Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING tot regeling van het toezicht op krankzinnigen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING tot regeling van het toezicht op krankzinnigen
CiteertitelLandsverordening toezicht op krankzinnigen
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpbestuur en recht; volksgezondheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 21 oktober 1921, gepubliceerd in P.B. 1922, no. 14, en in werking getreden op 1 januari 1923.

Bij deze regeling is geen citeertitel vastgesteld, maar in verwijzingen in andere regelgeving wordt zij wel toegepast.

Het tijdstip van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling is vastgesteld bij landsbesluit van 1-1-1923 (P.B. 1922, no. 66).

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Landsbesluit toezicht op krankzinnigen

Ministeriële regeling tot vaststelling van een model-geneeskundige verklaring ter constatering van krankzinnigheid

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-05-2015wijziging artikelen 19, 35 en 36

17-04-2015

AB 2015, no.9

onbekend
10-10-201030-05-2015geconsolideerde tekst (GT)

19-04-2013

AB 2013, GT no. 519

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING tot regeling van het toezicht op krankzinnigen

 

 

§ I. Inrichtingen tot verpleging en tot voorlopige opneming van krankzinnigen

Artikel 1
  • 1.

    Er bestaat in Sint Maarten ten minste één instelling die uitsluitend is ingericht als krankzinnigengesticht, bestemd voor de medische en verpleegkundige verzorging van psychiatrische patiënten.

  • 2.

    Indien en zodra niet van particuliere zijde een op de medische en verpleegkundige verzorging van psychiatrische patiënten gerichte instelling in stand wordt gehouden, voorziet de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de minister, ten laste van Sint Maarten in de oprichting en het beheer van een krankzinnigengesticht, dat ten minste toegankelijk is voor die categorie of categorieën van patiënten, waaraan geen bestaand krankzinnigengesticht toegang verschaft.

  • 3.

    De minister regelt naast het algemene toezicht, bedoeld in artikel 6, het bijzondere toezicht op, het bestuur van, de voorwaarden voor de opneming en verpleging, waaronder de verpleeggelden, in een krankzinnigengesticht als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 2
  • 1.

    Tot oprichting van een particulier krankzinnigengesticht is de vergunning van de minister vereist. Deze kan daaraan zodanige voorwaarden, waaronder de maximaal in rekening te brengen verpleeggelden, verbinden als hij in het belang van een deugdelijke uitvoering van deze landsverordening noodzakelijk acht.

  • 2.

    Als particulier krankzinnigengesticht wordt beschouwd elke inrichting, waarin iemand meer dan drie krankzinnigen, die niet tot zijn gezin behoren, verpleegt.

  • 3.

    Een particulier krankzinnigengesticht is uitsluitend tot verpleging van krankzinnigen bestemd.

Artikel 3
  • 1.

    Onder het bestuur of de bestuurder en onder de eerste geneeskundige van een particulier krankzinnigengesticht, bedoeld in artikel 2, wordt in het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde verstaan het orgaan of lid van het orgaan van het gesticht dat onderscheidenlijk de aan het gesticht verbonden geneeskundige die ingevolge de op het gesticht toepasselijke bepalingen met de betreffende bestuurlijke of geneeskundige aangelegenheid belast is of tot de behartiging daarvan het meest aangewezen is.

  • 2.

    Aan een particulier krankzinnigengesticht moet tenminste één bevoegde geneeskundige zijn verbonden.

Artikel 4
  • 1.

    Indien een particulier krankzinnigengesticht zonder vergunning van de minister is opgericht, wordt het op diens last gesloten.

  • 2.

    Indien een particulier krankzinnigengesticht niet voldoet aan de voorschriften van deze verordening en aan de voorwaarden, aan deze vergunning tot oprichting verbonden, zal de vergunning door de minister ingetrokken en het gesticht op diens last gesloten worden, indien niet alsnog binnen een door hem vast te stellen termijn naar behoren aan de voorschriften en de voorwaarden van deze verordening wordt voldaan.

