Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende bepalingen betreffende de uitkering van een geldsom aan personen die op hun verzoek, doch op uitnodiging, van het bevoegde gezag eervol ontslagen zijn uit de dienst van Sint Maarten of enig ander binnen Sint Maarten gevestigd openbaar lichaam |
Citeertitel | Lumpsumregeling overheidsdienaren |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 11 april 1988, gepubliceerd in P.B. 1988, no. 30.
Deze regeling is nog niet in werking getreden voor Sint Maarten. De tekst is al wel aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie, aangezien de regering voornemens is om deze regeling op korte termijn in werking te laten treden.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 657 | onbekend |
De in deze paragraaf vastgestelde begripsbepalingen zijn mede van toepassing op de uit kracht van deze landsverordening gegeven voorschriften en beschikkingen.
In deze landsverordening worden onder overheidsdienaren dezelfden verstaan als in de Wachtgeldregeling overheidsdienaren, met uitzondering van de procureur-generaal en de Griffier van de Staten.
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
2. De uitnodiging tot vrijwillig ontslag
Indien het bevoegde gezag besluit tot een reorganisatie over te gaan, stelt het, op de wijze als in deze landsverordening nader bepaald, de overheidsdienaren die in de dienst, het bedrijf of de instelling die door de voorgenomen reorganisatie wordt betroffen werkzaam zijn, in de gelegenheid om kenbaar te maken dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen, alvorens aan een of meer van hen ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren te verlenen.
Het bevoegde gezag kan besluiten ten aanzien van een of meer bepaalde diensten, bedrijven of instellingen tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren over te gaan zonder vooraf de gelegenheid te geven tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband.
Als reden tot het nemen van het besluit kan onder meer gelden dat het aantal overheidsdienaren dat als gevolg van de reorganisatie naar verwachting ontslagen zal dienen te worden gering is in verhouding tot het totale aantal overheidsdienaren dat in de door de reorganisatie betroffen diensten, bedrijven of instellingen werkzaam is.
Het bevoegde gezag kan voorts besluiten een of meer bepaalde categorieën van overheidsdienaren, werkzaam in diensten, bedrijven of instellingen die door een voorgenomen reorganisatie worden betroffen, uit te sluiten van de gelegenheid tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband. Onder categorie wordt hierbij verstaan een groep van overheidsdienaren met eenzelfde of vergelijkbare taak of functie, of van eenzelfde of vergelijkbaar opleidingsniveau.
Een dergelijk besluit wordt aan alle betrokken overheidsdienaren schriftelijk en met redenen omkleed bekend gemaakt op hetzelfde tijdstip waarop een mededeling als bedoeld in artikel 10 aan de overige overheidsdienaren die in de betreffende diensten, bedrijven of instellingen werkzaam zijn wordt gedaan.
Het besluit kan slechts gegrond zijn hetzij op de verwachting van een kwantitatieve onderbezetting van de betreffende diensten, bedrijven of instellingen, of van bepaalde functie- of opleidingsniveaus daarbinnen, hetzij op een dringende behoefte aan soortgelijk personeel in een andere dienst, bedrijf of instelling, onder hetzelfde bevoegde gezag gesteld.
Het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2, onder 4 en 6, kan tot het nemen van een besluit tot reorganisatie met of zonder voorafgaande gelegenheid tot het kenbaar maken van de wens tot beëindiging van het dienstverband niet overgaan dan na verkregen toestemming van de Minister van Algemene Zaken. De Minister van Algemene Zaken maakt zijn beslissing op het daartoe strekkende verzoek van het bevoegde gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk kenbaar; indien het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, is de beslissing met redenen omkleed.
Indien er enige vorm van georganiseerd overleg bestaat tussen een bevoegd gezag en een organisatie van overheidsdienaren ten aanzien van wie een reorganisatie overwogen wordt, worden de voorgenomen besluiten aangaande die reorganisatie door het bevoegde gezag in dit overleg ter behandeling aangebracht, en zijn daarop de betreffende het overleg tot stand gekomen regels van toepassing.
Het besluit om de in een bepaalde dienst, bedrijf of instelling werkzame overheidsdienaren in verband met een voorgenomen reorganisatie in de gelegenheid te stellen kenbaar te maken dat zij zelf het dienstverband wensen te beëindigen wordt aan alle betrokkenen schriftelijk en zoveel mogelijk op dezelfde tijd meegedeeld. De mededeling houdt tevens in algemene gegevens over de voorgenomen reorganisatie en over de lumpsumregeling als bedoeld in deze landsverordening, over de wijze waarop en de termijn waarbinnen de wens tot beëindiging van het dienstverband kenbaar dient te worden gemaakt, over de ingangsdatum van het alsdan te verlenen ontslag en over de persoon of instantie waarbij nadere inlichtingen over de financiële en rechtspositionele gevolgen van een vrijwillige beëindiging van het dienstverband kunnen worden ingewonnen.
