Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING houdende bepalingen betreffende de uitkering van een geldsom aan personen die op hun verzoek, doch op uitnodiging, van het bevoegde gezag eervol ontslagen zijn uit de dienst van Sint Maarten of enig ander binnen Sint Maarten gevestigd openbaar lichaam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING houdende bepalingen betreffende de uitkering van een geldsom aan personen die op hun verzoek, doch op uitnodiging, van het bevoegde gezag eervol ontslagen zijn uit de dienst van Sint Maarten of enig ander binnen Sint Maarten gevestigd openbaar lichaam
CiteertitelLumpsumregeling overheidsdienaren
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 11 april 1988, gepubliceerd in P.B. 1988, no. 30.

Deze regeling is nog niet in werking getreden voor Sint Maarten. De tekst is al wel aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie, aangezien de regering voornemens is om deze regeling op korte termijn in werking te laten treden.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

03-05-2013

AB 2013, GT no. 657

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende bepalingen betreffende de uitkering van een geldsom aan personen die op hun verzoek, doch op uitnodiging, van het bevoegde gezag eervol ontslagen zijn uit de dienst van Sint Maarten of enig ander binnen Sint Maarten gevestigd openbaar lichaam

 

 

1. Definities

Artikel 1

De in deze paragraaf vastgestelde begripsbepalingen zijn mede van toepassing op de uit kracht van deze landsverordening gegeven voorschriften en beschikkingen.

Artikel 2

In deze landsverordening wordt verstaan onder bevoegd gezag:

  • 1.

    de Minister van Algemene Zaken voor wat betreft de overheidsdienaren die in dienst zijn van Sint Maarten;

  • 2.

    [vervallen]

  • 3.

    [vervallen]

  • 4.

    de directie van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten voor wat betreft het personeel van die bank in het filiaal in Sint Maarten;

  • 5.

    [vervallen]

  • 6.

    het bestuur van een bijzondere school in de zin van de Landsverordening basisonderwijs, de Landsverordening funderend onderwijs of de Landsverordening voortgezet onderwijs.

Artikel 3

In deze landsverordening worden onder overheidsdienaren dezelfden verstaan als in de Wachtgeldregeling overheidsdienaren, met uitzondering van de procureur-generaal en de Griffier van de Staten.

Artikel 4

In deze landsverordening wordt verstaan onder:

lumpsum

:

de geldsom, bedoeld in artikel 20 van deze landsverordening;

reorganisatie

:

iedere wijziging of opheffing van een dienst, bedrijf of instelling, die kan leiden tot ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren, en waarmee een vermindering van het aantal in die dienst, dat bedrijf of die instelling benodigde arbeidsplaatsen met twee of meer op dezelfde tijd of in een samenhangende periode wordt beoogd.

2. De uitnodiging tot vrijwillig ontslag

Artikel 5

Indien het bevoegde gezag besluit tot een reorganisatie over te gaan, stelt het, op de wijze als in deze landsverordening nader bepaald, de overheidsdienaren die in de dienst, het bedrijf of de instelling die door de voorgenomen reorganisatie wordt betroffen werkzaam zijn, in de gelegenheid om kenbaar te maken dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen, alvorens aan een of meer van hen ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren te verlenen.

Artikel 6
  • 1.

    Het bevoegde gezag kan besluiten ten aanzien van een of meer bepaalde diensten, bedrijven of instellingen tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren over te gaan zonder vooraf de gelegenheid te geven tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband.

  • 2.

    Een dergelijk besluit is met redenen omkleed en wordt zo spoedig mogelijk aan alle betrokken overheidsdienaren bekend gemaakt.

  • 3.

    Als reden tot het nemen van het besluit kan onder meer gelden dat het aantal overheidsdienaren dat als gevolg van de reorganisatie naar verwachting ontslagen zal dienen te worden gering is in verhouding tot het totale aantal overheidsdienaren dat in de door de reorganisatie betroffen diensten, bedrijven of instellingen werkzaam is.

Artikel 7
  • 1.

