Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 14de juli 1958 ter uitvoering van artikel 17, tweede lid, van de Landsloterijverordening 1949 (P.B. 1949, no. 116)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 14de juli 1958 ter uitvoering van artikel 17, tweede lid, van de Landsloterijverordening 1949 (P.B. 1949, no. 116)
CiteertitelReglement voor de Directeur Landsloterij
Vastgesteld doorGouverneur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling betreft de Landsloterij. Na 10 oktober 2010 is deze regeling een regeling van het land Curaçao geworden omdat de Landsloterij een Curacaose NV is. Omdat de Landsloterij actief is in Sint Maarten met een depothouder in Sint Maarten, is deze regeling ter informatie opgenomen.

Deze regeling is nog niet aangepast aan de huidige staatkundige situatie.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Dit landsbesluit vervangt het besluit van de 12de december 1949 (P.B. 1949, No. 138), ter uitvoering van artikel 17, tweede lid, van de Landsloterijverordening 1949 (P.B. 1949, No. 116).

De oorspronkelijke regeling is in werking getreden met ingang van 22-07-1958, met terugwerkende kracht voor wat betreft art. 3 tot 01-01-1958 en voor wat betreft art. 1, 5, 7, 8 en 9 tot 16-05-1955.

De datum van inwerkingtreding van de wijzigingsregeling (art 3, 7 en 9) van 12-12-1968 (P.B. 1968, no. 193) is niet bekend.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsloterijverordening 1949, art. 17, tweede lid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten

21-07-2010

A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 14de juli 1958 ter uitvoering van artikel 17, tweede lid, van de Landsloterijverordening 1949 (P.B. 1949, no. 116)

 

 

Artikel 1

Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

directeur

:

de directeur van de Landsloterij, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Landsloterijverordening 1949 (P.B, 1949, no. 116);

raad

:

de Raad van Toezicht en Advies, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Landsloterijverordening 1949;

ambtenaar

:

de landsdienaar, die door de Gouverneur in vaste dienst is benoemd.

Artikel 2
  • 1.

    Het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 6, 8, 9, 14 tot en met 26, alsmede 29 tot en met 68, van de Beschikking Richtlijnen Ambtenaren 1948 (P.B. 1948, No. 63), onderscheidenlijk de regelen, welke ter vervanging van eerstgenoemde bepalingen voor de ambtenaar worden gesteld, zijn voor de directeur van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De directeur moet de leeftijd van tenminste dertig jaren hebben bereikt.

  • 3.

    De disciplinaire straffen, met uitzondering van het ontslag, worden door de Minister van Financiën opgelegd.

Artikel 3

De directeur geniet een honorarium gelijk aan de bezoldiging welke is vastgesteld voor ambtenaren in dienst van de Nederlandse Antillen, die een betrekking bekleden, welke voorkomt in bezoldigingsschaal 11 van bijlage A van het Bezoldigingslandsbesluit 1968 (P.B. 1968, no. 175) vermeerderd met het bedrag dat aan kindertoelage zou zijn toegekend indien hij tot ambtenaar in dienst van de Nederlandse Antillen zou zijn aangesteld.

Artikel 4
  • 1.

    De directeur heeft aanspraak op vrijstelling van dienst en buitengewone vrijstelling van dienst, met behoud van honorarium, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar die niet behoort tot het personeel van het onderwijs, onderscheidenlijk voor die ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel.

  • 2.

    Vrijstelling van dienst of buitengewone vrijstelling van dienst wordt verleend door de voorzitter van de raad.

  • 3.

    De directeur kan tegen de weigering of intrekking van een vrijstelling van dienst in beroep komen bij de Minister van Financiën.

Artikel 5
  • 1.

    De directeur heeft aanspraak op binnenlands verlof, buitenlands verlof en overtocht of vergoeding van overtochtskosten, alsmede kort-verlof, met behoud van een honorarium, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 2.

    Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde regelen treedt de Minister van Financiën in de plaats van de Gouverneur.

Artikel 6
  • 1.

    De directeur heeft, indien hij tengevolge van ongeval of ziekte verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, aanspraak op ziekteverlof en een verlofhonorarium, alsmede op overtocht of vergoeding van overtochtskosten, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 2.

    Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde regelen treedt de Minister van Financiën in de plaats van de Gouverneur.

Artikel 7
  • 1.

    De directeur heeft aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling en verpleging in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8 en 16.

  • 2.

    In geval van overlijden van de directeur komen de begrafeniskosten ten laste van het Land in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor het geval van overlijden van een ambtenaar onderscheidenlijk daarvoor worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.

  • 3.

    In geval overlijden van de directeur wordt zijn honorarium doorbetaald tot het einde van de kalendermaand, waarin het overlijden plaats vond. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de directeur wordt aan de langstlevende echtgenoot een som uitgekeerd, gelijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse inkomsten op het tijdstip van overlijden. Indien de overleden directeur op het tijdstip van overlijden niet in actieve dienst was, wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal hetgeen hij als inkomsten zou hebben genoten, indien hij op de eerste der maand van het overlijden in activiteit was geweest.