  • 3.

    Het besluit tot sluiting van een gesticht wordt met redenen omkleed en in de Landscourant bekendgemaakt.

  • 4.

    Bij sluiting van een gesticht worden de daarin verpleegde krankzinnigen op kosten van hen, voor wier rekening zij verpleegd worden, binnen een door de minister te stellen termijn, door de zorg van het Hoofd van de Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de Inspecteur-Generaal, overgebracht naar andere krankzinnigengestichten.

Artikel 5

De minister wijst aan de plaatsen tot voorlopige opneming van krankzinnigen en stelt voorschriften vast, waaraan in die plaatsen betreffende de krankzinnigen moet worden voldaan.

§ II. Toezicht op verpleging van krankzinnigen en op krankzinnigengestichten

Artikel 6
  • 1.

    Hij die een krankzinnige verpleegt, is gehouden daarvan binnen tweemaal 24 uur na aanvang van de verpleging aangifte te doen bij de minister.

  • 2.

    De minister geeft van een aangifte als bedoeld in het eerste lid onverwijld kennis aan de procureur-generaal en aan de Inspecteur-Generaal.

  • 3.

    Verpleging vangt aan, zodra een geneeskundige, die bevoegd is om in Sint Maarten de geneeskunst uit te oefenen, het verzorgend personeel kennis geeft van de aard van de ziekte van de verpleegde.

  • 4.

    De geneeskundige, bedoeld in het derde lid, stelt de minister onverwijld van zijn diagnose in kennis.

Artikel 7
  • 1.

    Onverminderd het elders in deze verordening bepaalde, zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde belast de door de minister aangewezen geneeskundigen en ambtenaren van de Dienst Collectieve Preventie, alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2.

    De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      vrijelijk alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      woningen, waar krankzinnigen worden verpleegd of een zodanige verpleging wordt vermoed, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3.

    Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4.

    Op het binnentreden in woningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is titel X van het Derde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid.

  • 5.

    In de krankzinnigengestichten wordt te allen tijde vrije toegang verleend aan de procureur-generaal, de Inspecteur-Generaal en de minister.

  • 6.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 7.

    Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

  • 8.

    Zij, die krankzinnigen verplegen of die een krankzinnigengesticht besturen, alsmede de daaraan verbonden geneeskundigen, geven aan de procureur-generaal, de Inspecteur-Generaal en aan de minister de verlangde inlichtingen.

Artikel 8

[vervallen]

Artikel 9

[vervallen]

Artikel 10
  • 1.

    Van elke toepassing van een dwangmiddel op een verpleegde in een krankzinnigengesticht wordt dagelijks aantekening gehouden in een register, ingericht naar een door de minister vast te stellen model.

  • 2.

    Dit register wordt, behalve aan de Inspecteur-Generaal, op verlangen voorgelegd aan de procureur-generaal en de minister.

Artikel 11

De Inspecteur-Generaal of de minister bevindende, dat een krankzinnige buiten een krankzinnigengesticht wordt verwaarloosd, of in een niet voor de verpleging van krankzinnigen doelmatige woning wordt verpleegd, geeft hiervan onmiddellijk kennis aan de procureur-generaal.

Artikel 12
  • 1.

    Bij hun op onbepaalde tijden, doch althans eenmaal in de drie maanden, aan de krankzinnigengestichten te brengen bezoeken verzekeren de procureur-generaal, de Inspecteur-Generaal of de minister zich dat niemand wederrechtelijk daarin geplaatst of vastgehouden wordt en dat de verpleegden behoorlijk worden behandeld.

  • 2.

    Het bestuur van het gesticht zendt aan de procureur-generaal binnen twee maal 24 uur een schriftelijke kennisgeving van elke opneming, verplaatsing, verlof, ontslag of overlijden van een verpleegde, met vermelding van de redenen van de verplaatsing, het verlof of het ontslag en met opgave van de persoon, die de aanvraag mocht hebben gedaan.