    Het bevoegde gezag kan voorts besluiten een of meer bepaalde categorieën van overheidsdienaren, werkzaam in diensten, bedrijven of instellingen die door een voorgenomen reorganisatie worden betroffen, uit te sluiten van de gelegenheid tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband. Onder categorie wordt hierbij verstaan een groep van overheidsdienaren met eenzelfde of vergelijkbare taak of functie, of van eenzelfde of vergelijkbaar opleidingsniveau.

  • 2.

    Een dergelijk besluit wordt aan alle betrokken overheidsdienaren schriftelijk en met redenen omkleed bekend gemaakt op hetzelfde tijdstip waarop een mededeling als bedoeld in artikel 10 aan de overige overheidsdienaren die in de betreffende diensten, bedrijven of instellingen werkzaam zijn wordt gedaan.

  • 3.

    Het besluit kan slechts gegrond zijn hetzij op de verwachting van een kwantitatieve onderbezetting van de betreffende diensten, bedrijven of instellingen, of van bepaalde functie- of opleidingsniveaus daarbinnen, hetzij op een dringende behoefte aan soortgelijk personeel in een andere dienst, bedrijf of instelling, onder hetzelfde bevoegde gezag gesteld.

Artikel 8
  • 1.

    Het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2, onder 4 en 6, kan tot het nemen van een besluit tot reorganisatie met of zonder voorafgaande gelegenheid tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband niet overgaan dan na verkregen toestemming van de Minister van Algemene Zaken. De Minister van Algemene Zaken maakt zijn beslissing op het daartoe strekkende verzoek van het bevoegde gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk kenbaar; indien het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, is de beslissing met redenen omkleed.

  • 2.

    Indien een verzoek om toestemming tot een voorgenomen reorganisatie met voorafgaande gelegenheid tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband is ingewilligd, komen de aan de uitvoering van deze reorganisatie verbonden kosten ten laste van het land.

Artikel 9

Indien er enige vorm van georganiseerd overleg bestaat tussen een bevoegd gezag en een organisatie van overheidsdienaren ten aanzien van wie een reorganisatie overwogen wordt, worden de voorgenomen besluiten aangaande die reorganisatie door het bevoegde gezag in dit overleg ter behandeling aangebracht, en zijn daarop de betreffende het overleg tot stand gekomen regels van toepassing.

Artikel 10

Het besluit om de in een bepaalde dienst, bedrijf of instelling werkzame overheidsdienaren in verband met een voorgenomen reorganisatie in de gelegenheid te stellen kenbaar te maken dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen wordt aan alle betrokkenen schriftelijk en zoveel mogelijk op dezelfde tijd meegedeeld. De mededeling houdt tevens in algemene gegevens over de voorgenomen reorganisatie en over de lumpsumregeling als bedoeld in deze landsverordening, over de wijze waarop en de termijn waarbinnen de wens tot beëindiging van het dienstverband kenbaar dient te worden gemaakt, over de ingangsdatum van het alsdan te verlenen ontslag en over de persoon of instantie waarbij nadere inlichtingen over de financiële en rechtspositionele gevolgen van een vrijwillige beëindiging van het dienstverband kunnen worden ingewonnen.

Artikel 11

Gerekend vanaf de dagtekening van de in het vorige artikel bedoelde mededeling hebben zij aan wie deze is gedaan gedurende twee maanden de gelegenheid om hun wens tot beëindiging van het dienstverband schriftelijk kenbaar te maken.

Artikel 12

Na afloop van de in het voorgaande artikel bedoelde termijn wordt in verband met dezelfde reorganisatie noch aan enige daarbij betrokken overheidsdienaar afzonderlijk, noch aan een groep of categorie van overheidsdienaren gezamenlijk opnieuw de gelegenheid gegeven om de wens tot beëindiging van het dienstverband met de in deze landsverordening bepaalde rechtsgevolgen kenbaar te maken.

3. Het ontslag

Artikel 13
  • 1.

    Behoudens het bepaalde in het derde lid en in artikel 14 wordt aan al degenen die in antwoord op een mededeling als bedoeld in artikel 10 kenbaar hebben gemaakt dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen door het bevoegde gezag eervol ontslag verleend.

  • 2.

    Het besluit tot ontslagverlening met toepassing van deze landsverordening wordt aan de betrokkenen schriftelijk bekend gemaakt binnen een maand na het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 11, geëindigd is.

