Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | EENVORMIGE LANDSVERORDENING houdende regeling van de tuchtrechtspraak over personen, die geneeskunst uitoefenen, zomede over apothekers |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | volksgezondheid; maatschappelijke zorg en welzijn |
Deze regeling kan op moment van plaatsing in de wettendatabank nog niet worden aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie.
Reden daarvoor is dat de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter vervanging van de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Nederlandse Antillen en Aruba nog niet in alle drie de landen is vastgesteld. Daarmee kan ook de daarin opgenomen Ministeriële Samenwerkingsraad nog niet functioneren; die Raad is de instantie die wijzigingen in de eenvormige landsverordeningen moet vaststellen.
In juridische zin betekent dit dat de regelingen op grond van de Samenwerkingsregeling niet kunnen worden aangepast tot het moment waarop Aruba de nieuwe Samenwerkingsregeling heeft goedgekeurd dan wel verworpen.
Het tijdstip van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 14-8-1958 (P.B. 1958, no. 99).
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 16 en 19 van de Landsverordening houdende regeling van de tuchtrechtspraak over personen die geneeskunst uitoefenen, zomede over apothekers
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Artikel 7, 14 en 18 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten | 21-07-2010 A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30 | onbekend |
Deze landsverordening verstaat onder:
De geneeskundige of tandheelkundige, die zich schuldig maakt aan gedragingen, welke het vertrouwen in de stand der geneeskundigen of tandheelkundigen ondermijnen, of aan nalatigheid, waardoor schade ontstaat voor een persoon, te wiens behoeve hem geneeskundige of tandheelkundige raad of bijstand gevraagd wordt of aan wie hij die raad of bijstand verleent, of die in de uitoefening van de geneeskunst of tandheelkunst blijk geeft van niet toelaatbare onkunde, kan, onverminderd zijn aansprakelijkheid ingevolge andere wettelijke voorschriften, worden onderworpen aan een van de maatregelen vermeld in artikel 7.
De vroedvrouw, die zich schuldig maakt aan gedragingen, welke het vertrouwen in de stand der vroedvrouwen ondermijnen, of aan nalatigheid, waardoor schade ontstaat voor een zwangere vrouw of kraamvrouw, te wier behoeve haar verloskundige raad of bijstand gevraagd wordt of aan wie zij die raad of bijstand verleent, of voor een met haar bijstand geboren kind, of die in de uitoefening van de verloskunst, voorzover zij daartoe bevoegd is, blijk geeft van niet toelaatbare onkunde, kan, onverminderd haar aansprakelijkheid ingevolge andere wettelijke voorschriften, worden onderworpen aan een van de maatregelen, vermeld in artikel 1.
De apotheker, die zich schuldig maakt aan gedragingen, welke het vertrouwen in de stand der apothekers ondermijnen, of aan nalatigheid, waardoor schade ontstaat voor een persoon, te wiens behoeve hem wordt gevraagd geneesmiddelen te bereiden of tot geneeskundig doel af te leveren of voor wie hij geneesmiddelen bereidt of tot geneeskundig doel aflevert, of die in de uitoefening van de artsenijmengkunst blijk geeft van niet toelaatbare onkunde, kan, onverminderd zijn aansprakelijkheid ingevolge andere wettelijke voorschriften, worden onderworpen aan een van de maatregelen, vermeld in artikel 7.
Ten aanzien van een geneeskundige, een tandheelkundige, een vroedvrouw of een apotheker, die door ziels- of lichaamsziekte of door ouderdoms- of lichaamsgebreken ongeschikt moet worden geacht voor de uitoefening van de praktijk, kunnen de maatregelen, vermeld onder d en e van het eerste lid van artikel 7, worden toegepast.
Ten aanzien van een geneeskundige, een tandheelkundige, een vroedvrouw of een apotheker, die een gewoonte maakt van drankmisbruik of misbruik van middelen als bedoeld in de Verordening van de 30ste Juli 1929, houdende vaststelling van bepalingen betreffende het opium en andere verdovende middelen (P.B. 1940, no. 138), of misbruik van die pharmacologische middelen, waarbij psychische veranderingen kunnen optreden, wordt de maatregel, vermeld onder e van het eerste lid van artikel 7, toegepast.
Het College kan bepalen, dat de ontzegging niet zal ingaan, mits de betrokkene zich onderwerpt aan een ontwenningskuur, de duur van twee jaar en z&t maanden niet te boven gaande, en hij tijdens de duur daarvan geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid. De ontzegging zal alsnog ingaan, wanneer het College zulks gelast op grond dat de betrokkene een ontwenningskuur, voorgeschreven door een ten genoegen van het College door hem te kiezen geneeskundige, binnen een door het College te stellen termijn niet naleeft of op grond dat hij geneeskunst, onderscheidenlijk de artsenijmengkunst uitoefent voordat de geneeskundige, die de kuur heeft voorgeschreven, in overleg met de Inspectie voor de Volksgezondheid de kuur heeft beëindigd verklaArtikel Gelijke last kan het College geven op
grond dat de betrokkene in gebreke blijft binnen de door het College gestelde termijn een geneeskundige ten genoegen van het College te kiezen.
Bij ontstentenis worden de in de vorige leden bedoelde personen vervangen door plaatsvervangers, die aan dezelfde vereisten voor benoembaarheid moeten voldoen als degenen, ter vervanging van wie zij optreden. Tenzij het tegendeel blijkt, zijn in deze landsverordening onder de voorzitter en de leden van het College hun plaatsvervangers begrepen,
Onverminderd het in artikel 9 bepaalde zijn tot voorzitter en leden van het College benoembaar Nederlanders, die in de Nederlandse Antillen hun woonplaats hebben en de leeftijd van dertig jaren hebben bereikt. Personen, van overheidswege met het toezicht op de Volksgezondheid belast, zijn niet benoembaar. Indien een lid van het College met dit toezicht wordt belast, houdt zijn lidmaatschap van dit College op.