§ III. Plaatsing en verblijf in een krankzinnigengesticht

Artikel 13
  • 1.

    Iedere meerderjarige bloedverwant of aangehuwde in de rechte lijn en in de zijlijn tot de derde graad, alsmede de echtgenoot, voogd of curator van een krankzinnige, zijn bevoegd om aan de minister machtiging te verzoeken om de krankzinnige voorlopig in een gesticht te doen plaatsen in het belang van de openbare orde of in dat van de krankzinnige zelf.

  • 2.

    Weigert de minister dan kunnen de verzoekers zich wenden tot het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hierna te noemen: het Hof.

Artikel 14
  • 1.

    De minister, of krachtens opdracht van de minister, de Korpschef of degene, die tot diens plaatsvervanger is aangewezen, kan bij ontstentenis van de in artikel 13 vermelde personen de voorlopige plaatsing in een gesticht ambtshalve bij bevelschrift gelasten.

  • 2.

    Hij is, indien de in artikel 13 vermelde personen van hun bevoegdheid geen gebruik maken, daartoe verplicht, wanneer hij de plaatsing van de krankzinnige onder verzekerd toezicht, in het belang van de openbare orde of ter voorkoming van ongelukken, noodzakelijk acht, of wanneer het hem gebleken is, dat een krankzinnige verwaarloosd wordt.

Artikel 15
  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de minister krankzinnigen in bewaring doen stellen.

  • 2.

    De minister geeft hiervan zo spoedig mogelijk kennis aan de procureur-generaal, met bijvoeging van de bescheiden, waaruit de krankzinnigheid blijkt.

  • 3.

    Deze bewaring vindt plaats in een door de minister krachtens artikel 5 aangewezen plaats tot voorlopige opneming.

  • 4.

    De duur van het in bewaring stellen mag nooit langer zijn dan strikt noodzakelijk.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk worden de nodige maatregelen genomen voor de voorlopige plaatsing in een gesticht.

Artikel 16
  • 1.

    Een meerderjarige die het op grond van zijn toestand wenselijk acht zich te doen verplegen in een krankzinnigengesticht, kan schriftelijk verzoeken daarin opgenomen te worden.

  • 2.

    Degene die op eigen verzoek in een krankzinnigengesticht is opgenomen, zal uiterlijk 24 uur na een daartoe strekkend verzoek zijnerzijds uit de inrichting worden ontslagen.

  • 3.

    De artikelen 13, 14 en 15 zijn niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 17
  • 1.

    Bij het in artikel 13 bedoelde verzoek moet worden overgelegd een uiterlijk drie dagen vóór het verzoek opgemaakte, ondertekende en met redenen omklede verklaring van een geneeskundige als bedoeld in artikel 6 waaruit blijkt, dat de persoon voor wie plaatsing in een gesticht verlangd wordt, in een toestand van krankzinnigheid verkeert.

  • 2.

    Bij de verzoeken kunnen bovendien omstandigheden vermeld en bescheiden overgelegd worden, waaruit de staat van krankzinnigheid nader blijkt.

  • 3.

    De minister geeft in de regel ambtshalve geen bevel tot voorlopige plaatsing in een gesticht af, dan na ontvangst van een verklaring van een geneeskundige als in het eerste lid van dit artikel bedoeld.

Artikel 18
  • 1.

    De minister is bevoegd, alvorens op het verzoek, bedoeld in artikel 13, te beschikken, de persoon, wiens plaatsing verzocht is, zijn bloedverwanten of aangehuwden, zijn echtgenoot, voogd of curator daarover te horen, wat eerstgenoemde betreft zo nodig in tegenwoordigheid van een geneeskundige door de minister aan te wijzen.

  • 2.

    [vervallen]

  • 3.

    [vervallen]

Artikel 19
  • 1.

    De opneming van een krankzinnige in een gesticht geschiedt tegen overlegging van een gewaarmerkt afschrift van het in artikel 14 bedoeld bevelschrift.

