Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regels op het gebied van de prijzen van goederen en diensten |
Citeertitel | Prijzenverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 19 juli 1961, gepubliceerd in P.B. 1961, no. 117, en in werking getreden op 25 juli 1961.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Art. 8, 12 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 761 | onbekend |
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:
In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid wordt een verbod als bedoeld in dat lid onder a, voor zover het betrekking heeft op de honoraria, prijzen of tarieven van de diensten, verricht door vrije-beroepsbeoefenaren, vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, na overleg met de organisaties van vrije-beroepsbeoefenaren die daarvoor naar het oordeel van de minister in aanmerking komen.
Een krachtens het eerste lid, onder a, vastgestelde regeling wordt evenals de regeling tot haar wijziging of intrekking bekendgemaakt in het Afkondigingsblad. De minister kan gelasten dat de bekendmaking van de regeling in de oorspronkelijke of in een aan de behoefte aangepaste vorm tevens geschiedt in een of meer dagbladen die in Sint Maarten worden verspreid.
De beslissing op een verzoek tot ontheffing wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief medegedeeld; indien de beslissing een weigering inhoudt, bevat de mededeling tevens een opgave van de gronden waarop zij steunt.
Verleende ontheffingen worden met redenen omkleed bekend gemaakt in de Landscourant.
De minister kan van een ieder de inlichtingen verlangen, die deze nodig acht om te kunnen oordelen of aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 2, eerste of tweede lid.
De minister kan, indien er aanwijsbare omstandigheden zijn, op grond waarvan deze kan vermoeden, dat er aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 2, eerste of tweede lid, van naar oordeel van de minister daarbij betrokkenen, inzage van alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers verlangen, waarvan deze raadpleging nodig acht om zich van het al of niet gegrond zijn van die vermoedens te overtuigen.
In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan krachtens een bijzondere last van de minister en vergezeld van een ambtenaar van het openbaar ministerie. Van het binnentreden wordt binnen tweemaal 24 uur proces-verbaal opgemaakt, waarin van het tijdstip van binnentreden en van het daarmee beoogde doel melding wordt gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt onverwijld aan de bewoner uitgereikt.
Zij, die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding zijn verplicht, kunnen zich verschonen van het geven van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts raadpleging van de artikel 5, eerste lid, bedoelde boeken, bescheiden, en andere gegevensdragers weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding hen daartoe noopt.
Indien in deze landsverordening geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de landsverordening nadere regeling behoeven, kan dit geschieden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Een gedraging in strijd met het bij artikel 6 bepaalde, alsmede een gedraging in strijd met het krachtens artikel 7 bepaalde, indien uitdrukkelijk aangeduid als een strafbaar feit, wordt beschouwd als overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de tweede categorie.
Een in artikel 8 strafbaar gesteld feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien het begaan wordt door personen, die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of het doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbare feit hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.
Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, door een van deze. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan zijn medebrenging gelasten.
Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen, aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, van een van deze of de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstige toepassing van artikel 130, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Bij veroordeling wegens een feit, strafbaar gesteld bij artikel 8, kunnen worden verbeurd verklaard:
goederen, behorende tot de onderneming van de veroordeelde, waarin het feit begaan is, alsmede de voor die goederen in de plaats tredende tegenwaarde, ongeacht of deze goederen of tegenwaarde de veroordeelde toebehoren, doch slechts voor zover zij soortgelijk zijn aan en met betrekking tot het feit verband houden met die welke krachtens het onder a bepaalde voor verbeurdverklaring in aanmerking komen.
Met het opsporen van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen persoon, belast de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren en andere personen.
De opsporingsambtenaren zijn te allen tijde bevoegd om in beslag te nemen alsmede ter inbeslagneming de uitlevering te vorderen van alle voorwerpen, die tot ontdekking van de waarheid kunnen dienen, of waarvan verbeurdverklaring, vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden bevolen.