Gerekend vanaf de dagtekening van de in het vorige artikel bedoelde mededeling hebben zij aan wie deze is gedaan gedurende twee maanden de gelegenheid om hun wens tot beëindiging van het dienstverband schriftelijk kenbaar te maken.
Na afloop van de in het voorgaande artikel bedoelde termijn wordt in verband met dezelfde reorganisatie noch aan enige daarbij betrokken overheidsdienaar afzonderlijk, noch aan een groep of categorie van overheidsdienaren gezamenlijk opnieuw de gelegenheid gegeven om de wens tot beëindiging van het dienstverband met de in deze landsverordening bepaalde rechtsgevolgen kenbaar te maken.
De termijn van een maand, bedoeld in de artikelen 13, tweede lid, en 14, tweede lid, kan door het bevoegde gezag met een maand verlengd worden. Het besluit tot verlenging wordt aan de betrokkenen vóór de afloop van de oorspronkelijke termijn meegedeeld; het is met redenen omkleed.
Het ontslag gaat voor alle overheidsdienaren die in een zelfde dienst, bedrijf of instelling werkzaam zijn zoveel mogelijk op hetzelfde tijdstip in. Dit tijdstip valt niet eerder dan op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het besluit, bedoeld in artikel 13, bekend gemaakt is, en niet later dan een maand vóór die waarin voor een of meer in dezelfde dienst, bedrijf of instelling werkzame overheidsdienaren in verband met dezelfde reorganisatie het ontslag, bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren zal ingaan.
Degene aan wie ingevolge deze landsverordening op zijn verzoek ontslag verleend is, heeft op grond van dat ontslag geen aanspraak op wachtgeld.
Op de overheidsdienaar, die, hoewel hij behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 7 of die door een weigering als bedoeld in artikel 14 getroffen is, niettemin ontslag aanvraagt is deze landsverordening niet van toepassing. Zijn ontslagaanvraag wordt door het bevoegde gezag behandeld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 96 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht of daarmee vergelijkbare, op de betrokkene toepasselijke rechtspositionele bepalingen.
Degene aan wie ingevolge deze landsverordening ontslag verleend is wordt geacht ermee te hebben ingestemd dat hij in beginsel gedurende een tijdvak van vier jaren, gerekend vanaf het tijdstip waarop het ontslag ingaat, in dienst zal treden van een lichaam als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, al naar gelang de lumpsum is toegekend door een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2 onder 1 en 4, onderscheidenlijk een bevoegd gezag als bedoeld in dat artikel, onder 6, kunnen privaatrechtelijke rechtspersonen of instellingen aan de werking van het eerste lid worden onttrokken of daaronder worden gebracht.
Aan de overheidsdienaar die de wens tot beëindiging van het dienstverband kenbaar heeft gemaakt en aan wie dientengevolge ontslag verleend is, wordt bij of uiterlijk een maand na de ingang van het ontslag een bepaalde geldsom uitgekeerd, volgens de in deze paragraaf en in paragraaf 6 van deze landsverordening te stellen regels.
Tot uitkering van een geldsom als bedoeld in artikel 20 wordt tevens overgegaan ten aanzien van de overheidsdienaar aan wie op grond van het bepaalde in artikel 6 ontslag verleend is, indien hij tot zodanige uitkering uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het besluit tot ontslagverlening een schriftelijk verzoek richt tot het bevoegd gezag.
Het bedrag van de lumpsum, bedoeld in artikel 20, is afhankelijk van het wachtgeld, de kindertoelage daaronder mede begrepen, dat de betrokken overheidsdienaar ontvangen zou hebben, indien het hem verleende ontslag niet door de bepalingen van deze landsverordening, doch door die van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren beheerst zou zijn. Verminderingen op grond van paragraaf 4 van de laatstgenoemde regeling en inhoudingen in verband met premie- of andere verplichtingen worden bij de berekening van dit wachtgeld buiten beschouwing gelaten. De kindertoelage wordt voor de gehele duur van de wachtgeldperiode die voor de betrokkene gegolden zou hebben berekend naar de toestand op de dag voorafgaande aan die waarop het ontslag ingaat.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan ten aanzien van ambtenaren waarvoor deze landsverordening in werking getreden is, het in het eerste of het tweede lid van artikel 22 genoemde percentage of het in het tweede lid van dat artikel genoemde bedrag worden gewijzigd.
