Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING regelende de onteigening ten algemenen nutte |
Citeertitel | Onteigeningsverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 13 juli 1887, uitgegeven op 20 december 1887 en gepubliceerd in P.B. 1887, no. 23. De oorspronkelijke regeling bevat geen bepaling omtrent de datum van inwerkingtreding.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Een doorlopende tekst van deze regeling is geplaatst in P.B. 1960, no. 161.
Onbekend
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 79, tweede lid, van de Onteigeningsverordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | Artikel 48 | 09-01-2014 AB 2014, no. 6 | onbekend | ||
10-10-2010 | 01-04-2014 | geconsolideerde tekst (GT) | 19-04-2013 A.B. 2013, GT no. 807 | onbekend |
Onteigening voor het algemeen nut kan in het publiek belang van Sint Maarten plaats vinden.
In het publiek belang als bedoeld in artikel 1, kan ook ten name van bijzondere personen of verenigingen, aan wie de uitvoering van het werk, dat onteigening vordert, is toegestaan, worden onteigend.
Desalniettemin kan een ieder die beweert eigenaar te zijn, of rechthebbende op een recht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en niet is opgeroepen, aan de rechter verzoeken in het geding van onteigening te mogen tussenkomen, zolang de eindconclusies door partijen niet genomen zijn. Hetzelfde recht hebben derde belanghebbenden, waaronder worden verstaan beperkt gerechtigden, huurders, onderhuurders, bezitters, eigenaren in geval van mandeligheid volgens artikel 60, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, schuldeisers als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en zij die op het te onteigenen goed of op een recht waaraan dat is onderworpen, beslag hebben gelegd. Deze laatsten kunnen in hun verzoek alleen worden ontvangen, indien zij daarbij een notaris of deurwaarder aanwijzen aan wie kan worden betaald.
TITEL I Over onteigening in gewone gevallen
HOOFDSTUK I Over hetgeen aan de verklaring van het algemeen nut vooraf behoort te gaan
Geen verklaring van algemeen nut wordt voorgesteld, dan nadat de belanghebbenden in staat zijn gesteld, hun bezwaren daartegen te doen horen.
Daartoe doet, nadat enig werk van algemeen nut is ontworpen, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, hierna te noemen: de minister, een plan van het werk met de nodige kaarten opstellen.
Gedurende de in het vorige artikel bedoelde termijn, alsmede gedurende 14 dagen na verloop daarvan, kunnen bezwaren tegen de voorgenomen onteigening en het plan van het werk schriftelijk worden ingediend bij de minister.
HOOFDSTUK II Over de eindaanwijzing van de te onteigenen goederen
Het voorstel van de landsverordening tot verklaring van het algemeen nut wijst de aard en de strekking, alsmede de hoofdpunten ter bepaling van de algemene richting van het werk aan, en bij kanalen en wegen, zoveel mogelijk, de plaatsen, door welke zij zullen lopen. De termijn, waarbinnen de vordering tot onteigening moet worden ingesteld, wordt daarbij bepaald.
Nadat die verklaring landsverordening is geworden, wordt bij landsbesluit een commissie benoemd, bestaande uit drie leden die, bijgestaan door een door de minister te benoemen deskundige, die bijeenkomt, teneinde de bezwaren van de belanghebbenden tegen het plan, volgens hetwelk de onteigening zal geschieden, aan te horen.
Uiterlijk 14 dagen voordat de commissie bijeenkomt worden tijd en plaats, waarop de bijeenkomst zal plaatsvinden door de minister in de Landscourant en in een of meer nieuwsbladen bekend gemaakt. De kosten komen ten laste van hen, ten name van wie het werk wordt uitgevoerd. De belanghebbenden worden daarbij tevens opgeroepen.
Moeten nog andere onroerende zaken of rechten dan die, welke krachtens het eerste lid van dit artikel voor onteigening zijn aangewezen, onteigend worden, dan moeten de bepalingen van de vier voorgaande artikelen opnieuw worden toegepast en is het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel van toepassing.
