Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING tot vaststelling van beginselen van het gevangeniswezen |
Citeertitel | Landsverordening beginselen gevangeniswezen |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | strafrecht |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 27 juni 1996, gepubliceerd in P.B. 1996, no. 73, en in werking getreden op 13 augustus 1999.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Gevangenismaatregel
Aanwijzingsregelinggestichten
Huishoudelijk reglement penitentiaire inrichtingen
Regeling geweldinstructie gevangeniswezen
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regelende de instelling van cursussen ten behoeve van de ontwikkeling van gedetineerden Sint Maarten
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | wijziging artikelen 4 en 6 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | Geconsolideerde tekst (GT) | 28-02-2013 AB 2013, GT no. 431 | onbekend |
HOOFDSTUK I Algemene Bepalingen
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK II Indeling der gestichten
De gestichten of afdelingen van de gestichten worden onderscheiden in gevangenissen, huizen van bewaring en inrichtingen voor ter beschikking gestelden.
De inrichtingen voor ter beschikking gestelden zijn bestemd tot opneming van:
hen, wier plaatsing in een inrichting overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1:81, 1:82 en 1:83 van het Wetboek van Strafrecht moet volgen, indien niet tevens hun plaatsing in een krankzinnigengesticht is gelast, dan wel zodanige plaatsing door verlof of ontslag werd onderbroken of beëindigd;
de gedetineerden, die tot gevangenisstraf veroordeeld zijn, doch die op grond van de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van hun geestvermogens voor verblijf of verder verblijf in een gevangenis of huis van bewaring ongeschikt gebleken zijn of wier observatie noodzakelijk wordt geacht, een en ander volgens nader door de minister te stellen regels.
HOOFDSTUK III Differentiatie van de gevangenissen
De minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd zijn voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, die de leeftijd van 21 jaren nog niet hebben bereikt.
De minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, niet in aanmerking komende voor plaatsing in een van de in artikel 7 genoemde afdelingen, wier werkelijke straftijd niet meer dan acht maanden bedraagt.
De minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, niet in aanmerking komende voor plaatsing in een van de in artikel 7 bedoelde afdelingen, wier werkelijke straftijd meer dan acht maanden bedraagt.
De minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, die meer dan de helft van een opgelegde onvoorwaardelijke straf van tenminste drie jaren hebben doorgebracht in een andere afdeling van een gevangenis of huis van bewaring.
HOOFDSTUK IV Beheer en toezicht
Het opperbeheer van de gestichten berust bij de minister, die voor elk gesticht of elke afdeling daarvan een huishoudelijk reglement vaststelt.
Het beheer van ieder gesticht berust bij de directeur of een hoofd op wie het in deze landsverordening omtrent de directeur bepaalde van toepassing is.
Met handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf of de maatregel van terbeschikkingstelling van de regering, wordt de tenuitvoerlegging hiervan mede dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer van de gedetineerden in de maatschappij.
Onverminderd het bepaalde in artikel 19, tweede lid, kunnen individuele voorrechten worden toegestaan.
HOOFDSTUK VI Arbeid en arbeidsloon
De arbeid zal zich bij voorkeur uitstrekken tot het verrichten van de huisdienst en tot het vervaardigen van voorwerpen voor de overheidsdienst en objecten van algemeen nut.
De wijze waarop de uitgaanskas aan de gedetineerden na hun invrijheidstelling wordt uitgekeerd, wordt bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld.
HOOFDSTUK XI Onderbreking van de straf en verlaten van het gesticht
In bijzondere gevallen kan de minister bepalen, dat de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf gedurende een tijdvak van ten hoogste drie maanden wordt onderbroken.
De in het eerste lid bedoelde nadere regels betreffen in elk geval de criteria waaraan een gedetineerde moet voldoen om voor het verlof in aanmerking te komen, de bevoegdheid tot en de wijze van verlening, weigering, beperking en intrekking alsmede de duur en frequentie van het verlof en de voorwaarden die aan het verlof kunnen worden verbonden.
Voor zover de in het vijfde lid bedoelde gevolgen niet meer ongedaan te maken zijn, bepaalt de beklagcommissie, na de directeur te hebben gehoord, of enige compensatie aan de klager geboden is. In bijzondere gevallen kan aan de klager een naar redelijkheid en billijkheid te bepalen geldelijke tegemoetkoming worden toegekend. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan het bedrag worden vastgesteld dat ten hoogste kan worden uitgekeerd.