Indien de gewezen overheidsdienaar aan wie een lumpsum is toegekend, in afwijking van het beginsel bedoeld in artikel 19, niettemin binnen het aldaar genoemde tijdvak en bij een aldaar bedoelde rechtspersoon of instelling een dienstbetrekking aanvaardt, is hij verplicht van die lumpsum terug te betalen, indien de indiensttreding geschiedt:
Bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag worden inhoudingen, uit hoofde van artikel 39 toegepast, buiten beschouwing gelaten. Van de ingevolge de Landsverordening op de inkomstenbelasting over de lumpsum betaalde of verschuldigde belasting wordt op verzoek van de betrokkene een gedeelte, overeenkomende met de in het eerste lid genoemde percentages in aldaar bedoelde gevallen, op het bedrag in mindering gebracht; in dit geval wordt in het jaar waarin de terugbetaling geschiedt het inkomen voor de vaststelling van de aanslag niet met het terugbetaalde bedrag verminderd. De Minister van Financiën kan bij ministeriële regeling nadere regels vaststellen aangaande de wijze waarop de vermindering dient te geschieden, ingeval nog geen definitieve aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar waarin de lumpsum is ontvangen, is opgelegd, deze aanslag nog niet is voldaan, de belastingplichtige tegen de aanslag bezwaar gemaakt heeft of in beroep gekomen is, of tot navordering wordt overgegaan.
Aan de gewezen overheidsdienaar die in het genot is gesteld van een lumpsum, en die voornemens is investeringen te verrichten ten behoeve van een in Sint Maarten bestaand of nieuw te stichten bedrijf van voldoende economische levensvatbaarheid, kunnen bijzondere faciliteiten ter beschikking worden gesteld overeenkomstig de in deze paragraaf vastgestelde regels, indien hij zijn voornemen uiterlijk zes maanden na de dag waarop zijn ontslag is ingegaan ter beoordeling heeft voorgelegd aan een ingevolge artikel 26 daartoe aangewezen instelling en de beoordeling positief is.
De beoordeling of voorgenomen investeringen voor de terbeschikkingstelling van bijzondere faciliteiten in aanmerking komen wordt, zoveel mogelijk reeds voordat het aan de betrokkenen verleende of te verlenen ontslag is ingegaan, uitgevoerd door een of meer publiek- of privaatrechtelijke instellingen, daartoe aangewezen bij landsbesluit.
Aan de gewezen overheidsdienaar die een lumpsum ten laste van het land geniet kan ter financiering van de door deze voorgenomen investering, indien de beoordeling daarvan positief is, door de instelling die deze beoordeling heeft verricht een lening worden verstrekt, waarvoor haar de middelen uit de Landskas verschaft worden.
Ter uitvoering van het voorgaande artikel worden door het land aan de ermee belaste instellingen, naarmate de behoefte ontstaat, leningen verstrekt tot het in totaal benodigde bedrag. Over deze leningen wordt door het landgeen rente geheven. De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit artikel.
Het landstaat jegens elke instelling borg voor 90% van hetgeen deze uit hoofde van een ingevolge artikel 28 verstrekte lening aan hoofdsom en renten van de betrokken gewezen overheidsdienaar te vorderen heeft.
De instelling die ingevolge artikel 28 een lening aan een gewezen overheidsdienaar verstrekt is bevoegd te verlangen dat deze daarvoor te haren genoegen zekerheid stelt. Indien een dergelijke zekerheid gesteld is, kan het land voor de voldoening van zijn uit de borgtocht voortvloeiende verbintenis slechts worden aangesproken, indien en voor zover de zekerheid die de gewezen overheidsdienaar gesteld heeft onvoldoende blijkt te zijn.
Indien de beoordeling van een voorgenomen investering als bedoeld in artikel 26 negatief is of de daarmee belaste instelling kenbaar maakt niet tot het verstrekken van een lening als bedoeld in artikel 28 of in een daarmee overeenkomende bepaling van een landsverordening te zullen overgaan, kan de betrokkene, zolang het hem verleende of te verlenen ontslag nog niet is ingegaan, zijn mededeling dat hij zelf het dienstverband wenst te beëindigen intrekken. Indien hij zijn ontslagaanvraag intrekt, wordt hij geacht geen ontslag te hebben verzocht.
Indien het ingevolge deze landsverordening verleende ontslag ingaat op een zodanig tijdstip dat, als aan de betrokkene met ingang van dit tijdstip ontslag als bedoeld in artikel 4 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren zou zijn verleend, hij aan het einde van de wachtgeldperiode uitzicht op een later ingaand pensioen zou hebben verworven, kan hij een zelfde uitzicht verwerven door betaling ineens van de gekapitaliseerde waarde van de bijdrage voor het eigen pensioen welke door hem zelf gedurende de wachtgeldperiode verschuldigd zou zijn geweest tot aan het tijdstip waarop hij het eerder bedoelde uitzicht alsdan zou hebben verworven, berekend tegen een rentevoet van 9%. Het door hem verschuldigde bedrag wordt op de lumpsum in mindering gebracht.