Het bepaalde in de artikelen 23, 24, 25 en 26 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B.1951, no.134) vindt te hunnen aanzien overeenkomstige toepassing, dien verstande, dat zij door het Hof van Justitie kunnen worden ontslagen op in evengenoemd artikel 23, eerste lid onder a en b genoemde gronden, zomede wegens overtreding van het in artikel 16 van deze landsverordening beide, en dat zij door het Hof van Justitie worden ontvangen op de in evengenoemd artikel 23, tweede lid onder a genoemde grond, zomede indien zij hun woonplaats overbrengen naar een plaats buiten de Nederlandse Antillen.
Aan het College worden een secretaris zomede een plaatsvervangende secretaris toegevoegd. Deze worden door de Gouverneur benoemd, geschorst en ontslagen.
Een zaak wordt voor het College aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van een ter beoordeling van het College rechtstreeks belanghebbende of van een overheidswege met het toezicht op de Volksgezondheid persoon of orgaan of van het bestuur van een faam, bij hetwelk de geneeskundige, tandheelkundige, vroedvrouw of apotheker in dienst is of waarbij deze voor
het verlenen van geneeskundige, tandheelkundige, kundige of arstenijmengkundige hulp is ingeschreven.
Zodra een klacht is binnengekomen, stelt de voorzitter een voorlopig onderzoek in. Blijkt dat de klacht ingediend door iemand, die daartoe niet ingevolge het eerste lid bevoegd is, dan verklaart het College de klager der nader onderzoek niet ontvankelijk. Blijkt dat de kennelijk ongegrond of van onbeduidende aard is, dan het College haar zonder nader onderzoek afwijzen. In andere gevallen neemt het College een beslissing niet ë nadat degene over wie geklaagd is opgeroepen en, ingeval van verschijning, gehoord is.
Intrekken van de klacht nadat zij is ingekomen neerleggen van de praktijk door de geneeskundige, de tandheelkundige, de vroedvrouw of de apotheker die bij de zaak is betrokken, heeft op de verdere behandeling geen invloed wanneer naar het oordeel van het College het algemeen lang vordert, dat de behandeling wordt voortgezet.
Indien de behandeling van een zaak niet mogelijk blijkt zonder dat degene over wie geklaagd is gehoord wordt, en deze, hoewel krachtens artikel 12 opgeroepen, niet is verschenen en het College desondanks van oordeel is dat het algemeen belang de afdoening vordert, kan het College beslissen dat hij of zij op een daarbij te bepalen dag moet verschijnen. ledere beslissing houdt de overwegingen in waarop zij steunt.
Ieder die als getuige of deskundige is opgeroepen, is verplicht aan die oproeping gevolg te geven. Hij die als getuige of deskundige is opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen of zijn diensten als deskundige te verlenen, een en ander behoudens geldige redenen van verschoning op grond van de verplichting tot geheimhouding uit hoofde van stand, beroep of ambt, als in artikel 252 van het Wetboek van Strafvordering bedoeld.
Indien tegen een geneeskundige, een tandheelkundige, een vroedvrouw of een apotheker een klacht is ingediend ingevolge Artikel 12 van deze verordening en bij de behandeling van deze klacht blijkt, dat in de strafzaak t.a.v. het feit waarop de klacht betrekking heeft, door de Rechter is gedaan óf blijkt, dat de betrokkene t.a.v. dat feit een civiele procedure heeft gevoerd, kan op eenvoudig verzoek v.d. voorzitter v.h. College door de president v.h. Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen worden bepaald, dat het betreffende dossier geheel of ten dele door de griffier van dat Hof voor ten hoogste 14 dagen ter inzage v.h. college wordt gegeven.
Indien de betreffende zaak nog in behandeling is kan zodanige inzage ook worden verleend, doch kan hierbij worden bepaald, dat zulks slechts ter Griffie van het Hof op een door de President eerder vermeld vast te stellen tijdstip plaats vinden.
Bij een met redenen omklede beschikking kan inzage als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel door de President van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen worden geweigerd.
De leden van het College, zomede de secretaris en de plaatsvervangende secretaris, zijn verplicht tot geheimhouding van de bij het College aanhangige zaken, van de beraadslagingen over en van de beslissingen op een zaak, voorzover niet op grond van de bepalingen van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in artikel 19, mededeling aan ambtenaren van politie of justitie wordt vereist.
Hoger beroep kan worden ingesteld:
door degeen, ten aanzien waarvan een der maatregelen, bedoeld in artikel 7, lid l is toegepast; door degeen, op wiens schriftelijke klacht, als bedoeld in artikel 12, de zaak aanhangig is gemaakt, doch alleen indien niet-ontvankelijkverklaring, afwijzing zonder nader onderzoek, of niet-toepassing na onderzoek, van een der in artikel 7, lid l bedoelde maatregelen is gevolgd.
Het bepaalde in artikel 2:151 van het Wetboek van Strafrecht vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de geneeskundige, tandheelkundige, vroedvrouw of apotheker, die
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt verder geregeld de wijze van behandeling van klachten, zo in eerste aanleg als in hoger beroep, zomede alles wat voor de uitvoering van deze landsverordening verder voorziening vordert.