  • 2.

    Ingeval de rechter oordelende in strafzaken, met toepassing van artikel 1:80, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, heeft bevolen, dat iemand in een krankzinnigengesticht zal worden geplaatst, geschiedt de opneming van een zodanig persoon tegen overlegging van een uittreksel uit de onherroepelijk geworden uitspraak, die de plaatsing beveelt.

  • 3.

    Dit uittreksel en de expeditie van de in de artikelen 23, 24, 29 en 30 bedoelde rechterlijke beschikkingen moeten aan het bestuur van het gesticht worden overgelegd; zij worden vermeld in en bewaard bij een register, ingericht naar een door de minister vast te stellen model.

Artikel 20
  • 1.

    Bij elke plaatsing van een krankzinnige in een gesticht geeft de minister daarvan onverwijld kennis aan de personen in artikel 13 vermeld, voor zover deze personen in Sint Maarten gevestigd en bekend zijn.

  • 2.

    De minister zendt een afschrift van zijn bevel en de geneeskundige verklaring op grond waarvan het bevel is gegeven, ten spoedigste aan de procureur-generaal.

Artikel 21
  • 1.

    Gedurende de eerste vier weken na iemands opneming houdt de geneeskundige van het gesticht, die de opgenomene behandelt, in een daartoe bestemd register, waarvan het model door de minister wordt vastgesteld, dagelijks aantekening van zijn bevinding.

  • 2.

    Na de afloop van de eerste vier weken geschiedt gelijke aantekening gedurende een half jaar, ten minste wekelijks en daarna ten minste maandelijks.

Artikel 22
  • 1.

    Binnen vijf weken na iemands opneming wordt door de procureur-generaal een afschrift van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde aantekeningen met een requisitoir om de opgenomene gedurende een bepaalde tijd, die van één jaar niet te boven gaande, in een krankzinnigengesticht te doen verblijven, ingediend bij het Hof.

  • 2.

    Het requisitoir gaat vergezeld van een met redenen omklede verklaring van de geneeskundige van het gesticht, of, indien er meer zijn, van de eerste geneeskundige omtrent het noodzakelijke of wenselijke van een verdere verpleging in een krankzinnigengesticht.

Artikel 23
  • 1.

    Over het requisitoir kan door het Hof worden beschikt op de in artikel 22 vermelde bescheiden.

  • 2.

    Het Hof kan echter nader bewijs door getuigen of andere middelen gelasten en zelfs het verhoor van de verpleegde bevelen.

  • 3.

    Wordt het verhoor van de verpleegde bevolen, dan geschiedt dit in het gesticht al of niet in tegenwoordigheid van een van de daaraan verbonden geneeskundigen. Het Hof kan verhoor opdragen aan een daartoe te benoemen rechter-commissaris of aan de rechter in eerste aanleg. Dit verhoor geschiedt zoveel mogelijk in het bijzijn van de procureur-generaal.

  • 4.

    Bij gelegenheid van het verhoor van de verpleegde kunnen tevens de geneeskundigen en andere personen, die zich in het gesticht bevinden, als getuigen worden gehoord, zonder voorafgaande oproeping.

  • 5.

    Hangende het onderzoek blijft de verpleegde in het gesticht.

  • 6.

    Bij afwijzende beschikking op het requisitoir van de procureur-generaal gelast het Hof tevens, dat de persoon, wiens verdere verblijf in een krankzinnigengesticht is verzocht, onmiddellijk uit het gesticht wordt ontslagen.

  • 7.

    De beschikking van het Hof wordt gesteld op het requisitoir.

Artikel 24
  • 1.

    Ten hoogste één maand en ten minste 14 dagen vóór het verstrijken van de tijd, waarvoor het Hof iemands verblijf in een krankzinnigengesticht heeft vergund, wordt door de geneeskundige van het gesticht of, indien er meer zijn door de eerste geneeskundige aan de procureur-generaal aan afschrift gezonden van de in artikel 21 bedoelde aantekeningen, vergezeld van zijn met redenen omklede verklaring omtrent de noodzakelijke of wenselijke verdere verpleging in een krankzinnigengesticht.