Beslag, gelegd op het loon of de bezoldiging van een overheidsdienaar, wordt geacht tevens op de hem toekomende lumpsum te zijn gelegd. Evenwel is in geval van samenloop van beslag en inhouding als bedoeld in het volgende artikel slechts dat gedeelte van de lumpsum voor beslag vatbaar, dat overblijft nadat de inhouding heeft plaats gevonden.
Hetgeen bij het ingaan van het ontslag door de gewezen overheidsdienaar aan het bevoegde gezag of aan enig openbaar lichaam verschuldigd is wordt op de lumpsum ingehouden. Op deze inhouding zijn beperkende bepalingen welke aan inhouding op de bezoldiging of het loon zijn gesteld niet van toepassing.
Korting ten behoeve van andere schuldeisers van de gewezen overheidsdienaar dan de in het voorgaande artikel bedoelde wordt op de lumpsum niet toegepast. Indien de bezoldiging of het loon van een overheidsdienaar onmiddellijk voorafgaand aan de ingang van het hem ingevolge deze landsverordening verleende ontslag aan zodanige korting onderworpen is, doet het bevoegde gezag aan de betrokken schuldeisers mededeling omtrent het aanstaande ontslag, ten minste een maand vóór de ingang daarvan.
Aan de overheidsdienaar ten behoeve van wie de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon in welke dienst hij is, een overeenkomst van borgtocht met zijn schuldeiser heeft aangegaan, wordt de hem toekomende lumpsum niet uitbetaald alvorens hij heeft aangetoond dat hij met de betrokken schuldeiser een nieuwe overeenkomst heeft aangegaan waarbij in ieder geval de betrokken rechtspersoon uit de borgtocht wordt ontslagen.
Voor de toepassing van de Landsverordening op de inkomstenbelasting wordt degene aan wie de lumpsum is uitbetaald geacht ten tijde van de uitbetaling in Sint Maarten te wonen.
Indien de overheidsdienaar overlijdt alvorens het hem ingevolge deze landsverordening te verlenen of verleende ontslag is ingegaan, wordt hij geacht niet voor een zodanig ontslag in aanmerking te zijn gekomen.
Indien de gewezen overheidsdienaar overlijdt nadat hem ingevolge deze landsverordening verleende ontslag is ingegaan, doch voordat hem de lumpsum is uitgekeerd, geschiedt de betaling daarvan aan zijn erfgenamen.
Indien degene die aanspraak heeft op een lumpsum onder curatele gesteld of in staat van faillissement verklaard wordt, geschiedt de betaling aan de curator.
Indien de overheidsdienaar of gewezen overheidsdienaar opzettelijk onjuiste gegevens heeft verschaft, als gevolg waarvan hem ten onrechte een lumpsum dan wel een lumpsum tot een te hoog bedrag is toegekend, wordt al datgene van hem teruggevorderd dat hem niet zou zijn toegekend, indien hij de onjuiste gegevens niet had verschaft.
Van een ingevolge artikel 8 door de minister genomen besluit tot gehele of gedeeltelijke weigering van de in dat artikel bedoelde toestemming en van een weigering om een besluit te nemen of om de voor een reorganisatie waarvoor toestemming verleend is benodigde middelen ter beschikking te stellen kan het bevoegde gezag in beroep komen:
binnen een maand nadat een geschil tussen het bevoegde gezag en een in zijn dienst staande of gestaan hebbende werknemer over een besluit dat door het bevoegde gezag ter uitvoering van deze landsverordening genomen is bij onherroepelijk rechterlijk vonnis in het voordeel van de werknemer is beslist.
De kennisneming van het beroep behoort aan de rechterlijke macht.
7. Overgangs- en slotbepalingen
Voor de gewezen overheidsdienaar die om de toekenning van een lumpsum heeft verzocht wordt de uitkering van wachtgeld beëindigd en de lumpsum betaalbaar gesteld uiterlijk met ingang van de eerste dag van de derde maand, volgende op die waarin hij zijn verzoek gedaan heeft.
De lumpsum bedraagt 70% van de gekapitaliseerde waarde van het wachtgeld waarop de betrokkene, indien hij niet om de toekenning van de lumpsum had verzocht, nog aanspraak zou hebben gehad, zonder dat inhoudingen als bedoeld in de artikelen 18 en 19, kortingen als bedoeld in de artikelen 20, 21 en 24 en de intrekking als bedoeld in artikel 26 van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren in aanmerking worden genomen.
Op de gewezen overheidsdienaar aan wie alsnog een lumpsum is toegekend zijn de paragrafen 5 en 6 van deze landsverordening van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het tijdstip waarop het ontslag is ingegaan het tijdstip met ingang waarvan de uitkering van wachtgeld beëindigd is in de plaats treedt, en dat onder loon of bezoldiging mede wachtgeld wordt begrepen.