Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | personeel en organisatie |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 25 september 1961, gepubliceerd in P.B. 1961, no. 149, en in werking getreden op 1 maart 1966.
De dag van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 25-11-1965 (P.B. 1965, no. 186). Dit inwerkingtredingbesluit is gewijzigd bij landsbesluit van 12-3-1966 (P.B. 1966, no. 79), waarbij is bepaald dat artikel 2 in werking treedt per 1-5-1966.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 2 leden 2 en 3 van de Landsverordening van de nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | Geconsolideerde Tekst (GT) | 15-03-2013 AB 2013, GT no. 174 | onbekend |
De ambtenaren of personen, die krachtens de artikelen 184 en 185 van het Wetboek van Strafvorderingbelast zijn met de opsporing van de strafbare feiten en in wier beëdiging als opsporingsambtenaar niet in enige andere wettelijke regeling is voorzien, leggen bij de aanvaarding van hun bediening in handen van de Minister van Justitie, hierna te noemen: de minister, de volgende eed of de met deze eed gelijkgestelde belofte af:
"Ik zweer (beloof), dat ik geen enkele gift, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, zal aannemen van iemand, die - naar ik kan weten of vermoeden - is of zal worden betrokken bij een rechtszaak, waarbij mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen; dat ik mijn post zal waarnemen met eerlijkheid, nauwgezetheid, onzijdigheid en zonder aanzien van personen en dat ik mij in de uitoefening van mijn bediening gedragen zal zoals het aan eerlijke ambtenaren, belast met het opsporen van strafbare feiten, betaamt. Zo waarlijk helpe mij God almachtig. (Dat beloof en verklaar ik).".