Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

MINISTERIËLE REGELING houdende een eigen instructie voor personeel van het gevangeniswezen Sint Maarten betreffende het aanwenden van geweld en het gebruik van geweldsmiddelen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingMINISTERIËLE REGELING houdende een eigen instructie voor personeel van het gevangeniswezen Sint Maarten betreffende het aanwenden van geweld en het gebruik van geweldsmiddelen
CiteertitelRegeling geweldinstructie gevangeniswezen
Vastgesteld doorMinister van Justitie
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpstrafrecht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 9 juli 2001, gepubliceerd in P.B. 2001, no. 66, en in werking getreden op 14 juli 2001.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Landsverordening beginselen gevangeniswezen, artikel 13
  2. Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 2 van de Wapenverordening, artikel 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010Geconsolideerde tekst (GT)

28-02-2013

AB 2013, GT no. 433

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING houdende een eigen instructie voor personeel van het gevangeniswezen Sint Maarten betreffende het aanwenden van geweld en het gebruik van geweldsmiddelen

 

 

§ 1. Algemeen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. gesticht

:

gesticht als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen;

b. locatie-directeur

:

directeur die belast is met de dagelijkse leiding over de Strafgevangenis of het Huis van Bewaring dan wel bij zijn afwezigheid degene die hem vervangt;

c. gevangenispersoneel

:

personeel van het gevangeniswezen Sint Maarten dat belast is met bewakings- of toezichthoudende taken.

Artikel 2

Gevangenispersoneel mag in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt uitsluitend overeenkomstig het bepaalde in deze regeling lichaamsgeweld aanwenden en gebruik maken van geweldsmiddelen tegen personen of goederen.

Artikel 3

Gevangenispersoneel mag in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt lichaamsgeweld aanwenden en gebruik maken van geweldsmiddelen tegen personen of goederen wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op nadere wijze kan worden bereikt.

Artikel 4

Indien gevangenispersoneel onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere optreedt, wendt het geen lichamelijk geweld aan en gebruikt het geen geweldsmiddelen dan na uitdrukkelijke last van deze meerdere, behalve in de situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht een beroep gedaan kan worden op noodweer.

§ 2. Lichaamsgeweld/wapens anders dan vuurwapens

Artikel 5

Deze paragraaf is mede van toepassing op het aanwenden door gevangenispersoneel van lichaamsgeweld.

Artikel 6

Gevangenispersoneel kan in de rechtmatige uitoefening van zijn ambt beschikken over de wapenstok en traangas verspreidende spuitbussen.

Artikel 7

Het gebruik van wapens als bedoeld in artikel 6, tegen personen of transportmiddelen waarin of waarop zich personen bevinden, is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

  • a.

    in een situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht een beroep gedaan kan worden op noodweer;

  • b.

    om agressief gedrag of verzet van een gedetineerde of een bezoeker van het gesticht te beteugelen;

  • c.

    om dreigende agressie of verzet van een gedetineerde te voorkomen;

  • d.

    indien ten aanzien van die persoon redelijkerwijs aangenomen mag worden dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuur- of steekwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

  • e.

    indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of die zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken, dan wel een persoon die de gedetineerde daarbij hulp biedt, en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft;

  • f.

    indien een opdracht van het gevangenispersoneel verband houdende met de handhaving of het herstellen van de orde en veiligheid in het gesticht na sommatie van dat personeel niet terstond wordt opgevolgd door die persoon.

Artikel 8

Het gevangenispersoneel dient tenzij de omstandigheden zulks niet toelaten onmiddellijk voordat het van het wapen gebruik maakt met luide of op andere niet te miskennen wijze te waarschuwen dat het wapen gebruikt zal worden indien de gegeven opdracht niet terstond wordt opgevolgd.

§ 3. Handboeien

Artikel 9
  • 1.

    De locatie-directeur kan, in het belang van de veiligheid en orde in het gesticht dan wel tijdens het transport of de begeleiding, aan het daarvoor in aanmerking komende gevangenispersoneel handboeien ter regeling stellen.

  • 2.

    Het gebruik van handboeien is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

    • a.

      om agressief gedrag of verzet van een gedetineerde of een bezoeker van het gesticht te beteugelen;

    • b.

      indien het betreft een gedetineerde die wordt vervoerd of begeleid, en die zich agressief gedraagt of heeft gedragen of zich verzet of heeft verzet, dan wel van wie redelijkerwijs verwacht kan worden dat hij zich agressief zal gedragen of verzetten;

    • c.

      indien het betreft een gedetineerde, die verdacht wordt van of veroordeeld is wegens een strafbaar feit ter zake waarvan ingevolge artikel 100 van het Wetboek van Strafvordering een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven en van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij vluchtgevaarlijk is;

    • d.

      indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken, en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft;

    • e.

      indien een opdracht van het gevangenispersoneel verband houdende met de handhaving of het herstellen van de orde en veiligheid in het gesticht na sommatie van dat personeel niet terstond wordt opgevolgd door die persoon.

§ 4. Vuurwapens

Artikel 10
  • 1.

    De locatie-directeur kan, in het belang van de veiligheid en orde in het gesticht dan wel tijdens het vervoer of de begeleiding, aan het daarvoor in aanmerking komende gevangenispersoneel een vuurwapen waarmee niet automatisch wordt geschoten ter beschikking stellen.

