Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende de introductie van een belasting op spaarvermogen |
Citeertitel | Landsverordening spaarvermogensheffing |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 28 juli 2006, gepubliceerd in P.B. 2006, no. 50, en in werking getreden op 29 juli 2006, met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2005. Daarvan uitgezonderd zijn: de artikelen 2 tot en met 15 en 19, deze traden in werking op 29 juli 2006; artikel 16 en 17, treden in werking op een nog nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 711 | onbekend |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder rentebetaling mede verstaan:
inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop van, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, en artikel 3, indien deze rechtstreeks of middellijk via een andere instelling voor collectieve belegging in effecten meer dan 40% van hun vermogen in schuldvorderingen beleggen. De inkomsten, bedoeld in de vorige volzin, worden slechts als rentebetaling aangemerkt voor zover deze inkomsten rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van artikel 1, onderdeel i.
De in het eerste lid genoemde percentages worden bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsenreglement of de statuten van de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten is neergelegd of bij ontstentenis daarvan op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instellingen voor collectieve belegging in effecten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter bepaling van de in de eerste volzin bedoelde percentages.
Indien rente als omschreven in artikel 1, onderdeel i, en in artikel 4, eerste lid, wordt uitbetaald aan, of bijgeschreven op een rekening op naam van een in Sint Maarten gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 2, die geen gebruik heeft gemaakt van de keuzemogelijkheid in artikel 3, en daarnaast meer dan 15% van het vermogen in schuldvorderingen heeft belegd, wordt, voor zover een belastingplichtige hiertoe is gerechtigd, de uitbetaalde of bijgeschreven rente op het moment van ontvangst aangemerkt als een door deze entiteit verrichte rentebetaling. De eerste volzin is niet van toepassing indien de daar bedoelde entiteit niet formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, door de in een lidstaat gevestigde marktdeelnemer worden medegedeeld aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat.
Indien een in Sint Maarten gevestigde marktdeelnemer rente als omschreven in artikel 1, onderdeel i, en in artikel 4, eerste lid, uitbetaalt aan, of bijschrijft op een rekening die op naam staat van een in een lidstaat gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn, die geen gebruik heeft gemaakt van de in die lidstaat geldende keuzemogelijkheid als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Richtlijn, wordt de uitbetaalde of bijgeschreven rente aangemerkt als een door de marktdeelnemer verrichte rentebetaling aan een belastingplichtige.
Hoofdstuk II Belasting op spaarvermogen, middels een heffing aan de bron
Onder de naam ‘spaarvermogensheffing’ wordt een belasting over rentebetalingen als bedoeld in artikel 1, onder i, en artikel 4, eerste lid, geheven van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 1, onder f.
De inhoudingsplichtige draagt de ingehouden spaarvermogensheffing op aangifte af aan de Ontvanger. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 14 van de Algemene landsverordening landsbelastingen is voor de toepassing van deze landsverordening de inhoudingsplichtige hiertoe eenmaal per jaar, binnen drie maanden na afloop van het belastingjaar voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen, verplicht.
Hoofdstuk III Identificatieverplichtingen
Niettegenstaande het bepaalde in artikel 6 van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening legt de inhoudingsplichtige voor nieuwe contractuele betrekkingen de identiteit van de belastingplichtige eveneens vast aan de hand van, indien dit bestaat, het door de fiscale woonstaat van de belastingplichtige aan hem toegekende fiscaal identificatienummer. Indien het fiscale identificatienummer niet bestaat, wordt de identiteit aangevuld met de vermelding van de geboorteplaats en geboortedatum van de belastingplichtige.
Hoofdstuk IV De uitwisseling van informatie
De inhoudingsplichtige laat de spaarvermogensheffing over een rentebetaling als bedoeld in artikel 1, onder i, in artikel 4, eerste lid, en in artikel 5, eerste lid, achterwege indien hiertoe door de belastingplichtige schriftelijk wordt verzocht. Het in de vorige volzin bedoelde verzoek wordt aangemerkt als een machtiging van de belastingplichtige voor het verstrekken van informatie aan de bevoegde autoriteit van zijn woonstaat met betrekking tot door de inhoudingsplichtige aan hem verrichte rentebetalingen.
De inhoudingsplichtige laat de spaarvermogensheffing over een rentebetaling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, achterwege indien de in een lidstaat gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn, die geen gebruik heeft gemaakt van de in die lidstaat geldende keuzemogelijkheid als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Richtlijn formeel aanvaardt dat haar, in het verzoek vermelde, naam en adres wordt medegedeeld aan de bevoegde autoriteit.
De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 29 van de Algemene landsverordening landsbelastingen, die na afgifte ten hoogste drie jaren geldig is en die wordt afgegeven aan elke in het eerste lid bedoelde belastingplichtige die hiertoe een verzoek indient.
Hoofdstuk V Bijzondere bepalingen
Artikel 41A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting komt te luiden:
Als voorheffing op de inkomstenbelasting wordt aangemerkt de geheven belasting, daaronder niet begrepen de bij naheffing toegepaste verhoging, ingevolge:
Deze landverordening wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 5, eerste lid, tweede volzin, vervalt.
F. Artikel 11 wordt vervangen door:
1. Een inhoudingsplichtige verstrekt de bevoegde autoriteit binnen drie maanden na het verstrijken van het belastingjaar waarin de inhoudingsplichtige een rentebetaling als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, in artikel 4, eerste lid, en in artikel 5, eerste lid, heeft verricht of bewerkstelligd aan een belastingplichtige, de navolgende gegevens:
a. de identiteit en woonplaats van de belastingplichtige zoals die overeenkomstig artikel 9 zijn vastgesteld;
b. de naam en het adres van de inhoudingsplichtige;
c. het rekeningnummer van de belastingplichtige of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van het schuldinstrument;
d. het totale bedrag van de rentebetaling.
2. Een inhoudingsplichtige verstrekt de bevoegde autoriteit binnen drie maanden na het verstrijken van het belastingjaar waarin de inhoudingsplichtige een rentebetaling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, heeft verricht of bewerkstelligd aan een in artikel 5, tweede lid, bedoelde entiteit, de navolgende gegevens:
a. de naam en het adres van de entiteit;
b. het totale bedrag van de rente die aan de entiteit is uitbetaald of de rentebetaling die voor de entiteit is bewerkstelligd.
In afwijking van het eerste lid treden de volgende artikelen in werking op het hieronder aangegeven tijdstip:
b. artikel 16 en 17 treden in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip;
c. artikel 18, onderdeel A, treedt in werking op 1 januari 2011;
e. artikel 18, onderdeel C, treedt in werking op 1 juli 2011, tenzij dit tijdstip is gelegen op of na het tijdstip, bedoeld in onderdeel b.