  • 3.

    Is een strafvervolging tegen de overheidsdienaar aanhangig of wordt overwogen hem in aanmerking te brengen voor een disciplinaire straf, dan kan de ontslagverlening worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.

  • 4.

    Indien een geval als bedoeld in het derde lid zich heeft voorgedaan en de betrokken overheidsdienaar nadien alsnog voor het verkrijgen van eervol ontslag in aanmerking blijkt te komen, zijn op hem alle bepalingen van deze landsverordening onverminderd van toepassing.

Artikel 14
  • 1.

    Het bevoegde gezag kan weigeren aan een of meer bepaalde overheidsdienaren die in antwoord op een mededeling als bedoeld in artikel 10 kenbaar hebben gemaakt dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen het gevraagde ontslag met toepassing van deze landsverordening te verlenen.

  • 2.

    Het besluit tot weigering wordt aan de betrokkenen schriftelijk en met redenen omkleed medegedeeld binnen een maand na het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 11, geëindigd is.

  • 3.

    Het besluit kan slechts gegrond zijn op de overweging dat verlening van het gevraagde ontslag tot een kwantitatieve of kwalitatieve onderbezetting van de betreffende dienst, bedrijf of instelling, of van bepaalde functie- of opleidingsniveaus daarbinnen, zou leiden.

Artikel 15

De termijn van een maand, bedoeld in de artikelen 13, tweede lid, en 14, tweede lid, kan door het bevoegde gezag met een maand verlengd worden. Het besluit tot verlenging wordt aan de betrokkenen vóór de afloop van de oorspronkelijke termijn meegedeeld; het is met redenen omkleed.

Artikel 16
  • 1.

    Het ontslag gaat voor alle overheidsdienaren die in een zelfde dienst, bedrijf of instelling werkzaam zijn zoveel mogelijk op hetzelfde tijdstip in. Dit tijdstip valt niet eerder dan op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het besluit, bedoeld in artikel 13, bekend gemaakt is, en niet later dan een maand vóór die waarin voor een of meer in dezelfde dienst, bedrijf of instelling werkzame overheidsdienaren in verband met dezelfde reorganisatie het ontslag, bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren zal ingaan.

  • 2.

    Het ontslag kan op verzoek of met instemming van de betrokken overheidsdienaar met ingang van een eerder tijdstip verleend worden.

  • 3.

    Indien het vierde lid van artikel 13 van toepassing is, kan het ontslag voor de betrokkene op een later tijdstip ingaan.

Artikel 17

Degene aan wie ingevolge deze landsverordening op zijn verzoek ontslag verleend is, heeft op grond van dat ontslag geen aanspraak op wachtgeld.

Artikel 18
  • 1.

    Op de overheidsdienaar, die, hoewel hij behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 7 of die door een weigering als bedoeld in artikel 14 getroffen is, niettemin ontslag aanvraagt is deze landsverordening niet van toepassing. Zijn ontslagaanvraag wordt door het bevoegde gezag behandeld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 96 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht of daarmee vergelijkbare, op de betrokkene toepasselijke rechtspositionele bepalingen.

  • 2.

    Aan de overheidsdienaar, die behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 7 of die door een weigering als bedoeld in artikel 14 getroffen is wordt in verband met dezelfde reorganisatie geen ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren verleend.

Artikel 19
  • 1.

    Degene aan wie ingevolge deze landsverordening ontslag verleend is wordt geacht ermee te hebben ingestemd dat hij in beginsel gedurende een tijdvak van vier jaren, gerekend vanaf het tijdstip waarop het ontslag ingaat, in dienst zal treden van een lichaam als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.

  • 2.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, al naar gelang de lumpsum is toegekend door een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2 onder 1 en 4, onderscheidenlijk een bevoegd gezag als bedoeld in dat artikel, onder 6, kunnen privaatrechtelijke rechtspersonen of instellingen aan de werking van het eerste lid worden onttrokken of daaronder worden gebracht.