Door de minister wordt die ter inzage legging, met vermelding van datum en nummer van het landsbesluit en van de wijze waarop het ingevolge het vorige lid is openbaar gemaakt, alsmede van de aard en de strekking van het werk, in de Landscourant vooraf bekend gemaakt en in een of meer nieuwsbladen aangekondigd.
HOOFDSTUK III Van het geding tot onteigening
De onteigenende partij tracht hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen.
Is hetgeen onteigend moet worden niet bij minnelijke overeenkomst verkregen, dan doet de onteigenende partij de in het landsbesluit aangewezen eigenaar voor de rechter in eerste aanleg, op een bij deze ingediend verzoekschrift oproepen, teneinde de onteigening te horen uitspreken en het bedrag van de schadeloosstelling te horen bepalen. Betreft de onteigening een recht, dan wordt zij ingesteld tegen de in het landsbesluit aangewezen rechthebbende; van deze vordering wordt kennisgenomen door de rechter in eerste aanleg.
Het verzoekschrift wordt betekend aan degenen die als houder van op het te onteigenen goed rustende hypotheken in de openbare registers bedoeld in titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijke Wetboek zijn ingeschreven en aan de in die registers ingeschreven beslagleggers op het te onteigenen goed.
Wanneer de verweerder buiten Sint Maarten woont, of zijn woonplaats onbekend is, wordt het geding gevoerd tegen de gevolmachtigde of bewindvoerder, indien deze binnen Sint Maarten bekend is, en, zo ook deze onbekend is, tegen een derde in Sint Maarten wonende, door de rechter, op verzoek en op kosten van de onteigenende partij daartoe te benoemen. De aldus benoemde kan, bij het beëindigen van zijn werkzaamheden, het loon van de bewindvoerder van een afwezige en daarenboven de gemaakte onkosten in rekening brengen.
Het inleidend verzoekschrift moet, op straffe van nietigheid, de som, welke als schadeloosstelling aangeboden wordt, vermelden.
Ten minste drie dagen vóór de verschijning, legt de onteigenende partij, tot documentering van haar eis, ter griffie van het gerecht over:
een door de minister afgegeven bewijs, dat de commissie tot het aanhoren van de bezwaren van de belanghebbenden zitting gehouden heeft, alsmede de Landscourant, waarin die zitting tenminste 14 dagen tevoren is bekendgemaakt, en een verklaring van de minister over de wijze waarop die zitting tenminste 14 dagen te voren is bekend gemaakt;
Indien van twee of meer gedaagden de een verschijnt, en de ander niet, wordt met de verschijnende onmiddellijk voortgeprocedeerd; en de uitspraak geschiedt tussen alle partijen bij een en hetzelfde vonnis, dat als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt beschouwd, en waartegen geen verzet toegelaten wordt.
In de plaats van de deskundigen, die niet opgekomen zijn of weigeren aan hun verplichtingen te voldoen, benoemt de rechter-commissaris anderen. Indien, ten gevolge daarvan, het onderzoek moet worden uitgesteld, bepaalt de rechter-commissaris daarvoor een nadere tijd, waarvan noch betekening door partijen, noch aankondiging in enig nieuwsblad of op andere wijze behoeft te geschieden.
Partijen kunnen aan de rechter-commissaris en de deskundigen alle stukken mededelen en alle gronden opgeven, welke, volgens haar oordeel tot een juiste bepaling van de schade kunnen leiden.
De formaliteiten, bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven omtrent het getuigenverhoor en het bericht van deskundigen, zijn ten deze niet toepasselijk.
Wanneer de deskundigen of de personen, van wie verschijning de rechter-commissaris gelast heeft, op de bepaalde tijd, hoewel behoorlijk geroepen, niet verschijnen, of zonder wettige redenen weigeren de eed af te leggen of de van hen gevraagde inlichtingen te geven, worden zij door de rechter-commissaris veroordeeld tot vergoeding van de tevergeefs gedane onkosten; alles onverminderd hun aansprakelijkheid jegens de partijen tot schadevergoeding.
