een korte tijd, naar billijkheid te berekenen, wanneer hij, hetzij tengevolge van de vervulling van een door landsverordening of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, die niet in zijn vrije tijd kon geschieden, hetzij tengevolge van zeer bijzondere, buiten zijn schuld ontstane, omstandigheden, verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten.
Onder zeer bijzondere omstandigheden worden, voor de toepassing van dit artikel, begrepen: de bevalling van de echtgenote van de arbeider alsmede het overlijden en de begrafenis van een van zijn huisgenoten of van een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte linie onbepaald en in de tweede graad van de zijlinie. Evenzo wordt onder de vervulling van een door een landsverordening of overheid opgelegde verplichting begrepen de uitoefening van de kiesbevoegdheid.
Is het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan zijn de bepalingen van dit artikel eveneens van toepassing met dien verstande, dat als loon wordt aangenomen het gemiddelde loon, dat de arbeider, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1614c heeft de vrouwelijke arbeider ingeval van het niet verrichten van arbeid wegens zwangerschap en bevalling, recht op doorbetaling van het volledige salaris gedurende tenminste vier weken voor en ten hoogste zes weken voor de vermoedelijke bevaldatum als zijnde zwangerschapsverlof en gedurende tenminste zes weken na of ten hoogste acht weken na de werkelijke bevaldatum als zijnde bevallingsverlof.
Ook verliest de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon niet, indien hij bereid was de bedongen arbeid te verrichten, doch de werkgever daarvan geen gebruik heeft gemaakt, hetzij door eigen schuld of zelfs tengevolge van, hem persoonlijk betreffende, toevallige verhindering. De bepalingen van het tweede, vijfde, zesde en zevende lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing.
Indien een arbeidsduur van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht, niet zijn vastgelegd, dan wel indien de duur van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de arbeider voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
Bestaat het loon voor het geheel of voor een gedeelte in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, dan heeft de arbeider het recht van de werkgever mededeling te verlangen van zodanige bewijsstukken, als voor hem nodig zijn om tot kennis van dat gegeven te geraken.
Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement kan worden bepaald, dat mededeling van de genoemde bewijsstukken, in plaats van aan iedere arbeider afzonderlijk, zal geschieden aan een bepaald aantal arbeiders in dienst van de werkgever of aan een of meer deskundigen inzake boekhouding, allen door de arbeiders bij schriftelijke keuze aan te wijzen.
Voor zover het gegeven, in het eerste lid bedoeld, betreft de winst, in de onderneming van de werkgever of een deel daarvan behaald, kan van de bepalingen van het eerste lid bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement, ook op andere wijze dan in het tweede lid omschreven, worden afgeweken.
Indien in de in artikel 1613f genoemde schriftelijke machtiging de voorwaarde is opgenomen, dat het in geld vastgestelde loon, geheel of gedeeltelijk, in plaats van aan de minderjarige, aan de wettelijke vertegenwoordiger zelf moet worden voldaan, wordt deze ten opzichte van de voldoening van het loon, of van het gedeelte dat hem moet worden voldaan, als de arbeider aangemerkt.
Beslag onder de werkgever op het door deze aan de arbeider verschuldigde loon is niet verder geldig dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Generlei beperking geldt, indien het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop hij, te wiens behoeve het beslag gelegd wordt, volgens de wet aanspraak heeft.
De voldoening van het in geld vastgestelde loon geschiedt in wettig betaalmiddel van Sint Maarten of met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 met dien verstande dat in buitenlands geld vastgesteld loon zal worden berekend naar de koers van de dag en plaats van de betaling, of, indien aldaar geen koers bestaat, naar die van de naastbijgelegen handelsplaats, waar een koers bestaat.
De voldoening van het loon, voor zover het in andere bestanddelen dan in geld is vastgesteld, geschiedt volgens hetgeen bij overeenkomst of reglement is bedongen, of in het geval, bedoeld in artikel 1613p, naar de daar gestelde regels.
Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering van de arbeider, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som, waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.