4. De lumpsum

Artikel 20

Aan de overheidsdienaar die de wens tot beëindiging van het dienstverband kenbaar heeft gemaakt en aan wie dientengevolge ontslag verleend is, wordt bij of uiterlijk een maand na de ingang van het ontslag een bepaalde geldsom uitgekeerd, volgens de in deze paragraaf en in paragraaf 6 van deze landsverordening te stellen regels.

Artikel 20a
  • 1.

    Tot uitkering van een geldsom als bedoeld in artikel 20 wordt tevens overgegaan ten aanzien van de overheidsdienaar aan wie op grond van het bepaalde in artikel 6 ontslag verleend is, indien hij tot zodanige uitkering uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het besluit tot ontslagverlening een schriftelijk verzoek richt tot het bevoegd gezag.

  • 2.

    Het verzoek kan niet worden geweigerd.

  • 3.

    Ten aanzien van de overheidsdienaar aan wie op grond van dit artikel een geldsom wordt uitgekeerd, wordt het hem verleende ontslag geacht op zijn verzoek te zijn verleend. Het bepaalde in de artikelen 17 en 19 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

Het bedrag van de lumpsum, bedoeld in artikel 20, is afhankelijk van het wachtgeld, de kindertoelage daaronder mede begrepen, dat de betrokken overheidsdienaar ontvangen zou hebben, indien het hem verleende ontslag niet door de bepalingen van deze landsverordening, doch door die van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren beheerst zou zijn. Verminderingen op grond van paragraaf 4 van de laatstgenoemde regeling en inhoudingen in verband met premie- of andere verplichtingen worden bij de berekening van dit wachtgeld buiten beschouwing gelaten. De kindertoelage wordt voor de gehele duur van de wachtgeldperiode die voor de betrokkene gegolden zou hebben berekend naar de toestand op de dag voorafgaande aan die waarop het ontslag ingaat.

Artikel 22
  • 1.

    Van het wachtgeld, berekend overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande artikel, wordt de gekapitaliseerde waarde op de dag van de ingang van het ontslag vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van een rentevoet van 9%.

  • 2.

    De lumpsum bedraagt 70% van het aldus gekapitaliseerde wachtgeld, doch ten hoogste NAf 60.000,-.

Artikel 23

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan ten aanzien van ambtenaren waarvoor deze landsverordening in werking getreden is, het in het eerste of het tweede lid van artikel 22 genoemde percentage of het in het tweede lid van dat artikel genoemde bedrag worden gewijzigd.

Artikel 24
  • 1.

    Indien de gewezen overheidsdienaar aan wie een lumpsum is toegekend, in afwijking van het beginsel bedoeld in artikel 19, niettemin binnen het aldaar genoemde tijdvak en bij een aldaar bedoelde rechtspersoon of instelling een dienstbetrekking aanvaardt, is hij verplicht van die lumpsum terug te betalen, indien de indiensttreding geschiedt:

    • -

      binnen één jaar: 90%;

    • -

      na één jaar, maar binnen twee jaren: 75%;

    • -

      na twee jaren, maar binnen drie jaren: 50%;

    • -

      na drie jaren, maar binnen vier jaren: 25%.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag worden inhoudingen, uit hoofde van artikel 39 toegepast, buiten beschouwing gelaten. Van de ingevolge de Landsverordening op de inkomstenbelasting over de lumpsum betaalde of verschuldigde belasting wordt op verzoek van de betrokkene een gedeelte, overeenkomende met de in het eerste lid genoemde percentages in aldaar bedoelde gevallen, op het bedrag in mindering gebracht; in dit geval wordt in het jaar waarin de terugbetaling geschiedt het inkomen voor de vaststelling van de aanslag niet met het terugbetaalde bedrag verminderd. De Minister van Financiën kan bij ministeriële regeling nadere regels vaststellen aangaande de wijze waarop de vermindering dient te geschieden, ingeval nog geen definitieve aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar waarin de lumpsum is ontvangen, is opgelegd, deze aanslag nog niet is voldaan, de belastingplichtige tegen de aanslag bezwaar gemaakt heeft of in beroep gekomen is, of tot navordering wordt overgegaan.

  • 3.

    De terugbetaling geschiedt aan het land, indien de lumpsum is toegekend door een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2, onder 1, 4 en 6.

