Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING regelende de praktijk als vroedvrouw |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | volksgezondheid |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 13 februari 1934, gepubliceerd in P.B. 1934, no. 53, en in werking getreden op 14 februari 1934
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010
Onbekend
Ministeriële regeling, ter uitvoering van artikel 9a, sub b, van de Landsverordening regelende de praktijk als vroedvrouw
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van de artikelen 1, eerste lid, onder b, en 8, tweede lid, van de Landsverordening regelende de praktijk als vroedvrouw
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | wijziging artikel 11 | 17-04-2015 AB 2015, no.9 | onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 19-04-2013 A.B. 2013, GT no. 798 | onbekend |
De voorzitter van de in het eerste lid, onderdeel 2°, onder b, bedoelde commissie is het Hoofd van de Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de Inspecteur-Generaal. De andere leden en hun plaatsvervangers worden op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de minister, bij landsbesluit benoemd.
Het in artikel 1, eerste lid, onderdeel 2°, onder b, bedoeld examen wordt niet afgenomen, dan na overlegging van:
hetzij een geldig, buiten Nederland of Suriname afgegeven akte van bevoegdheid als vroedvrouw, hetzij het bewijs, dat de kandidate een opleiding van ten minste twee jaar van een in Sint Maarten bevoegd geneeskundige heeft gehad en ten minste 20 gewone verlossingen en ten minste twee buitengewone verlossingen in tegenwoordigheid en onder leiding van een in Sint Maarten bevoegd geneeskundige heeft verricht;
Aan haar, dit met goed gevolg het in artikel 1, eerste lid, onderdeel 2°, onder b, bedoeld examen heeft afgelegd, wordt door de daarin genoemde commissie een akte van bevoegdheid uitgereikt.
Het is aan een vroedvrouw als bedoeld in artikel 1 verboden in Sint Maarten de praktijk als zodanig uit te oefenen, alvorens door de minister tot de uitoefening ervan te zijn toegelaten.
Het is aan een vroedvrouw als bedoeld in artikel 1 verboden de praktijk als vroedvrouw uit te oefenen alvorens:
in handen van de Gouverneur de volgende eed (belofte) te hebben afgelegd:
„Ik zweer (beloof), dat ik de verloskunst volgens de daarop wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik aan niemand zal openbaren wat in die uitoefening als geheim mij is toevertrouwd of te mijner kennis is gekomen, tenzij mijn verklaring als getuige of deskundige in rechten of ik anderszins tot het geven van mededeling door een algemene verordening verplicht wordt.
Indien een geneeskundige als bedoeld in het vorige lid niet aanwezig is op een tijdstip, waarop een noodzakelijke verloskundige kunstbewerking, welke zonder gebruikmaking van instrumenten kan geschieden, moet plaats vinden en niet langer kan worden uitgesteld, gaat de vroedvrouw zelf tot die kunstbewerking over. Tot deze handeling zijn niet bevoegd vroedvrouwen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 2°.
Indien een geneeskundige niet aanwezig is op een tijdstip waarop de toediening van een van de bij besluit van de minister aan te wijzen geneesmiddelen moet plaats vinden, gaat de vroedvrouw zelf tot de toediening van het geneesmiddel over. Tot deze handeling zijn niet bevoegd de vroedvrouwen bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 2°.
De vroedvrouw, die na 23 juli 1951 in Nederland een geldig diploma als zodanig heeft behaald, of die een aantekening op haar diploma heeft gekregen ingevolge de Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 12 juli 1951, Afdeling Volksgezondheid 1, No. 13150 (Ned. Stcrt. 1951, nr. 135), bezit naast de bevoegdheid tot het verrichten van de handelingen als in de artikelen 7, 8 en 9 van deze verordening bedoeld, bovendien nog de bevoegdheid tot: