Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regels betreffende ondernemingspensioenfondsen |
Citeertitel | Landsverordening ondernemingspensioenfondsen |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | sociale zekerheid |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 30 maart 1985, gepubliceerd in P.B. 1985, no. 45, en in werking getreden op 31 maart 1985.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Ministeriële regeling ter uitvoering artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen
Regeling toezichtkosten ondernemingspensioenfondsen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | wijziging artikel 27 | 17-04-2015 AB 2015, no.9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 685 | onbekend |
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
Indien de toezegging inhoudt dat de omvang van de werkgeversbijdrage telkens aan het einde van een periode wordt vastgesteld, mag een zodanige periode niet langer dan een jaar duren.
Indien de dienstbetrekking van een werknemer tijdens een zodanige periode eindigt, is de bijdrage naar tijdsevenredigheid verschuldigd.
Indien een werkgever zich bij de toezegging de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de pensioenregeling heeft voorbehouden, is hij verplicht van dit voorbehoud schriftelijk mededeling te doen aan het fondsbestuur. Hij kan dit voorbehoud slechts maken in het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wanneer hij voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van dit voorbehoud over te gaan, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mede aan het fondsbestuur, alsmede aan degenen, van wie het pensioen of de aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.
De werkgever moet binnen tien dagen na afloop van elk kalenderkwartaal zijn eigen bijdrage in de voorziening voor elke deelnemer berekend over dat kwartaal alsmede de bijdragen, die hij over dat kwartaal op het loon van de deelnemers heeft ingehouden, voldoen aan het ondernemingspensioenfonds. Wordt zijn bijdrage na afloop van een langere termijn dan een kwartaal vastgesteld, dan moet hij binnen tien dagen na afloop van elk kwartaal het vierde gedeelte van zijn geschatte jaarbijdrage voldoen, met dien verstande, dat hij zijn jaarbijdrage in haar geheel binnen negen maanden na afloop van het kalenderjaar moet hebben betaald.
Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds is verplicht zich binnen drie maanden na oprichting van het fonds bij de Minister van Financiën, hierna te noemen: de minister, en de Bank aan te melden met gebruikmaking van een door de minister vast te stellen aanmeldingsformulier. Binnen dezelfde termijn zendt het bestuur een afschrift van de akte van oprichting, een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van de reglementen, alsmede een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst waarin de regeling omtrent de betaling van de bijdragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, eerste volzin, is opgenomen, in aan de minister en aan de Bank. Het bestuur van het fonds zendt een afschrift van de akte, houdende wijziging van de statuten, een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijzigingen van de reglementen, en een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van wijzigingen van de overeenkomst, waarin de regeling omtrent de betaling van de bijdragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, eerste volzin, is opgenomen, binnen drie maanden na de totstandkoming van die wijzigingen aan de minister en aan de Bank.
In het bestuur van een ondernemingspensioenfonds moeten de vertegenwoordigers van de in het fonds deelnemende werknemers of gewezen werknemers tenminste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van de werkgever. Als voorzitter treedt op een door de vertegenwoordigers van de werknemers of gewezen werknemers en de vertegenwoordigers van de werkgever aan te wijzen onafhankelijke deskundige voor een nader door hen te bepalen termijn.
Degene, die korter dan vijf jaren aan een ondernemingspensioenfonds heeft deelgenomen, ontvangt bij het eindigen van zijn deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een uitkering ten minste gelijk aan de door hem betaalde bijdragen voor ouderdomspensioen, tenzij hij volgens de statuten en reglementen van het fonds soortgelijke aanspraken kan doen gelden als in het tweede lid bedoeld.
Degene, die tenminste vijf jaren aan een ondernemingspensioenfonds heeft deelgenomen, verkrijgt bij het eindigen van zijn deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een premievrije aanspraak op uitkeringen op de voet van de door en voor hem betaalde en uit hoofde van artikel 2, tweede lid, nog verschuldigde bijdragen voor ouderdomspensioen naarmate de voor pensioeningang vereiste duur van de deelneming is verstreken alsmede een naar redelijkheid vast te stellen premievrije aanspraak op weduwenpensioen, indien dat is toegezegd. Hem wordt door het fondsbestuur een bewijs daarvan gegeven.
De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen ten aanzien van degene, die, voordat hij in de regeling inzake ouderdomspensioen van het fonds wordt opgenomen, in een andere regeling van het fonds deelneemt, bepalen, dat voor de toepassing van de vorige leden zijn deelneming aan het fonds aanvangt op het tijdstip, waarop hij in de regeling inzake ouderdomspensioen wordt opgenomen.
De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen bepalen, dat een premievrije aanspraak als in het tweede lid bedoeld vervangen kan worden door de uitbetaling van een bedrag ineens, indien de aanspraak toekomt aan degene, die bij het eindigen van de deelneming of op een later tijdstip ten genoegen van het fondsbestuur aannemelijk maakt binnenkort te zullen emigreren dan wel geëmigreerd te zijn.
De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen in plaats van het in het eerste lid bedoelde tijdstip, waarop de deelneming eindigt, een later tijdstip van uitkering noemen, doch niet later dan twee jaren na het eindigen van die deelneming, noch later dan de pensioengerechtigde leeftijd.
De vrouw van wie het huwelijk met een deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen, als de deelnemer ten behoeve van haar zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de echtscheiding of van de ontbinding van het huwelijk zijn deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak.
De vrouw, van wie het huwelijk met een gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen, als de gewezen deelnemer ten behoeve van haar heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak.
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid vindt geen toepassing, indien de man en de vrouw bij notarieel verleden akte anders overeenkomen, of de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist. Partijen leggen daarbij aan de notaris onderscheidenlijk de rechter een verklaring van het fonds over, waarin dat verklaart dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
De voor pensioenen bestemde gelden van een ondernemingspensioenfonds moeten, tenzij artikel 10 toepassing vindt, worden aangewend tot het overdragen of het herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar die in het bezit is van de ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf vereiste vergunning.
Overdracht of herverzekering van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico behoeft door een ondernemingspensioenfonds niet plaats te hebben indien het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Het in de vorige volzin bepaalde is niet van toepassing, wanneer de bank tegen de nota bezwaar heeft gemaakt en aan dit bezwaar niet binnen een door de Bank te bepalen termijn op een haar bevredigende wijze is tegemoet gekomen.
Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds, ten aanzien waarvan geen overdracht of herverzekering van het uit aangegane verplichtingen voortspruitende risico behoeft plaats te hebben, legt aan de Bank eenmaal in de vijf jaren of, indien deze dit nodig acht, binnen kortere termijn, een door een actuaris samengestelde wetenschappelijke balans en verlies- en winstrekening, alsmede een actuarieel verslag betreffende het fonds over en jaarlijks een door een externe deskundige gecontroleerd verslag, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Bank blijkt, dat aan het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt voldaan en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers en gewezen deelnemers voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
Het bestuur van een niet onder artikel 10 vallend ondernemingspensioenfonds legt aan de Bank jaarlijks een door een externe deskundige gecontroleerd verslag over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Bank blijkt, dat aan het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt voldaan.
Tot het samenstellen van de in artikel 10 bedoelde bescheiden, alsmede tot het verrichten van andere tot de normale beroepsbezigheden van actuarissen behorende werkzaamheden ten behoeve van een ondernemingspensioenfonds is tegenover de Bank niet bevoegd, degene, tegen wiens aanwijzing of handhaving bij het fonds de Bank bezwaar heeft gemaakt.
De Bank kan tegen de aanwijzing of handhaving van een actuaris slechts bezwaar maken, indien de betrokkene naar haar oordeel, niet of niet meer de nodige waarborgen biedt, dat hij de hem toevertrouwde taak naar behoren zal vervullen. Het bezwaar wordt schriftelijk ter kennis gebracht van het betrokken fonds en van de betrokken actuaris.
De bezittingen van een ondernemingspensioenfonds moeten, tezamen met de te verwachten inkomsten, blijkens de in artikel 10, derde lid, bedoelde wetenschappelijke balans toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.
Belegging van de daartoe beschikbare gelden van een ondernemingspensioenfonds moet op solide wijze geschieden.
Schuldvorderingen van een ondernemingspensioenfonds op de werkgever, alsmede belegging in aandelen in diens onderneming zijn toegelaten tot een bedrag gelijk aan 5% van de bezittingen van het fonds, vermeerderd met een bedrag gelijk aan de vrije reserve van dat fonds. Het bedrag van deze schuldvorderingen en aandelen mag evenwel 10% van de bezittingen van het fonds niet overschrijden.
Ten aanzien van enig ondernemingspensioenfonds mag van het bepaalde in artikel 15 worden afgeweken, indien en voor zover de werkgever nieuwe financiële verplichtingen op zich heeft genomen, alsook indien en voor zover het betreft financiële verplichtingen van de werkgever, die verband houden met verhogingen van aanspraken op pensioen over reeds verstreken jaren; dit onder voorwaarde, dat de aanpassing aan dat artikel wordt nagestreefd volgens een door de Bank goedgekeurd plan.
Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds zorgt dat de belanghebbenden in het bezit gesteld worden van een exemplaar van de geldende statuten en reglementen van het fonds, alsmede van een afschrift van de mededeling die de werkgever overeenkomstig artikel 2, derde lid, eerste volzin, aan het fonds heeft gedaan.
Ieder van de bestuurders van een ondernemingspensioenfonds is verplicht te zorgen, dat het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening alsmede de bepalingen van de statuten en reglementen van het fonds worden nageleefd en dat, voor zover artikel 10 toepassing vindt, het beleid van dat fonds gevoerd wordt overeenkomstig de in het eerste lid van dat artikel bedoelde actuariële en bedrijfstechnische nota.
Ieder van de bestuurders en ieder lid van het personeel van een ondernemingspensioenfonds is verplicht aan de Bank ter zake de inlichtingen te verstrekken, die deze verlangt.
De Bank is bevoegd inzage te nemen of door personen, door haar bij uitdrukkelijke en bijzondere volmacht aangewezen, te doen nemen van de boeken en bescheiden van een ondernemingspensioenfonds. Gelijke bevoegdheid heeft de Bank ten aanzien van de boeken en bescheiden van een werkgever, die zijn toezeggingen omtrent pensioen bij een aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds heeft ondergebracht, voor zover deze boeken en bescheiden naar het oordeel van de Bank voor de door die werkgever getroffen pensioenvoorziening van belang zijn.
de statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds niet aan de voorschriften van de artikelen 5 tot en met 11, 15 en 17 beantwoorden voor zover niet ingevolge artikel 26 ontheffing is verleend, in strijd zijn met andere wettelijke bepalingen, of in enig ander opzicht niet deugdelijk zijn om overeenkomstig deze landsverordening te dienen tot uitvoering van de toezeggingen omtrent pensioen;
haar opmerkingen daarover ter kennis brengen van het fondsbestuur.
De Bank kan de door de minister aangewezen representatieve organisaties van werkgevers en werknemers op de hoogte stellen van haar opmerkingen aan het fondsbestuur. Indien het bepaalde in eerste volzin toepassing heeft gevonden, brengt de Bank dit ter kennis van het fondsbestuur. De in dit lid bedoelde organisaties mogen niet tot openbaarmaking van de opmerkingen van de Bank in de pers, of anderszins, overgaan.
Indien het Hof het verzoek toewijst, bepaalt zij de duur waarvoor de bewindvoerder is aangesteld. Zij kan deze duur op verzoek van de Bank of van de bewindvoerder verlengen dan wel verkorten. Het Hof kan de bewindvoerder een bezoldiging toekennen ten laste van het fonds of van de onderneming waaraan het fonds is verbonden.
Jaarlijks brengt de Bank aan de minister verslag uit omtrent haar bevindingen betreffende de toepassing van deze landsverordening.
De ondernemingspensioenfondsen zijn verplicht tot vergoeding van de kosten, die aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden zijn. Bij ministeriële regeling worden hiervoor nadere regels gesteld.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen, de Sociaal-Economische Raad en de Bank gehoord, nadere regels tot uitvoering van deze landsverordening worden vastgesteld.
De minister kan, de Bank gehoord, in bijzondere gevallen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 15, 17, 19 en 25 ontheffing verlenen, indien hij van oordeel is, dat de belangen van de betrokken deelnemers en gewezen deelnemers voldoende gewaarborgd zijn. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen voorschriften worden verbonden; zij kan voorts worden gewijzigd en ingetrokken. Van een ontheffing wordt mededeling gedaan in de Landscourant.
Het is een ieder verboden, hetgeen hem in zijn ambt, betrekking of hoedanigheid ten gevolge van de uitvoering of toepassing van deze landsverordening betreffende aangelegenheden van ondernemingspensioenfondsen blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan dat ambt, die betrekking of die hoedanigheid met zich brengt.
Een voor de datum van afkondiging van deze landsverordening opgericht ondernemingspensioenfonds dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, wordt geacht rechtspersoon te zijn vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van deze landsverordening. Het bepaalde in artikel 4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een voor de datum van afkondiging van deze landsverordening opgericht ondernemingspensioenfonds met dien verstande dat de verplichting bedoeld in de eerste volzin van dat artikellid binnen één maand vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van dat artikellid moet worden nagekomen.
De artikelen 6, 7 en 8 van deze landsverordening gelden met betrekking tot de deelnemers van ondernemingspensioenfondsen vanaf het tijdstip waarop de statuten en reglementen aan het in die artikelen bepaalde voldoen, doch in elk geval, nadat een maand sinds de inwerkingtreding van deze landsverordening is verstreken.
De vrouw met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling ten tijde van de inwerkingtreding van deze landsverordening is gehuwd verkrijgt in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gewezen deelnemer heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen die uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het derde lid van artikel 8 van deze landsverordening is van overeenkomstige toepassing.