5. Investeringsfaciliteiten

Artikel 25

Aan de gewezen overheidsdienaar die in het genot is gesteld van een lumpsum, en die voornemens is investeringen te verrichten ten behoeve van een in Sint Maarten bestaand of nieuw te stichten bedrijf van voldoende economische levensvatbaarheid, kunnen bijzondere faciliteiten ter beschikking worden gesteld overeenkomstig de in deze paragraaf vastgestelde regels, indien hij zijn voornemen uiterlijk zes maanden na de dag waarop zijn ontslag is ingegaan ter beoordeling heeft voorgelegd aan een ingevolge artikel 26 daartoe aangewezen instelling en de beoordeling positief is.

Artikel 26
  • 1.

    De beoordeling of voorgenomen investeringen voor de terbeschikkingstelling van bijzondere faciliteiten in aanmerking komen wordt, zoveel mogelijk reeds voordat het aan de betrokkenen verleende of te verlenen ontslag is ingegaan, uitgevoerd door een of meer publiek- of privaatrechtelijke instellingen, daartoe aangewezen bij landsbesluit.

  • 2.

    Indien de beoordeling positief is, vinden de verdere begeleiding en advisering met betrekking tot het bedrijf ten behoeve waarvan de faciliteiten ter beschikking worden gesteld door dezelfde instelling plaats die de beoordeling heeft verricht.

  • 3.

    Bij ministeriële regeling kunnen aan de aangewezen instellingen algemene voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de beoordeling, begeleiding en advisering dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 27

[vervallen]

Artikel 28
  • 1.

    Aan de gewezen overheidsdienaar die een lumpsum ten laste van het land geniet kan ter financiering van de door deze voorgenomen investering, indien de beoordeling daarvan positief is, door de instelling die deze beoordeling heeft verricht een lening worden verstrekt, waarvoor haar de middelen uit de Landskas verschaft worden.

  • 2.

    Het bedrag van de lening beloopt ten hoogste NAf 50.000,- tegen een rente van ten hoogste 3%; de lening heeft een looptijd van ten hoogste tien jaren en een aflossingsvrije periode van ten hoogste 12 maanden.

  • 3.

    De voorwaarden van de lening worden voor elk afzonderlijk geval door de instelling, na overleg met de betrokken gewezen overheidsdienaar, vastgesteld. Zij zijn uitsluitend of mede afhankelijk van de beoordeling van de voorgenomen investering.

  • 4.

    De uit de lening voor de gewezen overheidsdienaar voortvloeiende verbintenis is bij al zijn overige persoonlijke verbintenissen achtergesteld.

Artikel 29

Ter uitvoering van het voorgaande artikel worden door het land aan de ermee belaste instellingen, naarmate de behoefte ontstaat, leningen verstrekt tot het in totaal benodigde bedrag. Over deze leningen wordt door het landgeen rente geheven. De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit artikel.

Artikel 30

Het landstaat jegens elke instelling borg voor 90% van hetgeen deze uit hoofde van een ingevolge artikel 28 verstrekte lening aan hoofdsom en renten van de betrokken gewezen overheidsdienaar te vorderen heeft.

Artikel 31
  • 1.

    De instelling die ingevolge artikel 28 een lening aan een gewezen overheidsdienaar verstrekt is bevoegd te verlangen dat deze daarvoor te haren genoegen zekerheid stelt. Indien een dergelijke zekerheid gesteld is, kan het land voor de voldoening van zijn uit de borgtocht voortvloeiende verbintenis slechts worden aangesproken, indien en voor zover de zekerheid die de gewezen overheidsdienaar gesteld heeft onvoldoende blijkt te zijn.

  • 2.

    De instelling is eveneens bevoegd te verlangen dat door de gewezen overheidsdienaar een bedrag, ten hoogste gelijk aan de door hem genoten lumpsum, uit eigen middelen wordt besteed voor de medefinanciering van de investering waarvoor ook het geleende bedrag wordt aangewend.