Hij neemt daarin de verklaringen op van de personen, bij het onderzoek gehoord, welke verklaringen hun worden voorgelezen en door hen worden ondertekend. De deskundigen doen hun advies in het proces-verbaal opnemen of voegen het er ondertekend bij. In het eerste geval tekenen zij mede het proces-verbaal.
Een en ander wordt gedurende 14 dagen ter inzage door partijen alsmede door derde belanghebbenden op de griffie ter inzage gelegd, waarvan door de griffier in een nieuwsblad, door de rechter-commissaris aan te wijzen, kennis wordt gegeven.
Gedurende die 14 dagen kunnen partijen en derde belanghebbenden hun bezwaren, na die aan de wederpartij te hebben betekend, schriftelijk bij de rechter-commissaris indienen.
Uiterlijk 14 dagen na die terechtzitting doet de rechter, indien hij geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 174b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, uitspraak over de onteigening en over de schadeloosstelling, aan de eigenaren en derde belanghebbenden uit te keren.
Bij de berekening van de schadevergoeding wordt niet gelet op nieuwe getimmerten of op veranderingen, gemaakt na de ter inzage legging bedoeld in artikel 13.
Alleen de werkelijke waarde van het onteigende, niet de denkbeeldige die alleen de eigenaar daarvan heeft, komt in aanmerking.
Indien ten aanzien van een te onteigenen gebouw door de minister ontruiming is gelast op grond, dat het verblijf daarin, naar zijn oordeel, onmiddellijk gevaar oplevert, wordt vergoed de waarde van de grond en van de bouwmaterialen, ingeval het gebouw voor geen enkel doel kan worden gebruikt. Ingeval het gebouw tot enig ander doel dan bewoning zou kunnen worden gebruikt, wordt vergoed de waarde van de grond en van de bouwmaterialen, vermeerderd met zodanig bedrag, als billijk kan worden geacht in verband met de meerdere voordelen, welke de eigenaar uit bedoeld gebruik zou kunnen trekken. Voor de bepaling van de waarde van de grond is artikel 42 van toepassing.
Indien slechts ten aanzien van een gedeelte van het te onteigenen gebouw ontruiming is gelast, wordt bij de bepaling van de waarde van het geheel daarmee rekening gehouden. Daarbij wordt gelet op de geschiktheid of ongeschiktheid van het onbewoonbaar verklaarde deel voor andere doeleinden dan bewoning.
Indien een gebouw zich door zijn constructie voor verplaatsing leent en de onteigenende partij een naar het oordeel van de deskundigen aanvaardbaar terrein aanbiedt, waarop het gebouw herplaatst kan worden, wordt vergoed het verschil in waarde tussen het oude en het nieuwe terrein, indien dat verschil in het nadeel van de onteigende partij is, alsmede de kosten van verplaatsing, van tijdelijke behuizing en zonodig de schade aan het gebouw toegebracht.
Bij de bepaling van de werkelijke waarde, bedoeld in artikel 38, van het onteigende wordt geen rekening gehouden met de bestemming tot enig doel van openbaar nut van het onteigende als gevolg van bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan, een verkavelingsplan of een plan voor het aanleggen van openbare wegen, met een bouwverbod of met bijzondere voorschriften ter bepaling van een voorgevelrooilijn.
Bij de bepaling van de waarde van grond als bouwgrond wordt rekening gehouden met geldende regels betreffende afstand van grond voor openbare verkeerswegen alsmede betreffende kosten van hetgeen nodig is om grond voor bebouwing naar de plaatselijke voorschriften gereed te maken.