Indien de plaats van de voldoening van het loon niet bij overeenkomst of reglement, of door het gebruik is bepaald, of het loon met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 betaald wordt, geschiedt de voldoening hetzij ter plaatse waar de arbeid in de regel wordt verricht, hetzij op het kantoor van de werkgever indien dit gelegen is in Sint Maarten, hetzij aan de woning van de arbeider, ter keuze van de werkgever.
De uitbetaling van het in geld doch niet naar tijdruimte vastgestelde loon, zal geschieden met inachtneming van de bepalingen van het voorgaande artikel, met dien verstande, dat dit loon geacht zal worden te zijn vastgesteld bij de tijdruimte, waarbij het loon gewoonlijk wordt vastgesteld voor de arbeid, welke ten aanzien van aard, plaats en tijd het meest nabijkomt aan de arbeid, waarvoor het loon verschuldigd is.
Voor zover het in geld vastgestelde loon bestaat in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, zal de uitbetaling geschieden telkens wanneer het bedrag van dat loon kan worden bepaald, met dien verstande, dat de uitbetaling ten minste eenmaal per jaar zal geschieden.
Voor zover het gegeven in het eerste lid bedoeld betreft de winst, in de onderneming van de werkgever of een deel daarvan behaald en de aard van het bedrijf of het gebruik medebrengt, dat deze winst eerst na langer tijdsverloop dan één jaar wordt bepaald, kan bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat de uitbetaling telkens na die bepaling zal geschieden.
Indien het loon in geld voor een gedeelte naar tijdruimte en voor een ander gedeelte op andere wijze, ofwel indien het loon in gedeelten naar meerdere verschillende tijdruimten is vastgesteld, zullen voor ieder dier gedeelten de voorschriften van de artikelen 1614l tot en met 1614n van toepassing zijn.
Echter kan ten aanzien van het in geld, doch afhankelijk van de uikomsten van de te verrichten arbeid, vastgestelde loon bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat telkens, behoudens definitieve afrekening op de eerste betaaldag waarop daartoe de mogelijkheid zal bestaan, zal worden uitbetaald een zeker gedeelte van het loon, bedragende ten minste drie vierde van het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabijkomende arbeid.
De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de arbeider een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarop het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening minimumlonen aanspraak heeft.
Voor zover het in geld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijft na aftrek van hetgeen door de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en na aftrek van hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van deze titel rechten doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk de achtste werkdag na die, waarop ingevolge de artikelen 1614l, 1614m en 1614o, de betaling had moeten geschieden, heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan de werkgever is toe te schrijven, aanspraak op een verhoging wegens de vertraging, welke voor de negende tot en met de twaalfde werkdag bedraagt 5 % per dag en voor elke volgende werkdag 1 %, met dien verstande, dat de verhoging wegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag zal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhoging te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen.
Behalve bij het eindigen van de dienstbetrekking, is verrekening door de werkgever van zijn schuld tot uitbetaling van het loon alleen toegelaten met de volgende vorderingen op de arbeider:
de boeten, door hem volgens artikel 1613s aan de werkgever verschuldigd, mits door deze een schriftelijk bewijs wordt afgegeven, vermeldende het bedrag van iedere boete, alsmede de tijd waarop en de reden waarom zij is opgelegd, met opgave van de overtreden bepaling van het reglement of van de schriftelijk aangegane overeenkomst;
de koopprijs van gewone en dagelijkse benodigdheden van de huishouding, daaronder niet begrepen alcoholhoudende drank, alsmede van grond- of hulpstoffen door de arbeider in eigen bedrijf gebruikt; een en ander door de werkgever aan de arbeider geleverd, mits van die levering blijkt uit een schriftelijke, door de werkgever aan de arbeider afgegeven, verklaring, vermeldende de oorzaak en het bedrag van de schuld, en mits de werkgever niet meer berekent dan de kostende prijs, en die prijs niet hoger is dan die, waarvoor de arbeider zich die benodigdheden van de huishouding, grond- of hulpstoffen elders zou kunnen aanschaffen;
Ter zake van hetgeen de werkgever krachtens de nummers 2°, 3° en 5° zou kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid door hem bij elke uitbetaling van het loon niet meer worden verrekend, dan een vijfde gedeelte van het in geld vastgestelde loon, dat alsdan zou moeten worden uitbetaald; ter zake van hetgeen hij krachtens de bepalingen van dit artikel in het geheel zou kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid verrekening niet verder gaan dan tot twee vijfde gedeelten van hetzelfde bedrag.