Artikel 32

Indien de beoordeling van een voorgenomen investering als bedoeld in artikel 26 negatief is of de daarmee belaste instelling kenbaar maakt niet tot het verstrekken van een lening als bedoeld in artikel 28 of in een daarmee overeenkomende bepaling van een landsverordening te zullen overgaan, kan de betrokkene, zolang het hem verleende of te verlenen ontslag nog niet is ingegaan, zijn mededeling dat hij zelf het dienstverband wenst te beëindigen intrekken. Indien hij zijn ontslagaanvraag intrekt, wordt hij geacht geen ontslag te hebben verzocht.

Artikel 33
  • 1.

    Het bedrag en de tijdvakken, genoemd in artikel 28, tweede lid, en de percentages, genoemd in dat zelfde artikellid en in artikel 30, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden gewijzigd.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 34

[vervallen]

6. Verschillende bepalingen  

Artikel 35
  • 1.

    De Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren blijft gedurende zes kalendermaanden na de dag waarop het ontslag is ingegaan, van toepassing op de overheidsdienaar aan wie ingevolge deze landsverordening ontslag is verleend.

  • 2.

    De premie die de in het eerste lid bedoelde overheidsdienaar over deze zes maanden verschuldigd zou zijn geweest, als hij in dienst zou zijn gebleven, wordt in haar geheel op de aan hem toegekende lumpsum in mindering gebracht.

Artikel 36
  • 1.

    Indien het ingevolge deze landsverordening verleende ontslag ingaat op een zodanig tijdstip dat, als aan de betrokkene met ingang van dit tijdstip ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren zou zijn verleend, hij aan het einde van de wachtgeldperiode uitzicht op een later ingaand pensioen zou hebben verworven, kan hij een zelfde uitzicht verwerven door betaling ineens van de gekapitaliseerde waarde van de bijdrage voor het eigen pensioen welke door hem zelf gedurende de wachtgeldperiode verschuldigd zou zijn geweest tot aan het tijdstip waarop hij het eerder bedoelde uitzicht alsdan zou hebben verworven, berekend tegen een rentevoet van 9%. Het door hem verschuldigde bedrag wordt op de lumpsum in mindering gebracht.

  • 2.

    Indien de rentevoet, bedoeld in artikel 22, eerste lid, met toepassing van artikel 23 wordt gewijzigd, wordt de in het voorgaande lid genoemde rentevoet dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 37

[vervallen]

Artikel 38

Beslag, gelegd op het loon of de bezoldiging van een overheidsdienaar, wordt geacht tevens op de hem toekomende lumpsum te zijn gelegd. Evenwel is in geval van samenloop van beslag en inhouding als bedoeld in het volgende artikel slechts dat gedeelte van de lumpsum voor beslag vatbaar, dat overblijft nadat de inhouding heeft plaats gevonden.

Artikel 39

Hetgeen bij het ingaan van het ontslag door de gewezen overheidsdienaar aan het bevoegde gezag of aan enig openbaar lichaam verschuldigd is wordt op de lumpsum ingehouden. Op deze inhouding zijn beperkende bepalingen welke aan inhouding op de bezoldiging of het loon zijn gesteld niet van toepassing.

Artikel 40

Korting ten behoeve van andere schuldeisers van de gewezen overheidsdienaar dan de in het voorgaande artikel bedoelde wordt op de lumpsum niet toegepast. Indien de bezoldiging of het loon van een overheidsdienaar onmiddellijk voorafgaand aan de ingang van het hem ingevolge deze landsverordening verleende ontslag aan zodanige korting onderworpen is, doet het bevoegde gezag aan de betrokken schuldeisers mededeling omtrent het aanstaande ontslag, ten minste een maand vóór de ingang daarvan.

Artikel 41

Aan de overheidsdienaar ten behoeve van wie de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon in welke dienst hij is, een overeenkomst van borgtocht met zijn schuldeiser heeft aangegaan, wordt de hem toekomende lumpsum niet uitbetaald alvorens hij heeft aangetoond dat hij met de betrokken schuldeiser een nieuwe overeenkomst heeft aangegaan waarbij in ieder geval de betrokken rechtspersoon uit de borgtocht wordt ontslagen.

Artikel 42

Voor de toepassing van de Landsverordening op de inkomstenbelasting wordt degene aan wie de lumpsum is uitbetaald geacht ten tijde van de uitbetaling in Sint Maarten te wonen.

