Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING houdende regels inzake van overheidswege bekostigde onderwijskundige experimenten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING houdende regels inzake van overheidswege bekostigde onderwijskundige experimenten
CiteertitelLandsverordening onderwijskundige experimenten
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 19 januari 1998, gepubliceerd in P.B. 1998, no. 6, en in werking getreden op 31 januari 1998.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

03-05-2013

AB 2013, GT 744

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regels inzake van overheidswege bekostigde onderwijskundige experimenten

 

 

Artikel 1

In deze landsverordening wordt verstaan onder:

a. minister

:

de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport;

b. onderwijslandsverordeningen

:

de Landsverordening funderend onderwijs, Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie en de Landsverordening voortgezet onderwijs;

c. onderwijskundig experiment

:

een experiment, waarbij onderwijs wordt gegeven dat buiten het kader van de onderwijslandsverordeningen, genoemd in onderdeel b, valt;

d. bevoegd gezag

:

voor wat betreft:

 

1.

een openbare school: de minister;

 

2.

een bijzondere school: het schoolbestuur;

e. openbare kas

:

de Landskas.

Artikel 2

Een onderwijskundig experiment wordt slechts uit de openbare kas bekostigd voor zover door de minister een vergunning tot het houden van dat experiment is afgegeven.

Artikel 3
  • 1.

    Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de vergunning, bedoeld in artikel 2, bij de minister een met redenen omklede aanvraag daartoe in, onder bijvoeging van een experimenteerplan en begroting.

  • 2.

    Het experimenteerplan omvat een duidelijke omschrijving van de doeleinden en de achtergronden van het onderwijskundige experiment, van de werkmethode, de begeleiding, de interne en externe evaluatie en rapportage, alsmede van de groep waarop het experiment zich richt.

  • 3.

    De aanvraag wordt niet door de minister in behandeling genomen indien:

    • a.

      de aanvrager bij de aanvraag geen experimenteerplan heeft bijgevoegd;

    • b.

      het experimenteerplan niet voldoet aan de vereisten, gesteld in het tweede lid;

    • c.

      de in het experimenteerplan verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag;

    mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de minister gestelde termijn het experimenteerplan in te dienen dan wel aan te vullen of te wijzigen.

  • 4.

    Een beslissing om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen twee maanden nadat het experimenteerplan is ingediend, aangevuld of gewijzigd dan wel nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Deze beslissing wordt slechts genomen indien één van de gevallen, bedoeld in het derde lid, onderdelen a, b en c, zich voordoet.

Artikel 4
  • 1.

    De minister beslist over de aanvraag, bedoeld in artikel 3, binnen zes maanden na de datum van ontvangst daarvan.

  • 2.

    De termijn voor het nemen van een beslissing, genoemd in het eerste lid, wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de aanvrager in de gelegenheid is gesteld te voldoen aan artikel 3, tot de dag waarop het experimenteerplan alsnog is ingediend dan wel aangevuld of gewijzigd of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 3.

    De vergunning kan slechts geweigerd worden indien het onderwijskundige experiment het belang van het kind, de ouders of het onderwijzend personeel schaadt.

  • 4.

    De vergunning wordt afgegeven voor een door de minister te bepalen termijn van ten hoogste vijf jaar. De beslissing wordt met redenen omkleed.

Artikel 5
  • 1.

    De minister kan op een met redenen omklede aanvraag van het bevoegd gezag wijzigingen in het experimenteerplan goedkeuren.

  • 2.

    De minister beslist over de aanvraag binnen drie maanden na de datum van ontvangst daarvan.

  • 3.

    De artikelen 3, tweede, derde en vierde lid, en 4 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6
  • 1.

    De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag de termijn, bedoeld in artikel 4, vierde lid, na tussentijdse evaluatie, verlengen, met dien verstande dat de totale duur van het onderwijskundige experiment de tien jaar niet overschrijdt. Verlenging vindt plaats indien het onderwijskundige experiment nog niet voltooid is en voor de voltooiing de gevraagde verlenging voldoende geacht wordt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de minister bij verlenging van de vergunningstermijn de termijn van tien jaar met ten hoogste vier jaar overschrijden indien dit ten doel heeft het onderwijskundige experiment binnen het kader van de onderwijslandsverordeningen te brengen.

