Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpvolksgezondheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 9 juni 1921, gepubliceerd in P.B. 1921, no. 61, en in werking getreden op 1 januari 1922.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-05-2015wijziging artikelen 49, 49a, 50, 51 en 51bis

17-04-2015

AB 2015, no.9

onbekend
10-10-201030-05-2015geconsolideerde tekst (GT)

03-05-2013

AB 2013, GT no. 748

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANSDSVERORDENING houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Onder zieken worden in de algemene bepalingen van deze verordening personen verstaan, lijdende aan een van de besmettelijke ziekten, bedoeld in artikel 4. Onder ziekten deze besmettelijke ziekten zelf.

Artikel 2

Twijfelachtige gevallen van een besmettelijke ziekte, als in deze verordening genoemd en bedoeld, waarbij de aan de aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 1 van de Gezondheidslandsverordening, ter beschikking staande methoden en hulpmiddelen van onderzoek nog niet, niet, of met twijfelachtig resultaat werden gebruikt, worden als duidelijke gevallen van de ziekte beschouwd.

Artikel 3

Onder ontsmetting wordt in deze verordening mede verstaan reiniging, alsmede het verdelgen van ongedierte en insecten.

Artikel 4
  • 1.

    De ziekten, waarop de algemene bepalingen van deze verordening worden toegepast, zijn:

    • a.

      cholera;

    • b.

      difterie;

    • c.

      dysenterie;

    • d.

      gele koorts;

    • e.

      pest;

    • f.

      pokken (variola en variolïdes);

    • g.

      roodvonk;

    • h.

      febris typhoidea en paratyfus;

    • i.

      vlektyfus.

  • 2.

    Bij landsbesluit kan deze verordening, geheel of gedeeltelijk, ook op andere, niet in deze verordening genoemde ziekten tijdelijk van toepassing worden verklaard.

  • 3.

    Dat besluit is niet langer geldig dan na gedurende twee jaar na haar afkondiging, tenzij het binnen die tijd door een landsverordening is bekrachtigd.

Artikel 5
  • 1.

    De door de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de minister, aangewezen geneeskundige is bevoegd zieken, die zich in hotels, pensions of logementen bevinden, naar een inrichting, ter afzondering, verpleging en geneeskundige behandeling te doen overbrengen.

  • 2.

    Laat de toestand van de zieke geen vervoer toe, dan worden ter plaatse door de in het vorig lid bedoelde geneeskundige de nodige maatregelen van afzondering en verpleging voorgeschreven.

  • 3.

    Bij niet naleving van deze voorschriften kan het hotel, het pension of het logement door of namens de Minister van Justitie worden gesloten, zolang de ziekte en het besmettingsgevaar dit vereisen, zonder enig recht op schadevergoeding voor belanghebbenden.

  • 4.

    Dezelfde bevoegdheid, als in het eerste lid vermeld, bestaat ten opzichte van ziekten, die zich in andere dan de in het eerste lid bedoelde verblijven bevinden, woningen inbegrepen, indien:

    • a.

      de omstandigheden niet toelaten de zieke voldoende af te zonderen en te verplegen, terwijl ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt;

    • b.

      de voorgeschreven maatregelen van afzondering en verpleging niet stipt worden nagekomen, waardoor ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt.

  • 5.

    Op personen, die behoren tot de naaste omgeving van de zieke en verder op hen, van wie ernstig vermoed wordt, dat zij de besmetting op anderen kunnen overbrengen, kunnen maatregelen van onderzoek, behandeling en ontsmetting worden toegepast, alsmede tijdelijke afzondering, al dan niet in een vanwege het Land aangewezen inrichting, overeenkomstig de incubatieduur van de ziekte.

  • 6.

    Zij, die smetstofdragers blijken te zijn, kunnen voor ten hoogste vier weken in afzondering, als in het vorige lid aangeduid, worden gesteld en kunnen ook zowel gedurende die tijd als daarna worden onderworpen aan toezicht buiten afzondering, met verplichting van hun kant om de hun voorgeschreven maatregelen van voorzorg nauwkeurig op te volgen.

  • 7.

    Indien belanghebbenden tegen een van de krachtens dit artikel gegeven voorschriften zonder uitstel bij de minister bezwaar maken, wordt, hangende de beslissing van de minister, aan het voorschrift geen gevolg gegeven, mits de hulpmaatregelen eventueel tot aan de beslissing op het bezwaar door de minister bevolen, stipt worden nageleefd.

Artikel 6
  • 1.

    De door de minister aangewezen geneeskundige is bevoegd maatregelen van ontsmetting toe te passen in verblijven, waar zieken vertoeven of vertoefd hebben, alsmede andere maatregelen te treffen ter voorkoming van verspreiding van de ziekte.

  • 2.

    Bij verzet tegen deze maatregelen in hotels, pensions en logementen kunnen deze inrichtingen door of namens de Minister van Justitie zolang worden gesloten, als met het oog op de aard van de besmetting en de duur van het besmettingsgevaar nodig is; en worden niet weer geopend dan na ontsmetting en verdere nodig geachte maatregelen.

Artikel 7
  • 1.