Artikel 43

Indien de overheidsdienaar overlijdt alvorens het hem ingevolge deze landsverordening te verlenen of verleende ontslag is ingegaan, wordt hij geacht niet voor een zodanig ontslag in aanmerking te zijn gekomen.

Artikel 44

Indien de gewezen overheidsdienaar overlijdt nadat hem ingevolge deze landsverordening verleende ontslag is ingegaan, doch voordat hem de lumpsum is uitgekeerd, geschiedt de betaling daarvan aan zijn erfgenamen.

Artikel 45

Indien degene die aanspraak heeft op een lumpsum onder curatele gesteld of in staat van faillissement verklaard wordt, geschiedt de betaling aan de curator.

Artikel 46

Indien de overheidsdienaar of gewezen overheidsdienaar opzettelijk onjuiste gegevens heeft verschaft, als gevolg waarvan hem ten onrechte een lumpsum dan wel een lumpsum tot een te hoog bedrag is toegekend, wordt al datgene van hem teruggevorderd dat hem niet zou zijn toegekend, indien hij de onjuiste gegevens niet had verschaft.

Artikel 47
  • [vervallen]

  •  

Artikel 48

Van een ingevolge artikel 8 door de minister genomen besluit tot gehele of gedeeltelijke weigering van de in dat artikel bedoelde toestemming en van een weigering om een besluit te nemen of om de voor een reorganisatie waarvoor toestemming verleend is benodigde middelen ter beschikking te stellen kan het bevoegde gezag in beroep komen:

  • -

    binnen twee maanden nadat het besluit te zijner kennis gekomen of de weigering hem gebleken is; dan wel,

  • -

    binnen een maand nadat een geschil tussen het bevoegde gezag en een in zijn dienst staande of gestaan hebbende werknemer over een besluit dat door het bevoegde gezag ter uitvoering van deze landsverordening genomen is bij onherroepelijk rechterlijk vonnis in het voordeel van de werknemer is beslist.

De kennisneming van het beroep behoort aan de rechterlijke macht.

7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 49

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Lumpsumregeling overheidsdienaren.

Artikel 50
  • 1.

    Deze landsverordening treedt in werking met ingang van een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 51

[vervallen]

Artikel 52
  • [vervallen]

  •  

  •  

Artikel 53

Voor de gewezen overheidsdienaar die om de toekenning van een lumpsum heeft verzocht wordt de uitkering van wachtgeld beëindigd en de lumpsum betaalbaar gesteld uiterlijk met ingang van de eerste dag van de derde maand, volgende op die waarin hij zijn verzoek gedaan heeft.

Artikel 54
  • 1.

    De lumpsum bedraagt 70% van de gekapitaliseerde waarde van het wachtgeld waarop de betrokkene, indien hij niet om de toekenning van de lumpsum had verzocht, nog aanspraak zou hebben gehad, zonder dat inhoudingen als bedoeld in de artikelen 18 en 19, kortingen als bedoeld in de artikelen 20, 21 en 24 en de intrekking als bedoeld in artikel 26 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren in aanmerking worden genomen.

  • 2.

    De berekening van de gekapitaliseerde waarde geschiedt overigens op de wijze als in de artikelen 21 en 22, eerste lid, van deze landsverordening vastgesteld; de lumpsum bedraagt ten hoogste het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag.

Artikel 55
  • 1.

    Ten aanzien van de gewezen overheidsdienaar aan wie alsnog een lumpsum wordt uitgekeerd wordt het hem verleende ontslag geacht op zijn verzoek te zijn verleend.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 56

Op de gewezen overheidsdienaar aan wie alsnog een lumpsum is toegekend zijn de paragrafen 5 en 6 van deze landsverordening van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het tijdstip waarop het ontslag is ingegaan het tijdstip met ingang waarvan de uitkering van wachtgeld beëindigd is in de plaats treedt, en dat onder loon of bezoldiging mede wachtgeld wordt begrepen.

Artikel 57

Op de gewezen overheidsdienaar aan wie alsnog een lumpsum is toegekend is met ingang van de dag, bedoeld in artikel 53, de Wachtgeldregeling overheidsdienaren niet langer van toepassing.