  • 3.

    Een aanvraag om verlenging van de termijn van de vergunning wordt uiterlijk zes maanden vóór de afloop van die termijn ingediend.

  • 4.

    De minister beslist over de aanvraag binnen drie maanden na de datum van ontvangst daarvan.

Artikel 7
  • 1.

    Op het onderwijskundige experiment zijn de in de vergunning aangegeven regels en voorwaarden, gegeven bij of krachtens één van de onderwijslandsverordeningen, van toepassing.

  • 2.

    Voor zover de in het eerste lid bedoelde regels en voorwaarden ter zake van bekostiging niet van toepassing verklaard kunnen worden op het onderwijskundige experiment, wordt in de vergunning bepaald welke regels en voorwaarden voor de bekostiging van het onderwijskundige experiment zullen gelden.

  • 3.

    [vervallen]

  • 4.

    Indien de begroting niet bij de aanvraag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is ingediend, wordt de termijn, bedoeld in het derde lid, vastgesteld op vier maanden.

Artikel 8
  • 1.

    Naast de regels en voorwaarden, bedoeld in artikel 7, bepaalt de minister tevens, adviesorganen gehoord, in de vergunning welke rechten zijn verbonden aan het al dan niet voltooien van het onderwijs aan een school waaraan een onderwijskundig experiment gehouden wordt.

  • 2.

    Ingevolge het eerste lid bepaalt de minister in ieder geval welke rechten verbonden zijn aan de door de school af te geven akten, getuigschriften, diploma's of verklaringen, die niet geregeld zijn bij of krachtens een landsverordening.

  • 3.

    De adviesorganen, bedoeld in het eerste lid, zijn indien het betreft het recht van toelating tot:

    • a.

      een onderwijssoort, geregeld bij of krachtens een onderwijslandsverordening: de organisaties van ouders, de organisaties van leerkrachten en het desbetreffende schoolbestuur;

    • b.

      de universiteit, bedoeld in de Landsverordening Universiteit van de Nederlandse Antillen: het college van curatoren en de universiteitsraad.

Artikel 9

De vergunning kan door de minister worden ingetrokken:

  • a.

    indien het onderwijskundige experiment niet tot de beoogde doeleinden leidt;

  • b.

    indien het onderwijskundige experiment niet volgens het goedgekeurde experimenteerplan verloopt;

  • c.

    indien de op het onderwijskundige experiment van toepassing zijnde regels en voorwaarden niet of niet voldoende worden nageleefd;

  • d.

    op een met redenen omklede aanvraag van het bevoegd gezag.

Artikel 10
  • 1.

    In geval van intrekking van de vergunning of het verlopen van de vergunningstermijn wordt aan de school weer bekostiging uit de openbare kas toegekend volgens dezelfde regels en voorwaarden op grond waarvan de school laatstelijk vóór de aanvang van het onderwijskundige experiment bekostigd werd.

  • 2.

    In geval van intrekking van de vergunning of het verlopen van de vergunningstermijn blijven op een school, die onmiddellijk vóór de aanvang van het onderwijskundige experiment niet uit de openbare kas werd bekostigd, bij ontslag van het, uit de openbare kas bekostigde, personeel de regels en voorwaarden, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van toepassing.

  • 3.

    In geval van intrekking van de vergunning of het verlopen van de vergunningstermijn draagt het bevoegd gezag alle met de uit de openbare kas ontvangen gelden aangeschafte zaken over aan Sint Maarten.

Artikel 11
  • 1.

    Op de naleving van deze landsverordening wordt namens de minister toezicht uitgeoefend door een daartoe door de minister aangewezen inspecteur van het onderwijs, die per onderwijskundig experiment kan verschillen.

  • 2.

    De inspecteur brengt aan de minister jaarlijks rapport uit over de bij de uitvoering van zijn taak verrichte werkzaamheden, uitgeoefende bevoegdheden en gedane bevindingen.

  • 3.

    De minister informeert de Staten jaarlijks vóór 1 november over de voortgang en resultaten van onderwijskundige experimenten.

Artikel 12

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 13

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening onderwijskundige experimenten.