Indien de minister de eigenaar van gebouwen, muren of erfscheidingen, die wegens de geheel of gedeeltelijk bouwvallige of verwaarloosde toestand dreigen in te storten of gevaar opleveren, bij een schriftelijk en met redenen omkleed besluit heeft opgedragen, binnen de daarbij gestelde termijn, bedoelde gebouwen, muren of erfscheidingen behoorlijk te herstellen of te versterken of, ter keuze van de betrokken eigenaar, af te breken, zonder dat daaraan gevolg is gegeven, wordt vergoed de waarde, die het gebouw zou hebben ingeval zodanige verbeteringen waren aangebracht met aftrek van de kosten van verbetering.
Bij de berekening van de schadeloosstelling wordt rekening gehouden met de mindere waarde, welke voor de niet onteigende goederen het noodzakelijk gevolg van de onteigening is.
Voor zover de volgende artikelen niet anders tot gevolg hebben, zijn de artikelen 38 tot en met 44 van overeenkomstige toepassing op rechten die door de onteigening geheel of gedeeltelijk vervallen.
Indien de huurder een maand of minder huur had, of indien de verhuring of haar verlenging na de ter inzage legging, bedoeld in artikel 13 heeft plaats gehad, wordt door de onteigenende partij aan de huurder geen schadeloosstelling betaald, maar heeft deze een vordering tot schadevergoeding tegen de verhuurder, tenzij anders mocht zijn overeengekomen.
De hypotheekhouder en de ingeschreven beslaglegger hebben geen recht op afzonderlijke schadevergoeding. Slechts indien zij zijn tussengekomen, kunnen zij zich jegens de onteigenaar beroepen op hun rechten uit artikel 229 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 507a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zij oefenen die rechten uit op het bedrag van de werkelijke waarde en de waardevermindering van het overblijvende, zoals dat bedrag toekomt aan de hypotheekgever, de beslagene en de beperkt gerechtigde, wiens recht niet tegen hen kan worden ingeroepen.
Indien alle in het vorige lid vermelde belanghebbenden tot overeenstemming omtrent de verdeling zijn gekomen, bepaalt de rechter wat aan ieder van hen moet worden betaald. Is geen overeenstemming bereikt, dan worden de bedragen in hun geheel toegewezen aan de tussengekomen hypotheekhouder, hoogste in rang, dan wel, indien geen hypotheekhouder is tussengekomen, aan de daartoe door de eerst ingeschreven beslaglegger aangewezen notaris of deurwaarder, en vindt verdeling plaats met toepassing van de regels betreffende de verdeling van een zodanige opbrengst in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Een beslaglegger behoeft voor de toepassing van het vorige lid niet tussen te komen, indien hij aan de onteigenaar bij exploot meedeelt zijn rechten uit artikel 507a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen tot het deel van de in het eerste lid bedoelde bedragen, dat voor de beslagene bestemd is.
Bij de bepaling van de schadeloosstelling wegens het vervallen van een erfdienstbaarheid of een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, wordt rekening gehouden met hetgeen te verwachten is omtrent de wijziging of de opheffing krachtens de artikelen 78 en 79 van Boek 5, dan wel de artikelen 258 en 259 van Boek 6 van dat wetboek en de daaraan te verbinden voorwaarden. De artikelen 41 en 42 missen in zoverre toepassing. Overigens wordt rekening gehouden met de mogelijkheid de erfdienstbaarheid of het recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van dat wetboek door een andere erfdienstbaarheid of een ander recht te vervangen.
De kosten komen ten laste van de onteigenende partij, tenzij de rechter in de omstandigheden van het geding redenen vindt om de kosten geheel of voor een deel te compenseren, met dien verstande dat de kosten geheel door de verweerder worden gedragen, indien hem niet meer wordt toegewezen dan in het inleidend verzoekschrift werd aangeboden.