    De minister is bevoegd alle gebouwen, inrichtingen, bouwwerken en vaartuigen van welke aard en naam of tot welk doel dienende ook, met het oog op van daaruit dreigend of gevreesd besmettingsgevaar, te doen ontsmetten; en besmette en van besmetting verdachte voorwerpen, goederen en stoffen, waar ook aanwezig te doen ontsmetten.

  • 2.

    Nagenoeg waardeloze stoffen en goederen, als kaf, gebruikt stro, bedvulsel van varen en zeegras en onbruikbaar geworden stoffen in kleine hoeveelheid worden zonder vergoeding vernietigd.

  • 3.

    In de overige gevallen, waarin ontsmetting door de aard, de toestand of de hoeveelheid van de voorwerpen en goederen of stoffen niet mogelijk is zonder grote schade aan die voorwerpen, goederen en stoffen, kan onteigening geschieden volgens de bestaande voorschriften.

Artikel 8
  • 1.

    Bij het dreigen, verschijnen of heersen van besmettelijke ziekten kan de minister verzamelingen van mest of ander vuil, waar die zich ook bevinden, doen onschadelijk maken of opruimen, terreinen doen reinigen en andere voorzieningen tot bevordering van de reinheid treffen, tenzij belanghebbenden binnen een door hem vastgestelde termijn zelf de door hem nodig geachte maatregelen nemen.

  • 2.

    Die maatregelen worden uitgevoerd op kosten van belanghebbenden, indien de toestand, die op hun, of onder hun berusting zijnde, eigendommen verbetering eiste, in strijd was met de voorschriften, te dien aanzien bestaande.

Artikel 9
  • 1.

    Het is verboden voorwerpen, die in aanraking waren met of afkomstig zijn van personen, die leden of stierven aan een besmettelijke ziekte, te vervoeren, ten geschenke of in gebruik te geven of te nemen, tenzij na de ontsmetting door de zorg van de door de minister aangewezen geneeskundige uitgevoerd of onder toezicht en volgens regels, door of vanwege hem gesteld, verricht.

  • 2.

    Het is verboden opzettelijk of door schuld gevaar van besmetting met een besmettelijke ziekte voor anderen te doen ontstaan.

Artikel 10
  • 1.

    Het is verboden over de openbare weg zieken te vervoeren, of lijdende aan een van de ziekten genoemd in artikel 4, eerste lid, zich naar een andere plaats te begeven, tenzij met toestemming en onder inachtneming van de voorschriften van de door de minister aangewezen geneeskundige.

  • 2.

    Het is verboden daarbij van openbare middelen van vervoer gebruik te maken.

Artikel 11
  • 1.

    Overledenen aan een van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde ziekten, moeten langs de kortste weg naar de voor hen bestemde begraafplaats of crematorium worden vervoerd.

  • 2.

    Het lijk moet gekist zijn volgens de aanwijzingen door of vanwege de door de minister aangewezen geneeskundige te geven.

  • 3.

    De lijkkist mag slechts in een gebedshuis worden gebracht, dat uitsluitend ten behoeve van de begraafplaats of crematorium gebruikt wordt.

  • 4.

    Indien de zorg voor de gezondheid van de bewoners van het sterfhuis of van omwonenden dit nodig maakt, kan het gekiste lijk op last van de door de minister aangewezen geneeskundige naar de begraafplaats of crematorium worden vervoerd, ter tijdelijke bewaring in een lijkenhuis.

Artikel 12
  • 1.

    Bewoners van verblijven, van welke naam of aard ook als bedoeld in artikel 5 waarin een ziekte voorkomt of voorkwam, mogen geen scholen bezoeken, dan na overlegging van een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende verklaring, afgegeven door de personen in het volgende lid aangewezen, dat het gevaar van besmetting, door het schoolbezoek van de met name genoemde persoon, als geweken kan worden beschouwd. Deze verklaring kan worden gevraagd van de door de minister aangewezen geneeskundige die verplicht is haar af te geven, indien de omstandigheden dit toelaten; een verklaring van gelijke inhoud als in dit artikel aangeduid en afgegeven door een particuliere geneeskundige, is geldig, indien zij voor gezien is getekend door de door de minister aangewezen geneeskundige.

  • 2.

    Hoofden of bestuurders van scholen mogen de personen, in het eerste lid van dit artikel aangeduid, niet toelaten zonder een verklaring als in dat lid omschreven.

  • 3.

    De verklaringen in dit artikel genoemd zijn vrij van zegel.

Artikel 13
  • 1.

    De geneeskundigen doen aan het Hoofd van de Dienst Collectieve Preventie, en de door de minister aangewezen geneeskundige onmiddelijk mededeling van een door hen waargenomen geval van ziekte als bedoeld in artikel 4, eerste lid, alsmede van andere door hen waargenomen ziekten, waardoor de volksgezondheid bedreigd wordt; dit evenwel met uitzondering van tuberculose en van de besmettelijke geslachtsziekten.

  • 2.

    De mededeling, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, moet naam, leeftijd, geslacht, beroep en woonplaats van de zieke vermelden, plaats en wijze van verpleging, alsmede, zo mogelijk, gegevens omtrent de oorzaak van de besmetting.

Artikel 14
  • 1.