  • 2.

    De procureur-generaal dient hierop, zo daartoe termen zijn, uiterlijk acht dagen na de ontvangst van de in het eerste lid genoemde bescheiden en onder overlegging daarvan aan het Hof een requisitoir in tot het verlenen van een nieuwe machtiging voor ten hoogste één jaar.

  • 3.

    Op dit requisitoir wordt beschikt overeenkomstig de voorschriften van artikel 23.

  • 4.

    Telkens bij het verstrijken van de termijn van de laatst verleende machtiging kan op gelijke wijze een nieuwe machtiging worden verleend voor ten hoogste één jaar.

  • 5.

    De verpleegde, te wiens aanzien machtiging tot verlengd verblijf in een gesticht is verzocht, blijft daarin hangende het onderzoek van het Hof.

  • 6.

    Bij weigering van de machtiging gelast het Hof tevens dat de persoon, wiens verder verblijf in een krankzinnigengesticht is gerequireerd, onmiddellijk uit het gesticht wordt ontslagen.

Artikel 25
  • 1.

    De plaatsing van een verdachte in een gesticht op grond van artikel 360 van het Wetboek van Strafvordering geschiedt zonder nadere formaliteiten, alleen op grond van de beschikking van de President van het Hof of van de rechter in eerste aanleg.

  • 2.

    De kosten van overbrenging naar het gesticht en van verpleging gedurende de tijd van de observatie komen voor rekening van Sint Maarten, tenzij dit door of voor de beklaagde anders verlangd wordt.

  • 3.

    Bij de opneming doet de President van het Hof of de betrokken rechter in eerste aanleg aan de geneeskundige, of, indien er meer zijn, aan de eerste geneeskundige, van het gesticht, alle bescheiden en inlichtingen toekomen, die dienen kunnen om deze bij zijn oordeel over het geval voor te lichten.

  • 4.

    Genoemde geneeskundige zendt zo spoedig mogelijk door tussenkomst van de procureur-generaal zijn met redenen omkleed rapport over de al of niet krankzinnigheid van de beklaagde aan de President van het Hof of aan de betrokken rechter in eerste aanleg.

  • 5.

    Zo het rapport de verklaring inhoudt, dat de opgenomene aan krankzinnigheid lijdende is, wordt door de procureur-generaal zijn definitieve plaatsing in een krankzinnigengesticht gerequireerd, overeenkomstig de voorschriften in de artikelen 22 en 23 van deze verordening.

  • 6.

    Houdt het rapport de verklaring in, dat de opgenomene niet krankzinnig is, dan geeft de President van het Hof of de betrokken rechter in eerste aanleg last tot onmiddellijk ontslag uit het gesticht, met bevel dat de beklaagde weer ter beschikking van Justitie wordt gesteld.

Artikel 25a

Op de plaatsing van een verdachte in een inrichting op grond van artikel 175 van het Wetboek van Strafvordering is artikel 25, eerste tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26
  • 1.

    Een krankzinnige, die krachtens een rechterlijke machtiging in een gesticht is opgenomen, kan zonder nadere machtiging naar een ander gesticht worden overgebracht binnen de termijn bij de laatst verleende machtiging gesteld.

  • 2.

    Ingeval van overbrenging worden de op de krankzinnige betrekking hebbende stukken door het bestuur van het ene gesticht gezonden aan dat van het andere.

§ IV. Verlof en ontslag uit een krankzinnigengesticht

Artikel 27
  • 1.

    Door de geneeskundige of, indien er meer zijn, door de eerste geneeskundige van een gesticht, kan in overleg met het bestuur aan een ieder die daarin is opgenomen, met toestemming van hem, die de opneming heeft verzocht, verlof worden verleend om het gesticht voor een bepaalde tijd te verlaten.

  • 2.

    Ingeval de verpleegde onder ouderlijk gezag, voogdij of curatele staat, is daartoe de toestemming van hem, die het ouderlijk gezag uitoefent, van de voogd of van de curator nodig. Deze bepaling geldt niet, wanneer het verlof voor 24 uur of korter wordt verleend.

  • 3.

    Het ingaan van het verlof en de terugkeer in het gesticht worden op het in artikel 19 vermeld register aangetekend.

Artikel 28
  • 1.

    Ontslag wordt verleend door het bestuur van het gesticht:

    • wanneer de verpleegde geen blijk van krankzinnigheid heeft gegeven of hij van zijn krankzinnigheid genoegzaam is hersteld; van het verleend ontslag wordt door de geneeskundige een schriftelijke verklaring afgegeven aan de persoon of de autoriteit, die het verzoek tot opneming heeft gedaan;

    • op bevel van de procureur-generaal;

    • op rechterlijk bevel.

  • 2.

    Ontslag kan worden verleend door het genoemde bestuur:

    • a.

      op verzoek van hem, op wiens aanvraag de opneming geschied is, of, bij ontstentenis van deze op verzoek van een andere bloedverwant of aangehuwde of de echtgenoot, bedoeld in artikel 13, en in beide gevallen wanneer de verpleegde onder ouderlijk gezag, voogdij of curatele staat met de toestemming van de in het tweede lid van artikel 27 genoemde personen;

    • b.

      wanneer de bij de overeenkomst krachtens welke de krankzinnige in het gesticht is opgenomen, vastgestelde verpleegkosten of kosten buiten de verpleging niet op de bepaalde of overeengekomen wijze worden voldaan en de schuldenaar zonder gevolg is in gebreke gesteld om te betalen.

  • 3.

    De procureur-generaal kan, in overleg met de Inspecteur-Generaal, bij gebrek aan plaatsruimte in de overheidsinrichting, zodanige krankzinnigen doen ontslaan, die volgens een vooraf in te winnen schriftelijk advies van de geneeskundige van het gesticht, of, indien er meer zijn, van de eerste geneeskundige, als ongeneeslijk zijn aan te merken en wier ontslag geen gevaar oplevert voor verstoring van de openbare orde of voor ongelukken.

  • 4.

    Het ontslag wordt op het in artikel 19 vermelde register aangetekend.

  • 5.

    De terugkeer in de maatschappij wordt door de genoemde geneeskundige van het gesticht geregeld in overleg met hem op wiens aanvraag de opneming is geschied, of, bij ontstentenis van deze met iemand, die bevoegd was de opneming te vragen. Bij het ontslag van hem, die op eigen verzoek in het gesticht is opgenomen, is het in de vorige zinsnede vermelde overleg niet vereist.

  • 6.

    Zijn de in de eerste volzin van het vorige lid bedoelde personen niet bekend of onthouden zij hun medewerking, dan kan de hulp van de minister tot de overbrenging van de ontslagene naar zijn woonplaats worden ingeroepen. Hetzelfde geldt bij het ontslag van hen, die op eigen verzoek in het gesticht zijn opgenomen.

Artikel 29
  • 1.

    In elk van de gevallen, bedoeld in artikel 28, eerste lid, sub 2⁰, en tweede lid, sub a en b, beoordeelt de geneeskundige, of indien er meer zijn, de eerste geneeskundige van het gesticht vooraf of het ontslag kan plaats hebben, zonder gevaar voor verstoring van de openbare orde of voor ongelukken.

  • 2.

    Blijkt het tegendeel, dan maakt hij daaromtrent een schriftelijke verklaring op en zendt die in het geval van artikel 28, tweede lid, sub a, met het verzoek, in dat van artikel 28, tweede lid, sub b, met het exploit van ingebrekestelling aan de procureur-generaal.

  • 3.

    De procureur-generaal vraagt onmiddellijk na ontvangst van deze stukken de beslissing van het Hof, dat op zijn requisitoir of het ontslag beveelt na zich verzekerd te hebben, dat de nodige maatregelen genomen zijn om het gevaar voor verstoring van de openbare orde of voor ongelukken te verhoeden, of bepaalt dat het ontslag als gevaarlijk niet binnen de termijn van de laatste machtiging zal geschieden, of, bij het verstrijken van die termijn, in de hiervoor omschreven vormen machtiging verleent tot verder verblijf van de krankzinnige in een gesticht.

  • 4.

    Zolang het Hof beraadslaagt wordt het gevraagde ontslag niet verleend. Het Hof kan vóór het nemen van een beslissing een nader onderzoek bevelen. Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 23 zijn daarbij van toepassing.

Artikel 30
  • 1.

    Bevindt de procureur-generaal, dat een verpleegde in een krankzinnigengesticht op onwettige wijze is opgenomen of gehouden, dan beveelt hij diens onmiddellijke ontslag, tenzij dit niet zonder gevaar voor verstoring van de openbare orde of voor ongelukken kan geschieden.

  • 2.

    Indien het bestaan van dat gevaar blijkt uit een met redenen omklede verklaring van de geneeskundige van het gesticht, of, indien er meer zijn, van de eerste geneeskundige, requireert de procureur-generaal in de hiervoor omschreven vormen de machtiging van het Hof tot verder verblijf van de krankzinnige in een gesticht.

  • 3.

    Treft de procureur-generaal in een gesticht een verpleegde aan, die, hoewel daarin op grond van een rechterlijke machtiging verblijvende, naar zijn oordeel niet meer krankzinnig is, dan kan hij diens ontslag alleen bevelen ingeval de geneeskundige, of, indien er meer zijn, de eerste geneeskundige van het gesticht daarmee instemt.

  • 4.

    Bij gemis van die instemming vraagt de procureur-generaal de beslissing van het Hof, dat vooraf de geneeskundige, of, indien er meer zijn, de eerste geneeskundige van het gesticht hoort en een nader onderzoek kan bevelen; het tweede tot en met vijfde lid van artikel 23 zijn daarbij van toepassing.

§ V. Beheer van de goederen van verpleegden in een krankzinnigengesticht en hun onder curatele stelling

Artikel 31

[vervallen]

Artikel 31bis

De opbrengst van de arbeid van de verpleegden in de inrichting, bedoeld in artikel 1, derde lid, blijft onder bewaring van de directeur van de inrichting, die haar voor ten hoogste de helft ten behoeve van de verpleegde kan aanwenden.

Artikel 32

[vervallen]

Artikel 33

[vervallen]

Artikel 34
  • 1.

    Van een ondercuratelestelling, instelling van een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijke Wetboek of instelling van een mentorschap, alsmede van de benoeming van een curator, bewindvoerder of mentor wordt binnen drie dagen na de dagtekening van de stukken, waarbij zij plaats hebben, door de griffier van het Hof bij brief kennis gegeven aan het bestuur van het gesticht, waarin de krankzinnige wordt verpleegd.

  • 2.

    Die brief wordt bij het in artikel 19 vermeld register bewaard, nadat daarin van de zakelijke inhoud aantekening is gehouden.

§ VI. Strafbepalingen

Artikel 35
  • 1.

    Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij, die een krankzinnigengesticht opricht zonder vergunning van de minister, of daarin krankzinnigen blijft verplegen, nadat de vergunning is ingetrokken.

  • 2.

    Met dezelfde straf wordt gestraft hij, aan wiens schuld te wijten is, dat iemand zonder de vereiste machtiging in een gesticht voor krankzinnigen is opgenomen of dat een verpleegde niet wordt ontslagen wiens ontslag krachtens een van de bepalingen van de artikelen 23 tot en met 25 en 28 tot en met 30 behoort te geschieden.