  • 2.

    Het gebruik van het vuurwapen, bedoeld in het eerste lid, tegen personen of transportmiddelen waarin of waarop zich personen bevinden is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

    • a.

      in een situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht een beroep gedaan kan worden op noodweer;

    • b.

      indien ten aanzien van die persoon redelijkerwijs aangenomen mag worden dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuur- of steekwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

    • b.

      indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken, en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft, en bovendien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de uitbraak of de onttrekking aan het toezicht of de begeleiding een onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich meebrengt;

    • c.

      in geval van een opdracht door of namens het bevoegd gezag en een optreden in gesloten verband onder leiding van een meerdere ter beteugeling van een opstand in het gesticht. Een opstand doet zich voor de toepassing van dit artikel slechts voor indien er sprake is van een groep personen die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormt voor het leven van andere personen of voor de orde en veiligheid in het gesticht.

  • 3.

    Het gebruik van een vuurwapen, bedoeld in het eerste lid, tegen personen of transportmiddelen waarin of waarop zich personen bevinden is niet geoorloofd indien een aanmerkelijke kans bestaat dat onschuldige derden door de afgevuurde kogel of kogels worden geraakt.

Artikel 11
  • 1.

    Het gevangenispersoneel dient onmiddellijk voordat het gericht met een vuurwapen schiet met luide stem of op andere niet te miskennen wijze te waarschuwen dat geschoten zal worden indien de gegeven opdracht niet terstond wordt opgevolgd. Deze waarschuwing die zo nodig vervangen kan worden door een waarschuwingsschot, blijft slechts achterwege indien de omstandigheden de waarschuwing niet toe laten.

  • 2.

    Een waarschuwingsschot moet op zodanige wijze worden gegeven dat gevaar voor personen en goederen zoveel mogelijk wordt voorkomen

§ 5. Bewakingshonden

Artikel 12
  • 1.

    Het gebruik van een bewakingshond is slechts geoorloofd door het daartoe door de locatie-directeur aangewezen gevangenispersoneel.

  • 2.

    Het gebruik van een bewakingshond tegen personen is, onverminderd het bepaalde in artikel 3, slechts geoorloofd:

    • a.

      in een situatie waarin op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht een beroep gedaan kan worden op noodweer;

    • b.

      indien ten aanzien van die persoon redelijkerwijs aangenomen mag worden dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuur- of steekwapen bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken;

    • c.

      indien het betreft een gedetineerde die een poging tot uitbraak onderneemt of zich aan het toezicht of de begeleiding tracht te onttrekken en die aan de sommatie van het gevangenispersoneel om deze handeling te staken niet terstond gevolg geeft, en bovendien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de uitbraak of de onttrekking aan het toezicht of de begeleiding een onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich meebrengt;

    • d.

      in geval van een opdracht door of namens het bevoegd gezag en een optreden in gesloten verband onder leiding van een meerdere, ter beteugeling van een opstand in het gesticht. Een opstand doet zich voor de toepassing van dit artikel slechts voor indien sprake is van een groep personen die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormt voor het leven van andere personen of voor de orde en veiligheid in het gesticht.

Artikel 13

Het gevangenispersoneel dient, tenzij de omstandigheden zulks niet toelaten, onmiddellijk voordat het de bewakingshond inzet, met luide stem of op andere niet te miskennen wijze te waarschuwen dat de hond zal worden ingezet indien de gegeven opdracht niet terstond wordt opgevolgd.

§ 6. Meldingsprocedure

Artikel 14
  • 1.

    Het gevangenispersoneel dat met een door de dienst verstrekt vuurwapen heeft geschoten - het geven van een waarschuwingsschot daaronder begrepen - een wapen als bedoeld in artikel 6 heeft gebruikt dan wel anderszins geweld heeft aangewend of een geweldsmiddel heeft gebruikt meldt de feiten en omstandigheden dienaangaande, alsmede de gevolgen hiervan onverwijld aan de locatie-directeur dan wel de door deze aangewezen medewerker van het gesticht.

  • 2.

    De mondelinge melding, bedoeld in het eerste lid, wordt door de locatie-directeur of de aangewezen medewerker terstond vastgelegd in een meldingsformulier, overeenkomstig het door de minister van Justitie vastgesteld model en binnen 24 uur ingeleverd bij de officier van justitie ter standplaats.

  • 3.

    In geval van bijzondere eenheden die als collectief optreden, berust de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting tot schriftelijke vastlegging en inlevering op degene die belast is met de leiding van de betrokken eenheid.

  • 4.

    Het betrokken gevangenispersoneelslid of de leidinggevende, in gevallen bedoeld in het vierde lid, wordt door de locatie-directeur regelmatig op de hoogte gehouden van de afhandeling van de mondelinge melding en de schriftelijke vastlegging.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 15

Voor zover politiepersoneel wordt ingezet ten behoeve van bewakings- en toezichthoudende taken in of nabij gestichten als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen, is deze regeling op dit personeel van toepassing.

Artikel 16

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 17
  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling geweldinstructie gevangeniswezen.

  • 2.

    [regelt de inwerkingtreding]

  • 3.

    [vervallen]