Bedingen, welke de strekking hebben om een zeker bedrag van het loon op de betaaldag niet uit te betalen, zijn alleen geldig, indien zij bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement zijn gemaakt met het doel om op dit bedrag te kunnen verhalen hetgeen de arbeider bij het einde van de dienstbetrekking krachtens artikel 1615o, derde lid, verschuldigd mocht zijn, en indien zij voorts voldoen aan de verdere bepalingen van dit artikel.
De werkgever is verplicht het niet uitbetaalde bedrag ten name van de arbeider bij de Postspaarbankte beleggen. De inleg van dit bedrag geschiedt binnen drie dagen na die van de loonuitbetaling.Vanaf het ogenblik van de loonuitbetaling wordt de arbeider geacht de eigenaar te zijn van het in te leggen bedrag.
Dit bedrag mag behoudens schriftelijke toestemming van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid bij elke loonuitbetaling niet meer zijn dan een tiende gedeelte van het in geld vastgestelde, alsdan betaalbare, loon.In het geheel mag het ten hoogste het bedrag van de schadeloosstelling bedoeld bij artikel 1615r evenaren.
Zodra de dienstbetrekking is geëindigd op een wijze, waardoor de arbeider niet tot het betalen van een schadevergoeding als in het eerste lid bedoeld, gehouden is, verkrijgt hij, of zijn rechtverkrijgenden, de vrije beschikking over het aldus te zijnen name ingelegde bedrag en over de daarvan gekweekte renten.
De werkgever, die tijdelijk verhinderd is het loon, voor zover dit in inwoning, kost of andere levensbenodigdheden is vastgesteld, te voldoen, zonder dat deze verhindering het gevolg is van eigen toedoen van de arbeider, is deze een vergoeding schuldig, waarvan het bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke daarvan, door het plaatselijk gebruik wordt bepaald.
De werkgever is gehouden inwonende arbeiders, zonder korting van het loon, in de gelegenheid te stellen hun godsdienstplichten te vervullen, alsmede ontspanning van de arbeid te genieten, in beide gevallen op de wijze bij overeenkomst of, bij gebreke daarvan, door het plaatselijk gebruik bepaald.
De werkgever is gehouden de arbeid dusdanig te regelen, dat de arbeider geen arbeid heeft te verrichten op zondagen en die dagen, die volgens landsverordening ten aanzien van de bedongen arbeid met zondagen worden gelijkgesteld, behalve voor zover het tegendeel is bedongen of uit de aard van de arbeid voortvloeit.
De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen, waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf, eerbaarheid en goed zover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de werkgever gehouden tot vergoeding van de schade aan de arbeider dientengevolge in de uitoefening van zijn dienstbetrekking overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of die schade in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten, alles behoudens de desbetreffende bepalingen van de Landsverordening ongevallenverzekering.
Indien de arbeider, tengevolge het niet nakomen van diens verplichtingen door de werkgever, in de uitoefening van zijn dienstbetrekking zodanig letsel heeft bekomen, dat daarvan de dood het gevolg is, is de werkgever overeenkomstig artikel 108 van Boek 6 jegens de daar bedoelde personen aansprakelijk, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of de dood in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten. Het voorbehoud bij het voorgaande lid gemaakt, is ook ten deze van toepassing.
