Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 2 van de Stuwadoorslandsverordening |
Citeertitel | Stuwadoorsbesluit |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | arbeidsregelgeving |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 6 juni 1946, gepubliceerd in P.B. 1946, no. 87, en in werking getreden op 1 juli 1946.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Stuwadoorslandsverordening, artikel 2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 27-03-2013 AB 2013, GT no. 342 | onbekend |
HOOFDSTUK I Voorschriften als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub a, b, c, e, f, g en h van de Stuwadoorslandsverordening
§ 1. De veiligheid in verband met de te verrichten werkzaamheden, het vervoer in het bedrijf van de havenarbeiders naar en van de plaatsen waar die werkzaamheden verricht worden inbegrepen
Indien voor het geven van toegang tot het zeeschip loopplanken gebruikt worden, moeten deze aan de boordzijde stevig bevestigd zijn; zij moeten een breedte hebben van ten minste 0,50 m en moeten ten minste aan één zijde van voldoende sterke leiders zijn voorzien, die op doelmatige hoogte zijn aangebracht.
Met deze vaartuigen mag geen groter aantal personen tegelijkertijd worden vervoerd dan de veiligheid van de vaart toelaat, welk aantal op een goed zichtbare plaats op elk vaartuig moet zijn vermeld. Indien behalve personen tevens goederen worden vervoerd, wordt voor elke 75 kg vervoerd goed, het aantal toe te laten personen met één verminderd.
Met deze voertuigen mag geen groter aantal personen tegelijk worden vervoerd, dan de veiligheid toelaat, welk aantal op een goed zichtbare plaats op elk voertuig moet zijn vermeld. Indien behalve personen tevens goederen worden vervoerd, wordt voor elke 75 kg vervoerd goed het aantal toe te laten personen met één verminderd.
Aan een zeeschip, waarheen havenarbeiders over water worden vervoerd, moet een statietrap of een goede, binnenboords bevestigde, stormladder van voldoende lengte aanwezig zijn, opdat vanuit de in artikel 2 bedoelde vaartuigen gemakkelijk de bovenzijde van de verschansing kan worden bereikt, tenzij toegang tot het zeeschip wordt verkregen door middel van ladders, geplaatst op een langszij liggend vaartuig van voldoende grootte.
§ 2. Het voorkomen van ongevallen en het verlenen van hulp bij ongevallen
Ter plaatse, waar de stuwadoorsarbeid verricht wordt, moeten de zich op minder dan 1,80 m boven de vloeren, bordessen of traptreden bevindende, gevaar doen vrezende, delen van:
voldoende zijn beschut en in goede staat van onderhoud verkeren.
Ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid verricht wordt, moeten hijskranen, lieren, elevators en andere hefwerktuigen aan de volgende vereisten voldoen:
hijskranen, lieren of andere hefwerktuigen moeten voorzien zijn van middelen waardoor bij het ophijsen van de last, het onverhoeds neerdalen ervan kan worden voorkomen, terwijl bij het neerlaten van de last door een doelmatige, goede werkende rem of andere inrichting de snelheid moet kunnen worden geregeld en onmiddellijk stil zetten van het werktuig steeds mogelijk moet zijn;
aan de hijskranen of andere hefwerktuigen moeten ter plaatse, waar de werklieden zich daarbij bevinden moeten, om deze te bedienen, alsmede op de toegangswegen tot die plaatsen, zodanige inrichtingen zijn aangebracht, dat de werklieden beveiligd zijn tegen ongevallen door gevaar veroorzakende delen van drijfwerk, door elektrische geleidingen of toestellen, door onbeklede stoomleidingen, door vallen of door vallende voorwerpen;
Met hijskranen mogen geen zwaardere lasten worden verplaatst dan overeenkomt met het hefvermogen van die werktuigen, dat uit een oogpunt van veiligheid ten hoogste kan worden toegelaten. Dat hefvermogen moet op de hijskranen op een goed zichtbare plaats vermeld staan, terwijl het bij kranen met verstelbare dirk automatisch bij elke stand van de dirk moet worden aangegeven.