Artikel 36

Met een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • a.

    de bestuurder van een krankzinnigengesticht, die:

    • nalaat de vereiste kennisgeving aangaande de opneming, verplaatsing, verlof, ontslag of overlijden van een krankzinnige te doen aan het bevoegd gezag met inachtneming van de wettelijke voorschriften;

    • bij de opneming van krankzinnigen nalaat zich te doen overleggen de bij deze verordening gevorderde stukken;

    • nalaat de in deze verordening genoemde registers te houden overeenkomstig de in deze verordening gegeven voorschriften;

  • b.

    hij die nalaat aan het bevoegd gezag te doen de in artikel 6, eerste lid, van deze verordening voorgeschreven aangiften;

  • c.

    de geneeskundige, die nalaat aan het bevoegd gezag te doen de in artikel 6, vierde lid, van deze verordening voorgeschreven kennisgeving;

  • d.

    de geneeskundige verbonden aan een krankzinnigengesticht, die nalaat de in deze verordening genoemde registers, aantekeningen of verklaringen te houden of op te maken of te verzenden overeenkomstig de in deze verordening gegeven voorschriften;

  • e.

    hij, die in een van de gevallen in deze verordening vermeld, wettelijk als bloedverwant, aangehuwde, echtgenoot, voogd, curator of deskundige opgeroepen, zonder geldige reden van verschoning wegblijft.

Artikel 37

De feiten, bij deze verordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

§ VII. De kosten

Artikel 37a
  • 1.

    De kosten, voortvloeiende uit de overbrenging van onvermogende krankzinnigen naar en hun verpleging in gestichten voor krankzinnigen, worden voldaan uit de Landskas.

  • 2.

    [vervallen]

  • 3.

    [vervallen]

  • 4.

    [vervallen]

  • 5.

    [vervallen]

§ VIII. Voorschot en verhaal van kosten

Artikel 38
  • 1.

    Door Sint Maarten worden, bij gebreke van tijdige betaling op andere wijzen, als voorschot voldaan de kosten voortvloeiende uit:

    • het bij sluiting van een krankzinnigengesticht op last van de minister overbrengen van krankzinnigen naar andere gestichten volgens artikel 4 en hun opneming en verpleging daarvan;

    • de overbrenging naar en de opneming en verpleging in een gesticht van krankzinnigen omtrent wie het onzeker is door wie de kosten moeten worden gedragen of wier plaatsing of verdere verpleging ingevolge deze verordening geschiedt op requisitoir van de procureur-generaal;

    • het vervoer en de verpleging, van krankzinnigen, op bevel van de minister in bewaring gesteld overeenkomstig artikel 15.

  • 2.

    Deze kosten worden door Sint Maarten verhaald:

    • a.

      op de bestuurders van de gestichten, indien de uitgave het gevolg is van de nalatigheid of verzuim van hun kant; en anders:

    • b.

      op de inkomsten en bezittingen van de verpleegde, en voor zover deze daartoe toereikend zijn;

    • c.

      op zijn bloed- en aanverwanten, die naar artikel 468 van het Burgerlijk Wetboek tot zijn onderhoud verplicht zijn.

    • d.

      [vervallen]

  • 3.

    De kosten van verpleging in een Landsinrichting worden aan de personen, in sub b, c en d genoemd, in rekening gebracht.

Artikel 39
  • 1.

    Het verhaal geschiedt uit kracht van een bevelschrift van ten uitvoerlegging van de President van het Hof, gesteld op de daartoe aan die ambtenaar over te leggen behoorlijk gesplitste en zoveel mogelijk door bewijsstukken gerechtvaardigde staten van kosten.

  • 2.

    De invordering geschiedt op de wijze als voor de belastingen bepaald bij de Landsverordening, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen.

§ IX. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 40

De stukken vereist tot de opneming, het verblijf, de verplaatsing, het verlof en het ontslag van personen in en uit krankzinnigengestichten zijn vrij van zegel.

Artikel 41  

[vervallen]

Artikel 42

[regelt de inwerkingtreding]