De werkgever is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent de aard van de verrichte arbeid en de duur van de dienstbetrekking, alsmede, doch alleen op bijzonder verzoek van degene aan wie het getuigschrift moet worden uitgereikt, omtrent de wijze, waarop de arbeider aan zijn verplichtingen heeft voldaan en de wijze, waarop de dienstbetrekking geëindigd is; heeft de werkgever de dienstbetrekking echter zonder het aanvoeren van redenen doen eindigen, dan is hij slechts gehouden dat te vermelden, zonder verplicht te zijn de redenen zelf mede te delen. Heeft de arbeider de dienstbetrekking doen eindigen en is hij deswege schadeplichtig geworden, dan is de werkgever gerechtigd dat in het getuigschrift te vermelden.
De werkgever, die weigert het gevraagde getuigschrift af te geven, die in het getuigschrift tegen beter weten onjuiste mededelingen opneemt, of die het getuigschrift van een kenmerk voorziet, bestemd om aangaande de arbeider enige mededeling te doen, welke niet in de bewoordingen van het getuigschrift is vervat, is zowel jegens de arbeider als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
VIERDE AFDELING Van de verplichtingen des arbeiders
De arbeider is verplicht de bedongen arbeid naar zijn beste vermogen te verrichten.Voor zover aard en omvang van de te verrichten arbeid niet bij overeenkomst of reglement zijn omschreven, beslist daaromtrent het gebruikt.
De arbeider is verplicht de arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan met toestemming van de werkgever door een derde doen vervangen.
De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming van de werkgever, hem door of namens de werkgever binnen de perken van de bestaande wettelijke regelingen, van overeenkomst of reglement gegeven.
De arbeider, die bij de werkgever inwoont, is verplicht zich te gedragen naar de orde des huizes.
De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
De arbeider die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is ter zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de betreffende overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige volzin is bepaald.
VIERDE AFDELING Van de verschillende wijzen waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst ontstaan, eindigt
Indien een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is beëindigd, eenmaal of meermalen is voorgezet door een dienstbetrekking voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, is in afwijking van het eerste lid, voor de beëindiging van de laatste dienstbetrekking voorafgaande opzegging nodig. De termijn voor opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd.
De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd, dat de arbeider ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid tengevolge van ziekte of ongeval, tenzij de ongeschiktheid ten minste een jaar heeft geduurd. Evenmin mag de werkgever, op straffe van nietigheid, opzeggen gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca.
De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd dat een meerderjarige arbeider verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij, anders dan met het oogmerk om de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een verbintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van de verdediging van Sint Maarten of ter bescherming van de openbare orde. Hetzelfde geldt ten aanzien van de minderjarige arbeider, indien de dienstbetrekking op het ogenblik, waarop de verhindering aanvangt, ten minste zes maanden heeft geduurd.
De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het lidmaatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen dan wel wegens activiteiten ten behoeve van die vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht en de werkgever daaraan op redelijke gronden zijn toestemming heeft onthouden.
Indien de toestemming als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten, respectievelijk de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde landsverordening, is gegeven, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de in artikel 4 respectievelijk 5 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten genoemde termijn, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de resterende termijn van opzegging als bedoeld in de eerste volzin, korter dan één maand bedraagt.
Van de termijn, bedoeld in het tweede lid, kan bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken. De termijn van opzegging door de arbeider mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die van de arbeider. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de termijn van opzegging voor de werkgever als bedoeld in de tweede volzin, wordt verkort, mits die termijn niet korter is dan die voor de arbeider.
De dienstbetrekking eindigt niet door de dood van de werkgever tenzij uit de overeenkomst het tegendeel voortvloeit. Echter zijn zowel de erfgenamen van de werkgever als de arbeider bevoegd de dienstbetrekking, voor een bepaalde tijd aangegaan, door opzegging met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 1615h en 1615i te doen eindigen, als ware zij aangegaan voor onbepaalde tijd. Wanneer de nalatenschap van de werkgever ingevolge artikel 13 van Boek 4 wordt verdeeld, komt de bevoegdheid van de erfgenamen, bedoeld in de tweede volzin, toe aan zijn echtgenoot.
Een proeftijd, gedurende welke ieder van de partijen bevoegd is de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, kan, op straffe van nietigheid, uitsluitend bij schriftelijke overeenkomst worden overeengekomen. Elk beding waarbij de proeftijd niet voor beide partijen gelijk, of op langer dan twee maanden gesteld wordt, alsmede elk beding, waarbij door het aangaan van een nieuwe proeftijd de gezamenlijke proeftijden langer dan twee maanden worden, is nietig.
Ieder van de partijen kan de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen, doch de partij, die dit doet zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de dienstbetrekking aldus doet eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden.
Eveneens is schadeplichtig de partij, die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, indien de wederpartij van die bevoegdheid heeft gebruik gemaakt of de rechter op die grond krachtens artikel 1615w de arbeidsovereenkomst ontbonden heeft verklaard.
Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van het voorgaande artikel beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
Elk beding, waarbij ten behoeve van de arbeider een schadeloosstelling tot een lager bedrag wordt bedongen, is nietig. Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement mag een schadeloosstelling tot een hoger bedrag worden vastgesteld. De rechter is bevoegd de schadeloosstelling, indien deze hem met het oog op de omstandigheden van het geval bovenmatig voorkomt, op een kleinere som te bepalen, doch niet op minder dan het in geld vastgestelde loon voor de duur van de opzeggingstermijn ingevolge de artikelen 1615h, 1615i en 1615j, noch op minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden.
Indien de door de arbeider verschuldigde schadeloosstelling meer bedraagt dan het in geld vastgestelde loon voor een maand of de door de werkgever verschuldigde schadeloosstelling meer bedraagt dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden, kan de rechter toestaan, dat de schadeloosstelling op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
De rechter kan in het vonnis, houdende veroordeling tot herstel van de dienstbetrekking, bepalen dat de verplichting tot herstel vervalt door betaling van een in het vonnis vastgestelde afkoopsom. Is in het vonnis geen afkoopsom vastgesteld, dan zal de rechter deze alsnog vaststellen, indien een van de patijen daartoe een verzoek indient.
Een zodanig verzoek, door de tot herstel veroordeelde partij ingediend, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover betreft de veroordeling tot herstel van de dienstbetrekking, totdat op het verzoek is beslist, met dien verstande dat, wanneer het verzoek is ingediend door de werkgever, deze in ieder geval verplicht blijft gedurende de schorsing het loon te betalen.
De rechter stelt de hoogte van de afkoopsom met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid vast; hij kan toestaan dat de afkoopsom op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald. Indien een afkoopsom wegens het niet naleven van een verplichting om een dienstbetrekking te herstellen op andere wijze is vastgesteld kan de rechter het bedrag van de verschuldigde afkoopsom op verzoek van de meest gerede partij wijzigen in een zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen en kan hij toelaten dat de afkoopsom op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
Ieder vorderingsrecht krachtens artikel 1615o, derde lid, 1615s, eerste lid en 1615t, eerste lid, verjaart na verloop van zes maanden.
Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden, welke een dringende reden, als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking om die reden onverwijld beëindigd was, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Indien de rechter het verzoek inwilligt wegens veranderingen in de omstandigheden, kan hij, indien hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan een van de partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen; hij kan toestaan dat de vergoeding op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
TWAALFDE TITEL Van bruiklening
EERSTE AFDELING Algemene bepalingen
Bruiklening is een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een zaak om niet ten gebruike geeft, onder voorwaarde dat degene, die deze zaak ontvangt, deze, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na een bepaalde tijd, zal teruggeven.
TWEEDE AFDELING Van de verplichtingen van degene, die iets ter bruiklening ontvangt
Indien de geleende zaak verloren gaat door een toeval, dat degene, die deze ter leen ontvangen heeft, door zijn eigen zaak te gebruiken had kunnen voorkomen, of indien hij slechts een van beide kon behouden en aan de zijne voorrang heeft gegeven, is hij voor het verlies van de andere zaak aansprakelijk.