Ten aanzien van ruimen, tussendekken, bunkerruimen en andere onder het opperdek gelegen plaatsen van een zeeschip, waaraan stuwadoorsarbeid verricht wordt, gelden de volgende voorschriften:
de toegangsmiddelen tot die plaatsen moeten bestaan uit vaste ruimladders, trappen of losse ladders, die in goede staat van onderhoud verkeren en waarvan de handgrepen of sporten tot de bovenkant van het luikhoofd reiken en op onderling gelijke afstand zijn aangebracht, zodat op- en afklimmen onbelemmerd en zonder gevaar kan geschieden;
Stellingen, waarop stuwadoorsarbeid verricht wordt en die van de wal naar het schip leiden, moeten aan de volgende vereisten voldoen:
de stellingen moeten in goede staat verkeren en de vloeren moeten zó zijn samengesteld, dat stellingpalen en jukken hoofdzakelijk tot steun en borg dienen. De helling van de vloer mag niet groter zijn dan voor een veilig gebruik van lorries of steekwagens toelaatbaar is. Daartoe moet, wanneer de hoogte van het dek boven de wal tot een gevaarlijke helling van de vloer aanleiding zou geven, de stellingvloer rusten op een juk; het juk moet met kettingen aan het boord bevestigd zijn en de stellingpalen moeten gewaarborgd zijn tegen afglijden van het juk;
de stellingen moeten een breedte hebben van ten minste 1,40 m. Indien deze stellingen in de breedte uit verschillende planken bestaan, moeten deze planken ten minste 0,07 m dik zijn en onderling verbonden zijn door daaronder aangebrachte leggers van ten minste 0,10 m bij 0,10 m in doorsnede, welke leggers op niet meer dan 1,50 m afstand van elkaar verwijderd mogen zijn, terwijl zij ten minste 0,15 m buiten de planken moeten uitsteken.
Ten aanzien van hangstellingen buiten boord, waarop stuwadoorsarbeid verricht wordt, en ten aanzien van de arbeid op zulke stellingen gelden de volgende voorschriften:
de hangstellingen moeten in goede staat verkeren en bestaan uit planken van ten minste 0,05 m dikte, goed bevestigd aan twee leggers, welke niet minder dan 0,20 m buiten de planken uitsteken. De vier stellingtouwen moeten van voldoende dikte zijn en elk afzonderlijk binnenboord worden vastgezet, terwijl de buitenstellingtouwen iets meer moeten zijn doorgehaald dan die, welke zich tegen de zijde van het schip bevinden;
Ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid verricht wordt, moet aan de volgende voorschriften zijn voldaan:
ladders moeten van beveiligingsmiddelen tegen uitglijden, omvallen of sterk doorbuigen zijn voorzien; zij moeten ten minste 0,80 m uitsteken boven de plaats, waartoe zij toegang geven, voor zover niet op andere wijze voldoende zekerheid bij het op- en afstappen wordt geboden; de sporten moeten in het hout van de bomen rusten en mogen niet uitsluitend zijn opgespijkerd of aangeschroefd; houten ladders mogen niet geverfd zijn;
liften met toebehoren moeten in goede staat van onderhoud verkeren en van doelmatige veiligheidsinrichtingen zijn voorzien; in het bijzonder, tenzij de lift een continu-lift is, van veiligheidsinrichtingen, die beletten, dat de bak kan neerstorten en die verzekeren, dat alle toegangen veilig worden afgesloten en dat de liftbak automatisch stil gezet wordt als hij de uiterste standen heeft bereikt;
Ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid verricht wordt, moet ten aanzien van de daarbij gebezigde, hieronder vermelde werktuigen aan de volgende voorschriften zijn voldaan:
Door of namens de havenmeester kan voorwaardelijk of onvoorwaardelijk vrijstelling worden verleend van het bepaalde in het eerste lid, onder c, ten aanzien van hijswerktuigen, welke zó zijn ingericht, dat de bediening van meer dan één van die werktuigen door slechts één persoon veilig kan geschieden.