HOOFDSTUK IV Van de voorlopige inbezitneming
Aan de onteigenende partij die voor de voldoening van de schadeloosstelling aan de wederpartij en aan dederde belanghebbenden, die dit verlangen, zekerheid heeft gesteld, wordt op de wijze, in artikel 57 omschreven, het recht verleend om zich, desnoods met behulp van de sterke arm, in het feitelijk bezit te stellen van en veranderingen te brengen in de staat van de te onteigenen onroerende zaken, de onroerende zaak waarop het te onteigenen recht rust, of om, desnoods met behulp van de sterke arm, te belemmeren en te beletten, dat gebruik wordt gemaakt van de te onteigenen rechten of door de onteigening vervallende rechten, indien het bepaalde in de artikelen 55, 56 en 57 is nageleefd.
De onteigenende partij, die het in het voorgaande artikel omschreven recht wenst te verkrijgen, moet dit bij het in artikel 18 bedoeld verzoekschrift meedelen en bij het verzoek, bedoeld in het tweede lid van artikel 23, vorderen dat de rechter-commissaris de bedragen zal bepalen waartoe zekerheid gesteld zal moeten worden. Is dit geschied dan worden die bedragen door de rechter-commissaris afzonderlijk voor de wederpartij en voor ieder van de derde belanghebbenden, die zekerheidsstelling verlangen, bepaald, onmiddellijk nadat het onderzoek door de deskundigen, bedoeld in artikel 27, heeft plaats gehad.
De bedragen van de zekerheidsstelling worden in overeenstemming met hetgeen is verlangd bepaald, tenzij de rechter-commissaris redenen aanwezig acht om daarvan af te wijken, met dien verstande dat het gezamenlijkebedrag van de ten behoeve van de wederpartij en de derde belanghebbenden te stellen zekerheid ten minste wordt bepaalde op de som welke ter voldoening aan het bepaalde in artikel 21 als schadeloosstelling is aangeboden.
Tenzij met een andere wijze van zekerheidsstelling genoegen is genomen, wordt zekerheid gesteld door inpandgeving hetzij van een bij de consignatiekas in bewaring gegeven geldsom, welke tenminste gelijk is aan het bedrag waartoe zekerheid moet worden gesteld, hetzij van bij de Ontvanger in bewaring gegeven schuldbrieven ten laste van Sint Maarten, welke op het moment van de inpandgeving een waarde hebben die ten minste 10% meer bedraagt dan het bedrag, waartoe zekerheid gesteld moet worden.
De onteigenende partij, die van het in artikel 54 omschreven recht geen gebruik heeft gemaakt voordat het vonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan, is daarna niet meer bevoegd van dat recht gebruik te maken.
De gestelde zekerheid vervalt en het in pand gegevene kan worden teruggenomen, wanneer hetzij de bij het vonnis tot onteigening bepaalde schadeloosstelling, hetzij de krachtens artikel 59 verschuldigde schadevergoeding is voldaan of is aangeboden en geconsigneerd.
Wanneer de onteigenende partij bij het verzoekschrift, bedoeld in artikel 18, heeft meegedeeld dat zij het in artikel 54 omschreven recht wenst te verkrijgen, zijn in afwijking van het bepaalde in artikel 62 onder de schadeloosstelling begrepen de wettelijke rente daarvan, te rekenen vanaf de dag, waarop de benoeming, bedoeld in artikel 25, heeft plaats gehad.
HOOFDSTUK V Over de betaling van de schadeloosstelling
Het vonnis van onteigening vervalt, wanneer niet binnen zes maanden, nadat het in kracht van gewijsde is gegaan, de schadeloosstelling betaald, of, in de gevallen, waarin dit volgens deze landsverordening kan geschieden, geconsigneerd is. De onteigenende partij is alsdan gehouden tot vergoeding van de schade, die de wederpartij daardoor mocht hebben geleden. Onder die schade zijn echter niet begrepen de proceskosten, waarin de onteigenende mocht zijn veroordeeld, noch ook het verlies van de voordelen die de onteigende uit de onteigening zou hebben getrokken.