Indien de zaak bij het ter leen geven geschat is, komt het verlies van deze, al ontstond dat ook door toeval, ten laste van degene, die de zaak ter leen ontvangen heeft, tenzij het tegendeel mocht bedongen zijn.
Indien de zaak alleen ten gevolge van het gebruik, waartoe deze geleend is, en buiten schuld van de gebruiker, in waarde vermindert, is deze wegens die vermindering niet aansprakelijk.
Indien de gebruiker, om van de geleende zaak gebruik te kunnen maken, enige onkosten gemaakt heeft, kan hij deze niet terugvorderen.
Indien een zaak in bruikleen is gegeven aan twee of meer personen tezamen, zijn zij hoofdelijk verbonden tot teruggave daarvan en tot vergoeding van de schade die het gevolg is van een tekortschieten in de nakoming van die verplichting, tenzij de tekortkoming aan geen van hen kan worden toegerekend.
DERDE AFDELING Van de verplichtingen van de uitlener
De uitlener kan de geleende zaak niet terugvorderen dan na verloop van de bepaalde tijd, of, bij gebreke van een dusdanige bepaling, nadat deze tot het gebruik, waartoe zij was uitgeleend, gediend heeft, of heeft kunnen dienen.
Indien evenwel de uitlener, gedurende dat tijdsverloop of voordat de behoefte van de gebruiker opgehouden heeft, de geleende zaak, om dringende en onverwachts opkomende redenen, zelf benodigd heeft, kan de rechter, naar gelang van de omstandigheden, de gebruiker noodzaken het geleende aan de uitlener terug te geven.
DERTIENDE TITEL Van verbruiklening
EERSTE AFDELING Algemene bepalingen
Verbruiklening is een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een zekere hoeveelheid van verbruikbare goederen afgeeft, onder voorwaarde dat de laatstgemelde haar even zoveel, van gelijke soort en hoedanigheid, zal teruggeven.
Uit kracht van deze verbruiklening wordt degene, die ter leen ontvangt, rechthebbende op het geleende goed, en indien het goed, op welke wijze ook, vergaat, komt dat verlies voor zijn rekening.
TWEEDE AFDELING Van de verplichtingen van de uitlener
De uilener kan het ter leen gegevene niet terugeisen, voordat de tijd, bij de overeenkomst bepaald, verstreken is.
Indien geen tijdsbepaling gemaakt is, kan de rechter, wanneer de uitlener de teruggave vordert, naar gelang van de omstandigheden, aan degene, die het goed ter leen ontvangen heeft, enig uitstel toestaan.
DERDE AFDELING Van de verplichtingen van de lener
Die iets ter leen ontvangt, is verplicht hetzelfde, in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en op de bepaalde tijd, terug te geven.
VIERDE AFDELING Van het ter leen geven op interesten
De hoegrootheid van de bij overeenkomst bedongen rente moet in geschrift worden bepaald.
VEERTIENDE TITEL Van gevestigde of altijddurende renten
Het vestigen van een altijddurende rente is een overeenkomst, waarbij de uitlener interesten bedingt, tegen betaling van een hoofdsom, welke hij aanneemt niet terug te zullen vorderen.
Partijen kunnen slechts overeenkomen, dat de aflossing niet geschieden zal dan na verloop van een zekere tijd, welke niet langer dan voor tien jaren mag gesteld worden, of zonder dat zij de schuldeiser vooraf verwittigd hebben op een zekere door hen tevoren vastgestelde termijn, welke echter de tijd van een jaar niet zal mogen te boven gaan.
De Algemene termijnenlandsverordening is niet van toepassing op de termijnen gesteld in de artikelen 253p, eerste lid, 280, onder b, 281, tweede lid, 377d, eerste lid, 383, vierde lid, 434, tweede lid, 435, zevende lid, 451, vijfde lid, en 452, zevende lid, van Boek 1 en 252 van Boek 3, alsmede in titel 7, afdeling 4, van Boek 7 en de zevende titel A van Boek 7A.