    Het hoofd van een gezin, inrichting of verblijf van welke naam of aard ook, dat weet, vermoedt, of van wie redelijkerwijze moet worden aangenomen, dat hij kon vermoeden, dat in zijn verblijf een geval van ziekte voorkomt als bedoeld in artikel 4, eerste lid, is verplicht daarvan terstond kennis te geven aan de door de minister aangewezen geneeskundige, indien geen geneeskundige de zieke heeft waargenomen of nog behandelt.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde geneeskundige licht terstond het Hoofd van de Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de Inspecteur-Generaal in.

Artikel 15
  • 1.

    Verblijven, waarin een ziekte voorkomt als bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden na de aangifte, onverwijld voorzien van een van buiten duidelijk zichtbaar kenmerk, zo nodig van meer dan een, de woorden “besmettelijke ziekte” en de naam van de ziekte, zowel in het Nederlands als in het Engels vermeldende.

  • 2.

    Het kenmerk wordt door de zorg van de door de minister aangewezen geneeskundige aangebracht en verwijderd; dit laatste, indien het gevaar van besmetting als geweken kan worden beschouwd.

  • 3.

    Dat het gevaar van besmetting als geweken kan worden beschouwd, wordt op overeenkomstige wijze als in artikel 12 is omschreven, vastgesteld.

  • 4.

    De verklaringen in het vorige lid bedoeld, zijn vrij van zegel.

  • 5.

    Blijkt het hoofd van het verblijf, genoemd in het eerste lid van dit artikel, niet in staat of geneigd om het aangebrachte kenmerk tegen wegneming of onbruikbaarmaking te beveiligen, dan kan de door de minister aangewezen geneeskundige door een wachtpost of door openbare aankondiging op het bestaande gevaar van besmetting de aandacht vestigen. Van het plaatsen van een wachtpost geeft de door de minister aangewezen geneeskundige zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis aan de Minister van Justitie.

  • 6.

    Het kenmerk, in het eerste lid van dit artikel aangeduid, wordt niet aangebracht, indien voor de zieke spoedig geneeskundige hulp is ingeroepen, het geval van ziekte na de waarneming onverwijld is aangegeven, de zieke terstond daarop uit het verblijf is verwijderd en de nodige maatregelen van ontsmetting zijn genomen.

  • 7.

    De aanhechting van het kenmerk wordt uitgesteld zolang de door de door de minister aangewezen geneeskundige voorgeschreven maatregelen van afzondering en verpleging van de zieke, alsmede de verdere maatregelen van voorzorg stipt worden nageleefd; deze voorschriften worden gegeven in de gevallen, dat behoorlijke verpleging van de zieke in zijn verblijf, door de door de minister aangewezen geneeskundige niet onmogelijk of volstrekt onraadzaam wordt geacht.

Artikel 16
  • 1.

    De geneeskundigen van de Dienst Collectieve Preventie mogen bij hun onderzoek in woningen en verblijven, als in het vorig artikel genoemd, niet tegen de wil van de naaste verwanten en omgeving tot een geneeskundig onderzoek van een zieke overgaan.

  • 2.

    Wordt hun de toestemming voor het geneeskundig onderzoek van een zieke zonder deugdelijke grond geweigerd, in de gevallen voorzien in de beide laatste zinsneden van het voorgaande artikel, dan worden de bijzondere voorschriften, in die alinea’s ten gunste van belanghebbenden gemaakt, niet toegepast.

Artikel 16bis

De krachtens deze landsverordening door de minister aangewezen geneeskundige is gehouden de door de Inspecteur-Generaal gegeven aanwijzingen op te volgen.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Van het weren en verdelgen van ongedierte en insecten, die ziekten kunnen overbrengen

§ 1. De bestrijding van de gele koorts mug

Artikel 17

[vervallen]

Artikel 17a

[vervallen]

Artikel 17b

[vervallen]

Artikel 17c

Alle voor gebruik dienende holle voorwerpen, van welk soort of aard ook, waarin muggen broeden of kunnen broeden, worden behandeld overeenkomstig door de door de minister aangewezen geneeskundige te stellen regels.

Artikel 17d

De eigenaar, huurder of gebruiker van terreinen is verplicht alle verzamelingen van blikken, flessen en andere niet voor gebruik dienende holle voorwerpen die water bevatten of kunnen bevatten, ongeschikt voor het broeden van muggen te doen maken of te doen opruimen en binnen een door de door de minister aangewezen geneeskundige gestelde termijn, volgens aanwijzingen door deze te geven, die terreinen te doen reinigen en alle door deze ter zake nodig geachte maatregelen te treffen.

Artikel 17e

Het is verboden voorwerpen of goederen zodanig te stapelen of gestapeld te hebben op voorwerpen die water bevatten of kunnen bevatten, dat het onderzoek en de te nemen maatregelen als bedoeld in artikel 46, derde lid, bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt wordt.

Artikel 17f
  • 1.

    Elke watertank, waterbak, regenbak of ander voorwerp dat water bevat of kan bevatten en niet of moeilijk toegankelijk is voor onderzoek en behandeling, moet toegankelijk gemaakt worden door het aanbrengen van een toegangsluik of mangat met deksel, tenzij van deze bepaling in bijzondere gevallen door de door de minister aangewezen geneeskundige ontheffing wordt verleend.

  • 2.

    De eigenaar, huurder of gebruiker van de in het eerste lid genoemde voorwerpen is verplicht zorg te dragen dat deze voorwerpen muggendicht afgesloten zijn en volgens aanwijzingen van de door de minister aangewezen geneeskundige muggendicht worden gehouden.

  • 3.

    Het vorige lid is niet van toepassing op irrigatiebakken, die doorlopend in gebruik zijn.

  • 4.

    De eigenaar, huurder of gebruiker van de in het eerste lid genoemde voorwerpen is gehouden op zijn kosten de daartoe te maken veranderingen te doen aanbrengen.

Artikel 17g

De bewoners of gebruikers van gebouwen zijn verplicht zorg te dragen, dat de daarbij behorende erven vrij zijn en gehouden worden van lege blikken, flessen of andere niet voor gebruik dienende voorwerpen die water bevatten of kunnen bevatten.

Artikel 17h

Eigenaren van opgeslagen oude metalen of ander materiaal op terreinen, werven of andere plaatsen, zijn verplicht zorg te dragen, dat deze op zodanige wijze zijn opgeslagen, dat zij geen muggenbroedplaatsen zijn of kunnen vormen.

Artikel 17i
  • 1.

    Dakgoten moeten zo ingericht zijn en door de eigenaars, huurders of gebruikers volgens aanwijzingen van de door de minister aangewezen geneeskundige dusdanig onderhouden worden, dat er geen stilstaand water daarin achter kan blijven.

  • 2.

    Eigenaren van beerputten en putten voor afvalwater zijn verplicht zorg te dragen dat deze muggendicht afgesloten zijn en volgens aanwijzingen van de door de minister aangewezen geneeskundige muggendicht worden gehouden.

  • 3.

    Indien door het afsluiten, bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van de door de minister aangewezen geneeskundige de putten niet meer aan hun doel zouden beantwoorden, moeten deze ten minste eenmaal per week met een muggenlarvendodende vloeistof behandeld of met water doorgespoeld worden.

Artikel 17j

Eigenaren van percelen zijn verplicht zorg te dragen, dat de tot deze percelen behorende afvoerleidingen van fecaliën of huishoudwater ontoegankelijk voor muggen zijn en uitmonden in een beerput, put voor afvalwater, riolering of zee.

Artikel 17k

Indien de door de minister aangewezen geneeskundige dit nodig acht of de belanghebbenden dit uitdrukkelijk verzoeken, wordt een schriftelijk bewijs verstrekt, waarop de datum van onderzoek en de genomen maatregelen zijn aangegeven.

Artikel 17l
  • 1.

    Ter bestrijding van de volwassen gele koorts mug kan de door de minister aangewezen geneeskundige de muuroppervlakken, zowel die aan de buitenkant van als die in woningen, gebouwen, loodsen, bergplaatsen en andere door hem nodig geachte ruimten, met een muggendodend middel laten besproeien.

  • 2.

    De eigenaar, huurder of gebruiker van de in het vorige lid bedoelde ruimten is verplicht toe te laten dat de daarin gemelde besproeiing met een muggendodend middel plaats vindt.

  • 3.

    De besproeiing geschiedt zodanig, dat geen schade wordt toegebracht aan wandschilderingen, beschilderde panelen of wandsieraden, die niet van de wand te verwijderen zijn.

Artikel 17m

De eigenaar, huurder of gebruiker van regenbakken, waterputten en waterreservoirs is verplicht toe te laten dat het zich daarin bevindende water of de wanden van deze reservoirs worden behandeld met een muggendodend of muggenlarvendodend middel.

Artikel 17n

[vervallen]

Artikel 17o
  • 1.

    Indien de in deze paragraaf bedoelde eigenaren, huurders of gebruikers geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven binnen een door de door de minister aangewezen geneeskundige gestelde termijn de door deze ter uitvoering van de bepalingen van deze paragraaf gegeven aanwijzingen of opdrachten te volgen, kan hij de nodige voorzieningen treffen en de maatregelen doen uitvoeren, bedoeld in artikel 46, derde lid.

  • 2.

    De eigenaar, huurder of gebruiker is aansprakelijk voor de kosten gemaakt in verband met de voorzieningen en maatregelen in het vorige lid bedoeld.

Artikel 18

Eigenaren en huurders zijn verplicht te zorgen, dat zich op de bij hun woning of werkplaats behorende erven bevindende verzamelingen van regenwater, huishoudwater of ander afvalwater, waarin muggen kunnen broeden, worden opgeheven.

§ 2. De bestrijding van andere insecten en ongedierte

Artikel 19
  • 1.

    Aan eigenaren en huurders is het verboden in werkplaatsen, winkels, pakhuizen, magazijnen, loodsen, schuren en stallen niet verpakte levensmiddelen, veevoeder of andere stoffen en waren, die ratten en muizen kunnen aanlokken, zodanig te bewaren, dat zij voor dat gedierte open toegankelijk zijn.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde gebouwen moeten zindelijk worden gehouden en zodanig ingericht, onderhouden en gebruikt worden, dat zij geen voor ratten en muizen geschikte schuil- en broedplaats vormen.

  • 3.

    Aan het daartoe door of vanwege de minister aangewezen personeel van de Dienst Collectieve Preventie moet tussen zonsopkomst en zonsondergang toegang worden verleend tot de gebouwen in dit artikel bedoeld, tot het plaatsen of wegnemen van ratten- en muizenvallen, die van overheidswege worden uitgezet.

Artikel 20
  • 1.

    Huisvuil, keuken- en ander afval moeten buiten bereik van ratten, muizen en insecten bewaard worden, in goed gesloten, na elke lediging behoorlijk gereinigde voorwerpen.

  • 2.

    Eigenaren en huurders van erven zijn verplicht te zorgen, dat zich daarop bevindende mestputten of beerputten voortdurend en volkomen afgedekt en de luchtkokers daarvan met metaalgaas van ten minste 18 mazen per 25 millimeter (Engelse duim) afgesloten worden gehouden.

Artikel 21
  • 1.

    Het is eigenaren en huurders verboden om levensmiddelen of andere stoffen en waren, die vliegen kunnen aanlokken, in hotels, logementen, pensions, restauraties, koffiehuizen, winkels, pakhuizen, magazijnen en werkplaatsen zo te bewaren, dat zij voor vliegen toegankelijk zijn.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde levensmiddelen, stoffen en waren, waar en door wie ook ten verkoop uitgestald, moeten buiten het bereik van vliegen worden gehouden.

  • 3.

    Uitwerpselen van mens en dier, mestverzamelingen en vuilnishopen, moeten in voldoende mate behandeld worden met stoffen, die vliegen weren of vliegenlarven verdelgen, of na ten hoogste elke zes dagen geheel worden opgeruimd en onschadelijk gemaakt.

  • 4.

    Het in het voorgaande lid ten opzichte van mestverzamelingen en vuilnishopen voorgeschrevene is niet van toepassing op voor uitvoer bestemde meststoffen, mits deze in voor vliegen en ander ongedierte ontoegankelijke voorwerpen, vertrekken of pakhuizen bewaard worden.

  • 5.

    Tonnen of andere voorwerpen, gebruikt tot het opvangen of verzamelen van menselijke fecaliën, moeten zodanig zijn ingericht of geplaatst, dat hun inhoud voor vliegen ontoegankelijk is, of die inhoud in voldoende mate behandeld worden met stoffen, die vliegen weren of vliegenlarven doden.

Artikel 22

In de artikelen 17d tot en met 21 worden onder “eigenaren’ ook verstaan beheerders en voorts allen, die krachtens enig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking over enig goed hebben.

§ 3. Maatregelen tegen lepra

Artikel 23

De geneeskundigen, die een geval of verdacht geval van lepra hebben waargenomen, geven daarvan binnen een week of zo spoedig als anders mogelijk is kennis aan het Hoofd van de Dienst Collectieve Preventie en de door de minister aangewezen geneeskundige onder mededeling van naam, geslacht, leeftijd en woonplaats van de zieke of verdachte.

Artikel 24  

  • 1.

    Ieder van lepra verdachte wordt door de zorg van de door de minister aangewezen geneeskundige door ten minste drie geneeskundigen in overheidsdienst, hemzelf inbegrepen, geneeskundig onderzocht.

  • 2.

    De verdachte wordt gedurende de tijd van het onderzoek op kosten van het Land verpleegd in een apart vertrek of gedeelte een inrichting voor besmettelijke ziekten, doch niet in een inrichting voor leprozen.

  • 3.

    De verdachte zieke is verplicht zich voor het onderzoek beschikbaar te stellen en zich daaraan te onderwerpen; hij zal, op vooraf te bepalen tijd, daartoe vanwege de door de minister aangewezen geneeskundige van zijn woning of verblijf worden afgehaald.

  • 4.

    Tot het onderzoek wordt niet overgegaan dan na machtiging van de Inspecteur-Generaal.

Artikel 25

Lijders aan lepra worden, op kosten van het Land, in een inrichting voor leprozen opgenomen en verpleegd.

Artikel 26  

  • 1.

    Opneming in en ontslag uit een inrichting voor leprozen vindt niet plaats dan met schriftelijke lastgeving van de minister, uitgevaardigd na kennisneming van een gemotiveerd rapport van de Inspecteur-Generaal, die daarbij de afzonderlijke adviezen overlegt van de geneeskundigen, die het ziektegeval eveneens hebben onderzocht.

  • 2.

    Op verzoek van de persoon, die voor opneming in een inrichting voor leprozen wordt voorgedragen, of op verzoek van zijn naaste familie of verzorgers worden de rapporten in de vorige alinea genoemd, overgelegd aan een of meer door hen aangewezen, niet in overheidsdienst zijnde geneeskundigen.

Artikel 27  

  • 1.

    De minister kan in bepaalde gevallen, op gemotiveerd advies van de Inspecteur-Generaal, aan lijders aan lepra toestaan tijdelijk buiten een inrichting voor leprozen te vertoeven, mits alle voorwaarden, waaronder het verlof wordt gegeven, stipt worden nageleefd.

  • 2.

    Het is aan lijders aan lepra geoorloofd onder stipte inachtneming van de voorwaarden hun door de Inspecteur-Generaal, gesteld, Sint Maarten te verlaten.

  • 3.

    Bij verlating van de inrichting voor leprozen zonder dat daartoe toestemming is gegeven door de Inspecteur-Generaal, worden zij opgespoord en naar de inrichting teruggebracht.

Artikel 28  

[vervallen]

Artikel 29  

[vervallen]

§ 4. Maatregelen tegen tuberculose

Artikel 30
  • 1.

    De geneeskundigen doen binnen een week aan de door de minister aangewezen geneeskundige mededeling van een door hen waargenomen geval van open tuberculose.

  • 2.

    Die mededeling moet naam, leeftijd, geslacht, beroep en woonplaats van de zieke vermelden, alsmede bijzonderheden over de wijze waarop de verpleging geschiedt.

Artikel 31

Het hoofd van een verblijf, dat weet, begrijpt of vermoedt, dat een persoon lijdende aan open tuberculose daarin zijn intrek heeft genomen of daaruit is verhuisd, is verplicht binnen een week daarvan aan de door de minister aangewezen geneeskundige kennis te geven.

Artikel 32

De door de minister aangewezen geneeskundige is bevoegd, na overleg met de behandelende geneeskundige en onder toestemming van belanghebbenden, in het verblijf van een persoon, lijdende aan open tuberculose, ter beperking van het gevaar van besmetting, maatregelen te bevorderen of te treffen; deze maatregelen mogen zo nodig zich ook uitstrekken tot de verzorging en verpleging van de zieke.

Artikel 33
  • 1.

    Voor zover nodig licht de door de minister aangewezen geneeskundige een zieke, als in het vorig artikel bedoeld, alsmede zijn huisgenoten in omtrent eenvoudige maatregelen, die in aller belang kunnen worden genomen.

  • 2.

    De inlichting geschiedt bij zieken, die geheel of gedeeltelijk nog hun gewone werk buiten hun verblijf verrichten, aan hen zelf en voorts aan geen andere omgeving dan in het vorig lid bedoeld.

Artikel 34

De door de minister aangewezen geneeskundige kan een verblijf met zijn inhoud doen ontsmetten, indien een zieke, als in artikel 30 aangeduid, is verhuisd of is overleden.

§ 5. Maatregelen tegen besmettelijke geslachtsziekten

Artikel 34bis
  • 1.

    Door de door of vanwege de minister aangewezen geneeskundige wordt een register aangelegd, waarin worden opgenomen de namen, leeftijden, woonadressen en hetgeen verder nodig wordt geacht, van de personen van het vrouwelijk geslacht, die van het plegen van ontucht met personen van het andere geslacht een beroep of gewoonte maken.

  • 2.

    [vervallen]

  • 3.

    [vervallen]

Artikel 34ter
  • 1.

    Personen van het vrouwelijk geslacht, die van het plegen van ontucht met personen van het andere geslacht, een beroep of gewoonte maken, zijn verplicht zich persoonlijk aan te melden bij de door de minister aangewezen geneeskundige.

  • 2.

    De aanmelding in het vorig lid bedoeld dient te geschieden:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      binnen een week na het ontstaan van zodanige verplichting;

    • c.

      door haar, die uit het buitenland Sint Maarten binnenkomt, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 24 uur na aankomst.

  • 3.

    In bedoeld register ingeschreven zijnde, zijn zij verplicht van elke verandering in hun woonadres, binnen tweemaal 24 uur in persoon kennis te geven bij de door de minister aangewezen geneeskundige.

Artikel 34quater
  • 1.

    Zij, die in het in artikel 34bis bedoelde register zijn ingeschreven, zijn verplicht zich ten minste eenmaal per week aan te melden bij de door de minister aangewezen geneeskundige, teneinde zich door deze geneeskundig te doen onderzoeken. De aanmelding moet telkens geschieden op plaats en tijd, die door deze geneeskundige te harer kennis zijn gebracht.

  • 2.

    Zij, die van buiten Sint Maarten binnenkomen, melden zich voor de eerste maal op de eerste werkdag volgende op de dag van aankomst.

Artikel 34quinquies

Van het niet nakomen van de bepalingen van artikel 34quater geeft de in artikel 34quater genoemde geneeskundige ten spoedigste schriftelijk kennis aan de Minister van Justitie, die, als het een vreemdelinge betreft, de nodige maatregelen treft voor haar verwijdering uit Sint Maarten. Betreft het een niet-vreemdelinge, dan treft hij de nodige maatregelen om haar voor de aangewezen geneeskundige te doen verschijnen.

Artikel 34sexies

Zij, die in het in artikel 34bis bedoelde register zijn ingeschreven, zijn verplicht de aanwijzingen, die hun door of vanwege de door de minister aangewezen geneeskundige met betrekking tot de hygiëne worden gegeven, nauwgezet op te volgen.

Artikel 34septies

Het is aan haar, die in het in artikel 34bis bedoelde register is ingeschreven, verboden, personen van het andere geslacht, alcoholhoudende drank te schenken of te doen schenken, toe te staan dat deze in haar verblijven alcoholhoudende drank gebruiken of, in welke vorm ook, medewerking te verlenen om deze alcoholhoudende drank te doen gebruiken.

Artikel 35

Zij, die aan een besmettelijke geslachtsziekte lijden, en dit weten, begrijpen of vermoeden, mogen geen geslachtsgemeenschap uitoefenen, zolang zij daarbij ernstig gevaar voor besmetting opleveren.

Artikel 36

Onverminderd de bepaling van het vorige artikel is het aan personen lijdende aan een besmettelijke geslachtsziekte verboden opzettelijk of door schuld gevaar voor besmetting daarmee voor anderen te doen ontstaan.

Artikel 37

Indien de dader van een van de in de twee vorige artikelen omschreven overtredingen, die de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot is van de persoon tegen wie de overtreding is gepleegd, wordt een strafvervolging slechts ingesteld op klacht van de andere echtgenoot.

Artikel 38

De personen, in artikel 35 aangeduid, zijn verplicht zich onder geregelde, persoonlijke behandeling te stellen van een in Sint Maarten bevoegde geneeskundige, ten minste zolang totdat ernstig gevaar van besmetting voor anderen geweken is.

Artikel 38bis
  • 1.

    De geneeskundige aan wie na onderzoek gebleken is, dat een persoon aan een besmettelijke geslachtsziekte lijdt, is verplicht:

    • 1º.

      te onderzoeken of deze persoon zich daarvoor onder geregelde geneeskundige behandeling heeft gesteld;

    • 2º.

      indien hem gebleken is, dat deze persoon zich niet onder geregelde geneeskundige behandeling heeft gesteld of, zich onder geneeskundige behandeling gesteld hebbende, zich zonder advies van de behandelende geneeskundige, niet meer regelmatig aan die behandeling onderwerpt, binnen 48 uur hiervan mededeling te doen aan de door de minister aangewezen geneeskundige.

  • 2.

    De verplichting bestaat niet, voor zover de geneeskundige is gebleken, dat de betrokken persoon geheel is genezen of zodanig is hersteld, dat ernstig gevaar voor besmetting voor anderen geweken is en de geneeskundige die persoon daarvan een schriftelijke, gedateerde verklaring heeft afgegeven.

Artikel 39
  • 1.

    Zij, die een van de artikelen 35, 36 en 38 overtreden, worden, op schriftelijke last van de minister, op kosten van het Land, in een daartoe aangewezen inrichting geneeskundig behandeld totdat ernstig gevaar van besmetting voor anderen geweken is.

  • 2.

    Wie zich aan de geneeskundige behandeling, of aan een, volgens artikel 41 bevolen, geneeskundig onderzoek onttrekt, of de inrichting verlaat, vóór daartoe toestemming is gegeven door de geneeskundige, die de behandeling leidt, wordt opgespoord en naar de inrichting teruggebracht.

  • 3.

    Nadat hem gebleken is, dat een in de inrichting opgenomen persoon geheel of voldoende is genezen, zodat er geen ernstig gevaar voor besmetting meer aanwezig is, geeft de geneeskundige, die de behandeling leidt, toestemming tot het verlaten van de inrichting, onder kennisgeving hiervan aan de door de minister aangewezen geneeskundige.

Artikel 40

Zij, die in een inrichting als in het vorig artikel aangeduid, worden onderzocht, behandeld en verpleegd, hebben zich aan de huisorde te onderwerpen, rust en vrede te bewaren en de gegeven voorschriften op te volgen.

Artikel 41
  • 1.

    Personen, omtrent wie er een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bestaat, dat zij een van de artikelen 35, 36 en 38 overtreden, kunnen, mits met stipte inachtneming van hetgeen verder in dit artikel is bepaald, van overheidswege aan een geneeskundig onderzoek worden onderworpen, om na te gaan, of zij aan een besmettelijke geslachtsziekte lijden en ernstig gevaar van besmetting opleveren.

  • 2.

    De door de minister aangewezen geneeskundige, geneeskundig onderzoek van een persoon, als in de aanhef van het vorige lid bedoeld, nodig achtende, wendt zich met gemotiveerd advies tot de minister.

  • 3.

    De minister beslist niet, dan na de persoon, voor wie een geneeskundig onderzoek is voorgesteld, de gelegenheid te hebben gegeven, op korte termijn, zich uit te spreken ter zake van het tegen hem uitgebracht advies en eventuele bezwaren daartegen toe te lichten, zo nodig door getuigenis van derden.

  • 4.

    De minister kan het horen van personen in de vorige alinea aangeduid, opdragen aan de rechter in eerste aanleg, aan wie als deskundige wordt toegevoegd.

  • 5.

    Indien de minister beslist, dat een geneeskundig onderzoek zal plaats hebben, wordt dit geleid door een geneeskundige als bedoeld in de eerste alinea van artikel 43. Wijst dit onderzoek uit, dat de onderzochte persoon lijdt aan een geslachtsziekte, die ernstig gevaar van besmetting van anderen oplevert, dan geeft de geneeskundige, die het onderzoek leidt, de betrokken persoon schriftelijk daarvan kennis met mededeling, dat hij zich onder geregelde, persoonlijke behandeling van een in Sint Maarten bevoegde geneeskundige moet stellen, totdat ernstig gevaar voor besmetting met een geslachtsziekte voor anderen geweken is.

  • 6.

    Indien de betrokken persoon in gebreke blijft binnen een week daaraan te voldoen, of zich aan de verdere behandeling van laatstbedoelde geneeskundige onttrekt, wordt hij op schriftelijke last van de minister op kosten van het Land in de in artikel 39 bedoelde inrichting opgenomen en verpleegd.

  • 7.

    Tegen de uitslag van het geneeskundig onderzoek, bedoeld in de vijfde alinea van dit artikel, kan de betrokken persoon, binnen een week, nadat hem die uitslag is medegedeeld, rechtstreeks bij de minister zijn schriftelijke, met redenen omklede bezwaren indienen, waarna deze een nieuw geneeskundig onderzoek kan doen gelasten en, indien daartoe termen bestaan, de maatregelen, tegen de betrokken persoon genomen, kan opschorten.

Artikel 42

[vervallen]

Artikel 42bis

[vervallen]

Artikel 43

[vervallen]

Hoofdstuk 3 Toezicht en strafbepalingen  

Artikel 44  

[vervallen]

Artikel 45  

[vervallen]

Artikel 46  

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe door de minister aangewezen geneeskundigen en ambtenaren van de Dienst Collectieve Preventie. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2.

     Zij zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      van ieder inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.​

  • 3.

     Voor onderzoek naar, alsmede ter uitvoering van het in paragraaf 1 van Hoofdstuk 2 van deze landsverordening bepaalde zijn de in het eerste lid bedoelde personen voorts bevoegd tot:

    • a.

      het verzamelen van inlichtingen en gegevens in het belang van de muggenbestrijding;

    • b.

      het opsporen en vangen van gele koorts muggen of andere muggen;

    • c.

      het opsporen van alle broedplaatsen van de gele koorts mug;

    • d.

      het treffen van de door de minister aangewezen geneeskundige noodzakelijk geachte voorzieningen, genoemd in paragraaf 1, tot opheffing van broedplaatsen van de gele koorts mug;

    • e.

      het treffen van door de minister aangewezen geneeskundige noodzakelijk geachte maatregelen, genoemd in paragraaf 1, ter verhindering van het broeden, het zich ontwikkelen en in leven blijven van de gele koorts mug.

  • 4.

    Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 5.

    Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid.

  • 6.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen geneeskundigen en ambtenaren.

  • 7.

    Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen geneeskundigen en ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 47  

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 48  

De kosten van de uitvoering van de maatregelen in deze verordening bedoeld, komen, behoudens het bepaalde in artikel 8, tweede lid, en artikel 34 quinquies, voor rekening van het Land.

Artikel 48a  

  • 1.

    Waar ter uitvoering van deze landsverordening bevoegdheden worden toegekend aan de minister om, zo nodig op kosten van de overtreders, te doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met deze landsverordening is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen, weggelaten, beschadigd of weggenomen, kan de minister de daaraan verbonden kosten bij dwangbevel invorderen. Het dwangbevel wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploot betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze, bij het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven.

  • 2.

    Binnen 30 dagen na de dagtekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van Sint Maarten. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging.​

Artikel 49  

Met hechtenis van ten hoogste drie dagen of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft overtreding van de artikelen 9, 10, 11, 12, eerste lid, 13, 14, 19, 20, 21, 30, 31 en 38bis.

Artikel 49a  

  • 1.

    Hij, die een van de artikelen 17d tot en met 17j, of 18 overtreedt, wordt voor zover het Wetboek van Strafrecht er niet in voorziet, gestraft met hechtenis van ten hoogste zeven dagen of een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Hij, die een van de artikelen 17a, 17l, tweede lid, 17m of 17n overtreedt, wordt, voor zover het Wetboek van Strafrecht er niet in voorziet, gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of een geldboete van de eerste categorie.

  • 3.

    Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kunnen de in de eerste twee leden genoemde straffen verdubbeld worden. Met een vroegere veroordeling wordt gelijkgesteld vrijwillige voldoening aan de voorwaarden, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gesteld.

Artikel 50  

Met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie wordt, voor zover het Wetboek van Strafrecht er niet in voorziet, gestraft:

  • 1.

    verzet tegen de uitvoering van maatregelen, voorgeschreven krachtens artikel 5, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, artikel 6, eerste lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 19, derde lid, artikel 24, derde lid en artikel 34;

  • 2.

    het wegnemen, verplaatsen, onleesbaar of onzichtbaar maken van het kenmerk in artikel 15 vermeld;

  • 3.

    niet nakoming van de bepalingen van artikel 34ter en overtreding van de verbodsbepalingen van artikel 34septies.​

Artikel 51  

Met hechtenis van ten hoogste 45 dagen of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:

  • 1.

    overtreding van artikel 34quater, 34quinquies, 34sexies, 35, 36, 38 en 40;

  • 2.

    het zich onttrekken aan het geneeskundig onderzoek of de geneeskundige behandeling, alsmede het verlaten van de inrichting, een en ander in artikel 39, tweede lid, bedoeld.

  • 3.

    [vervallen]

Artikel 51bis  

Overtreding van artikel 38bis, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 52  

De bij deze verordening strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 53  

[vervallen]​