Wanneer hij, aan wie de schadeloosstelling is toegewezen, weigert haar te ontvangen, en bij deurwaardersexploot daarvoor in gebreke is gesteld, kan de onteigenaar zodra tien dagen zijn verstreken overgaan tot consignatie.
Wanneer de schadeloosstelling is betaald of consignatie daarvan krachtens het bepaalde in artikel 3 of in artikel 63 heeft plaats gehad, wordt de onteigenende partij op bevelschrift van de rechter in eerste aanleg, desnoods door middel van de sterke arm, in het bezit van de onteigende goederen gesteld.
Wanneer onder de onteigenende partij beslag op de schadeloosstelling is gelegd, doet zij het bedrag dat zij zonder het beslag aan de beslagene had moeten uitbetalen consigneren.
In geval van onteigening van een onroerende zaak gaat door inschrijving van het vonnis de eigendom op de onteigenaar over, vrij van alle met betrekking tot de zaak bestaande lasten en rechten. In geval van onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, vervallen door de inschrijving de lasten en rechten die bestaan met betrekking tot de zaak, waarop het onteigende recht rust. Aldus waardeloos geworden inschrijvingen van hypotheken en beslagen worden ambtshalve doorgehaald. Alleen erfdienstbaarheden kunnen op de zaak gevestigd blijven. Zij dienen daartoe in het vonnis te worden opgenomen; indien zij niet door vestiging zijn ontstaan, worden de kadastrale aanduiding van het heersende erf en een omschrijving van de inhoud van de erfdienstbaarheid opgenomen.
Alle lasten of belastingen, hoegenaamd, waarmee het onteigende goed is bezwaard, of die daarvan worden betaald, gaan van de dag, waarop het eindvonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan of waarop, in het geval van artikel 64, de inbezitneming heeft plaats gehad, op de onteigenende partij over.
Indien, tengevolge van oorzaken, welke de onteigenende bij machte was uit de weg te ruimen, met het werk waartoe werd onteigend, niet binnen een jaar nadat het eindvonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan, een aanvang is gemaakt of de arbeid daaraan meer dan een jaar mocht zijn gestaakt, of indien uit andere omstandigheden is aan te tonen, dat het werk blijkbaar niet tot stand zal worden gebracht, kan de onteigende bij de rechter het afgestaan goed terugvorderen in de toestand, waarin het zich alsdan bevindt, doch onder gehoudenheid, om, in evenredigheid tot de terugontvangen waarde, de schadeloosstelling terug te geven.
TITEL II Over onteigening bij besmetting
De overgang van de eigendom, voor zover het roerende zaken betreft, heeft niet plaats dan nadat vanwege de minister de schadeloosstelling is betaald of geconsigneerd; het laatste, indien de gelegenheid ontbreekt de betaling te doen of de onteigende weigert op het hem gedane aanbod de schadevergoeding te ontvangen dan wel indien er beslag op die gelden mocht zijn gelegd. Artikel 62 is ook hier van toepassing.
TITEL III Over onteigening in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting
TITEL IV Over onteigening van wegen en bruggen, en onteigening voor aanleg en verbetering van wegen, bruggen, havenwerken en terreinen en werken voor de luchtvaart
Zonder voorafgaande verklaring bij landsverordening, dat het algemeen nut de onteigening vordert, kan onteigening plaatsvinden van wegen en bruggen, alsmede daarop rustende rechten als in artikel 4 bedoeld, en onteigening voor aanleg en verbetering van wegen, bruggen, havenwerken en van terreinen voor de luchtvaart.
TITEL V Over onteigening bij oorlog, brand of orkaan
Wanneer hij, in wiens naam de onteigening gelast is, de eigendom van het goed niet langer voor het beoogde doel nodig acht en er nog geen drie jaren sinds de onteigening verlopen zijn, is de onteigende bij voorkeur boven alle anderen tegen betaling van de prijs, door deskundigen te begroten, tot de verkrijging daarvan gerechtigd.