Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regels inzake de Inspectie voor de Volksgezondheid |
Citeertitel | Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | volksgezondheid |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 18 december 2002, gepubliceerd in P.B. 2003, no. 8, en in werking getreden op 1 februari 2003, met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2001.
De terugwerkende kracht tot 01-08-2001 geldt niet voor artikel 15 tot en met 41.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | wijziging artikelen 28, 40 en 41 | 17-04-2015 AB 2015, no.9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 615 | onbekend |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 3 Verplichtingen van de minister
De minister verstrekt de Inspecteur-Generaal alle hem bekend zijnde gegevens inzake de volksgezondheid bedreigende situaties, alsmede inzake situaties waarbij de gezondheid van een of meer personen op bijzondere wijze in het geding is.
Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel 4 van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.
De Inspectie is bevoegd tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met de in de onderscheiden landsverordeningen de volksgezondheid betreffende en de daarop berustende bepalingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
De kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang zijn bevoorrecht op de zaak ten aanzien waarvan zij zijn besteed en worden na de kosten, bedoeld in artikel 284 van het Burgerlijk Wetboek, uit de opbrengst van de zaak betaald.
Om aan een beslissing van bestuursdwang uitvoering te geven, komen de personen die daartoe door de Inspectie zijn aangewezen, de bevoegdheden toe, genoemd in artikel 11, tweede en derde lid. Artikel 11, vierde lid, is van toepassing.
Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.
Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip rechthebbende was, recht op de opbrengst van het goed onder aftrek van de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten en de kosten van de verkoop. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, worden van de opbrengst de kosten van bestuursdwang niet in mindering gebracht.
De Inspectie stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of op een bedrag per overtreding van de last. De Inspectie stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Het vastgestelde bedrag van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Ingeval van overtreding van de bij of krachtens de onderscheiden landsverordeningen de volksgezondheid betreffende gegeven voorschriften alsmede van de artikelen 11, vijfde lid, en 13, tweede lid, van deze landsverordening kan de Inspectie aan de overtreder een boete opleggen van ten hoogste een miljoen gulden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten dienste van het onderzoek beschikken zij over de bevoegdheden die hun in deze paragraaf worden toegekend, alsmede, met inachtneming van de daaraan in deze paragraaf gestelde beperkingen, over de bevoegdheden die hun zijn toegekend ter uitoefening van het toezicht, bedoeld in artikel 11, eerste lid.
Indien de personen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, een redelijk vermoeden hebben dat een bepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die natuurlijke persoon of rechtspersoon ter zake een verklaring af te leggen. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld voordat hun mondeling ter zake om informatie wordt gevraagd.
Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, draagt de Inspectie er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende bij het horen kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
De beschikking dient te worden gegeven binnen twaalf weken nadat het rapport, bedoeld in artikel 31, eerste lid, is opgemaakt, tenzij binnen deze termijn het rapport aan het openbaar ministerie is gezonden. In dat geval kan een boete worden opgelegd binnen twaalf weken nadat het openbaar ministerie aan de Inspectie heeft meegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.
De werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de artikelen 32 en 33 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 31 bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.
De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 33, eerste lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
Bij gebreke van betaling binnen de termijn van twee weken, bedoeld in artikel 36, derde lid, kan de Inspectie van de overtreder de verschuldigde boete, verhoogd met de krachtens artikel 36, tweede lid, verschuldigde rente en de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
Met de opsporing van de bij wettelijke regelingen op het gebied van de volksgezondheid strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen en naast de krachtens die wettelijke regeling aangewezen personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen werkzaam bij de Inspectie. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Landscourant.
HOOFDSTUK 5 Bijzondere bepaling
Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.