Zo nodig moeten ten aanzien van kettingwerk, dat ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid wordt verricht, gebezigd wordt, de herkomst, het jaar van aanmaak, de veilig toelaatbare belasting, zomede de tijdstippen van beproeving en van uitgloeiing genoteerd worden in een door of namens het hoofd of de bestuurder van de onderneming bij te houden register. De in het register vermelde, veilig toelaatbare, belasting en een mede in het register aangegeven merkteken moeten op het kettingwerk zijn ingeslagen. Het register, waarvan het model door de havenmeester wordt vastgesteld, moet op aanvraag onverwijld ter inzage worden verstrekt aan de bij artikel 3, eerste lid, van de Stuwadoorslandsverordening bedoelde ambtenaren.
Het kettingwerk en het overige los- en laadgerei dat ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid wordt verricht, gebezigd wordt, moet voor zover de aard van die hulpmiddelen beproeving nodig en mogelijk maakt, aan een beproeving of een periodieke beproeving worden onderworpen. Voldoende bewijs moet kunnen worden geleverd, dat het behoorlijk en tijdig met gunstige uitslag is beproefd.
Ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid verricht wordt en zich vaste, vloeibare of gasvormige stoffen bevinden, die ontplofbaar of licht ontvlambaar zijn, mag geen ander dan goed geïsoleerd kunstlicht worden gebezigd en geen vuur aanwezig zijn.
Indien op een zeeschip tien of meer personen en indien in een loods of op een afgesloten terrein 25 of meer personen stuwadoorsarbeid verrichten, moet ter plaatse ten minste één persoon aanwezig zijn, die belast is met het verlenen van eerste hulp bij ongevallen en ten aanzien van wie een bewijs kan worden overgelegd, waaruit blijkt dat hij met verlenen van eerste hulp bij ongevallen vertrouwd is.
§ 3. Het voorkomen van schade aan de gezondheid ten gevolge van de arbeid
Ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid verricht wordt, moet aan de volgende voorschriften zijn voldaan:
voor de havenarbeiders, die werken aan stuivende ladingen, waarvan het stof schadelijk of hinderlijk is voor de ogen of ademhalingsorganen, zoals pek, sommige ertsen, zwavel, slakkenmeel, fosfaat, moeten doelmatige brillen en doelmatige inrichtingen, ter voorkoming van de inademing van schadelijke stoffen, kosteloos ter beschikking gesteld worden;
§ 5. Het bevorderen van de zindelijkheid
Indien havenarbeiders bij het verrichten van stuwadoorsarbeid aan grote warmte, stof of vuil zijn blootgesteld, moet ingeval de arbeid plaats vindt op een terrein, behorende tot of in gebruik zijnde bij een stuwadoorsonderneming, of op een schip, dat aan een dergelijk terrein gemeerd ligt, op dit terrein een doelmatig ingerichte en gelegen binnenshuis opgestelde bad- en wasgelegenheid aanwezig zijn, die op doelmatige tijden in verband met de schafttijden en het eind van die arbeid voor de arbeiders toegankelijk moeten wezen.
§ 6. Kleedkamers, kledingbergplaatsen en schaftlokalen
Ter plaatse, waar stuwadoorsarbeid verricht wordt, moet aan de volgende voorschriften worden voldaan:
voor de havenarbeiders moeten voor gebruik als kleedkamer doelmatig-gelegen, door een opschrift aangewezen ruimten aanwezig zijn. Deze ruimten moeten doelmatig zijn ingericht voor berging van kleren, die de werklieden vóór hun arbeid dragen; zij mogen geen deel uitmaken van werklokalen, noch van schaftlokalen;
indien stuwadoorsarbeid wordt verricht op een terrein, behorende tot of in gebruik zijnde bij een stuwadoorsonderneming, of op een zeeschip, dat aan een dergelijk terrein gemeerd ligt, en indien op of nabij dat terrein bij het laden en lossen van zeeschepen ten minste 25 arbeiders plegen te werken, moet aldaar een voldoende ruim, en behoorlijk verlicht schaftlokaal aanwezig zijn;
het bepaalde onder b is niet van toepassing, indien de regeling van de werktijden, de duur van de schafttijden of andere omstandigheden van plaatselijke aard het mogelijk maken, dat de arbeiders de schafttijden doorbrengen in hun woning of in een andere doelmatige lokaliteit, waar geen sterke drank verstrekt wordt en die voor hen kosteloos en zonder verplichting tot het maken van vertering toegankelijk is.