    Indien de overleden directeur geen betrekking als bovenbedoeld nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de directeur. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen. Laat de overleden directeur ook geen zodanige betrekkingen na, dan kan het bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overledene voor de betaling dier kosten ontoereikend is.

    Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de directeur wordt aan de langstlevende echtgenoot een geldsbedrag uitgekeerd, ter compensatie van het door de betrokkene niet genoten of gedeeltelijk niet genoten verlof in de zin van het Curaçaos Verlof reglement 1946. Het geldsbedrag is gelijk aan het bedrag dat aan verlofbezoldiging zou zijn uitgekeerd gedurende het verlof, indien het verlof zou zijn genoten. Indien de overleden directeur op het tijdstip van overlijden niet in actieve dienst is, wordt het bedoelde geldsbedrag berekend naar de inkomsten welke de overledene zou hebben genoten, ware hij op de eerste der maand van het overlijden in actieve dienst geweest.

Artikel 8
  • 1.

    De tegemoetkomingen ingevolge artikel 7 worden door de Minister van Financiën verleend.

  • 2.

    Verzoeken om verlening van een tegemoetkoming, als bedoeld in het vorige lid, worden door tussenkomst van de raad bij de Minister van Financiën ingediend.

Artikel 9

Voor de toepassing van de regelen bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7 wordt de directeur gelijkgesteld met de ambtenaar aan wiens betrekking een aanvangsbezoldiging is verbonden, waarbij een pensioengrondslag behoort van ƒ 9240,—..

Artikel 10
  • 1.

    De directeur heeft in geval van hem opgedragen dienstreizen aanspraak op vrije overtocht of vergoeding van reiskosten en vergoeding voor teerkosten, alsmede op vergoeding voor verhuiskosten binnen de Nederlandse Antillen, in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

  • 2.

    Voor de toepassing van de in het vorige lid bedoelde regelen treedt de Minister van Financiën in de plaats van de Gouverneur en wordt de directeur geacht in de eerste klasse te zijn gerangschikt.

  • 3.

    Indien de directeur in verband met een hem opgedragen dienstreis gebruik maakt van een vliegtuig, wordt te zijnen behoeve een verzekering gesloten tegen de risico's voortvloeiend uit de vliegreis tot een verzekerde som van vijfenzeventig duizend gulden, overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de ambtenaar onderscheidenlijk voor de ambtenaar worden gesteld.

Artikel 11
  • 1.

    Onverminderd de bevoegdheden van de raad ingevolge de Landsloterijverordening 1949 geschiedt de toepassing van de bepalingen en regelen, bedoeld in de artikelen 2, 5, 6, 7 en 10, zoveel mogelijk nadat de raad is gehoord.

  • 2.

    De raad kan met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde toepassing voorstellen doen.

Artikel 12

De gewezen directeur heeft aanspraak op een wachtgeld in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de gewezen ambtenaar onderscheidenlijk voor de gewezen ambtenaar worden gesteld.

Artikel 13

De directeur, die niet tevens is ambtenaar in pensioengerechtigde dienst, heeft na "bekomen ontslag aanspraak op een uitkering bij wijze van pensioen in de omstandigheden en overeenkomstig de regelen, welke gelden voor de gewezen landsdienaar in niet-pensioengerechtigde dienst onderscheidenlijk voor die gewezen landsdienaar worden gesteld.

Artikel 14
  • 1.

    Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, dat kan worden aangehaald als „Reglement voor de Directeur Landsloterij", treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug:

    • a.

      ten aanzien van het bepaalde in artikel 3 tot en met 1 januari 1958;

    • b.

      ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 1, 5, 7, 8 en 9 tot en met 16 mei 1955.

  • 2.

    Met ingang van de dag na die van de afkondiging, bedoeld in het vorige lid, vervalt het besluit van de 12de december 1949 (P.B. 1949, No. 138), ter uitvoering van artikel 17, tweede lid, van de Landsloterijverordening 1949 (P.B. 1949, No. 116), zoals sindsdien gewijzigd.

    Overgangsbepalingen

Artikel 15

Indien bij de inwerkingtreding van artikel 2 in de schriftelijke benoeming van de directeur niet is vermeld, dat de benoeming in vaste of tijdelijke dienst is geschied, wordt de directeur geacht in vaste dienst te zijn benoemd.

Artikel 16

Verzoeken om verlening van tegemoetkoming op grond van artikel 7, eerste lid, terzake van onvermijdelijke uitgaven over een of meer driemaandelijkse perioden, liggende tussen 15 mei 1955 en de dag na die van afkondiging, bedoeld in artikel 14, eerste lid, kunnen alsnog binnen een half jaar na de dag na die van voormelde afkondiging overeenkomstig artikel 8, tweede lid, worden ingediend.