Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening landsbelastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingMINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening landsbelastingen
CiteertitelMinisteriële regeling administratieve boeten
Vastgesteld doorMinister van Financiën
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 21 december 2001, gepubliceerd in P.B. 2001, no. 148, en in werking getreden op 1 januari 2002.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene landsverordening landsbelastingen, artikel 39

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

21-07-2010

AB 2013, GT no. 418

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 39, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening landsbelastingen

 

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze ministeriële regeling wordt onder “boete” verstaan de sanctie die de Inspecteur ingevolge Hoofdstuk III van de Algemene landsverordening landsbelastingen kan opleggen met betrekking tot belastingen als bedoeld in artikel 1 van genoemde landsverordening overeenkomstig de in deze ministeriële regeling vastgestelde regels.

Artikel 2
  • 1.

    Bij het vaststellen van de boete wijkt de Inspecteur niet af van de percentages en bedragen, die in deze ministeriele regeling zijn vermeld.

  • 2.

    De boete kan worden verminderd wanneer sprake is van een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de opgelegde boete, of wanneer de omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit buiten de directe invloedssfeer van belanghebbende liggen. De vermindering kan slechts worden verleend wanneer een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 29 van de Algemene landsverordening landsbelastingen tegen de boete is ingediend.

Hoofdstuk II Verzuimboete

Artikel 3
  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, houdt de Inspecteur rekening met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd. De vorige volzin is ook van toepassing bij het opleggen van een verzuimboete voor de winstbelasting welke ingevolge Hoofdstuk II van de Landsverordening op de winstbelasting op aangifte moet worden voldaan.

  • 2.

    Bij het opleggen van een verzuimboete voor een belasting, anders dan de winstbelasting, welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, houdt de Inspecteur voor de gevallen, bedoeld in de artikelen 5 en 6, rekening met het aantal keren dat in de voorafgaande negen tijdvakken een verzuim is geconstateerd.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verzuimen wegens het niet of niet tijdig doen van de aangifte en de verzuimen wegens het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van de belasting.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid worden, met betrekking tot een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, slechts die verzuimen in aanmerking genomen welke betrekking hebben op tijdvakken die vallen in een periode van 24 maanden.

  • 5.

    Indien er sprake is van kwijtschelding van de boete wegens het afwezig zijn van alle schuld, telt dit verzuim niet mee in de verzuimenreeks.

  • 6.

    De verzuimenreeks, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt toegepast per belastingmiddel.

Artikel 4
  • 1.

    Indien de belastingplichtige de aangifte voor een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven niet of niet tijdig heeft gedaan, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim een boete op van NAƒ 250,-;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van NAƒ 500,-;

    • c.

      derde verzuim een boete op van NAƒ 1.000,-;

    • d.

      een vierde of volgend verzuim een boete op van NAƒ 1.500,-.

  • 2.

    Indien de belastingplichtige stelselmatig niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, legt de inspecteur een boete op van maximaal NAƒ 2.500,-.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien de belastingplichtige de aangifte voor de winstbelasting welke ingevolge Hoofdstuk II van de Landsverordening op de winstbelasting op aangifte moet worden voldaan niet of niet tijdig heeft gedaan.

  • 4.

    Een boete blijft eveneens achterwege indien door de werking van artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting de aanslag op nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld.

Artikel 5
  • 1.

    Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de aangifte voor een belasting, welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet of niet tijdig heeft gedaan, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim geen boete op;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van NAƒ 50,-;

    • c.

      derde of volgend verzuim een boete op van NAƒ 100,-.

  • 2.

    Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige stelselmatig niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, legt de Inspecteur een boete op van maximaal NAƒ 2.500,-.

Artikel 6
  • 1.

    Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de belasting, anders dan de winstbelasting, die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, legt de Inspecteur in geval van een:

    • a.

      eerste verzuim een boete op van 5% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAf 50,- en een maximum van NAƒ 2.500,-;

    • b.

      tweede verzuim een boete op van 10% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAƒ 100,- en een maximum van NAƒ 5.000,-;

    • c.

      derde of volgend verzuim een boete op van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAƒ 150,- en een maximum van NAƒ 10.000,-.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 6a

In afwijking van artikel 6 wordt een verzuimboete opgelegd van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAƒ 25,- en een maximum van NAƒ 10.000,-, indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig heeft betaald, omdat te weinig is aangegeven.

Hoofdstuk III Vergrijpboete

Artikel 7
  • 1.

    Indien het aan opzet dan wel grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige te wijten is dat, met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aanslag te laag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven, legt de inspecteur een boete op van 25% van de in artikel 20, tweede lid, van de Algemene landsverordening landsbelastingen omschreven grondslag voor de boete ingeval van grove schuld dan wel 50% ingeval van opzet.

  • 2.

    Indien het aan opzet dan wel grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige te wijten is dat, met betrekking tot een belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig is betaald, legt de Inspecteur ten boete op van 25% van de in artikel 21, tweede lid, van de Algemene landsverordening landsbelastingen omschreven grondslag voor de boete ingeval van grove schuld dan wel 50% ingeval van opzet.

  • 3.

    De Inspecteur legt in geval er sprake is van opzet waarbij de ernst van de gedraging tot een hogere boete dan die in het eerste of tweede lid aanleiding geeft, een boete op van 100%. Hiertoe is in elk geval aanleiding indien sprake is van ernstige en verhoudingsgewijs omvangrijke fraude.

  • 4.

    In geval van recidive wordt de vergrijpboete bij grove schuld verhoogd tot 50% en de vergrijpboete bij opzet tot 100%. Van recidive is sprake indien aan de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige voor hetzelfde belastingmiddel in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de door de Inspecteur op te leggen vergrijpboete reeds eerder een vergrijpboete is opgelegd, een transactie is voldaan, dan wel strafoplegging heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Indien op grond van een samenhangend complex van feiten over enig belastingjaar ter zake van meerdere belastingmiddelen aanslagen met een vergrijpboete worden opgelegd die uiteindelijk drukken op één belastingplichtige of inhoudingsplichtige, wordt de hoogste boete gehandhaafd en worden de overige boeten elk verminderd tot de helft.

Hoofdstuk IV Vrijwillige verbetering

Artikel 8
  • 1.

    Indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de gemaakte fouten uit eigen beweging herstelt, legt de Inspecteur ingeval van grove schuld dan wel opzet in plaats van een vergrijpboete een verzuimboete op van 5% dan wel 10% van de grondslag van de boete. In afwijking van de vorige volzin legt de Inspecteur ingeval van ernstige en verhoudingsgewijs omvangrijke fraude dan wel van recidive als bedoeld in artikel 7, vierde lid, laatste volzin, in plaats van een vergrijpboete een verzuimboete op van 15% van de grondslag van de boete.

  • 2.

    Van herstel uit eigen beweging van fouten als bedoeld in het eerste lid is geen sprake, indien belanghebbende een boekenonderzoek is aangezegd of indien een branche- of fraudeonderzoek aan de gang is dan wel is aangekondigd en belanghebbende redelijkerwijs moet vermoeden dat de resultaten van een dergelijk onderzoek hem zullen kunnen raken.

Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9
  • 1.

    [regelt de inwerkingtreding]

  • 2.

    Voor het bepalen van het aantal verzuimen, bedoeld in artikel 3, worden mede in aanmerking genomen, de verzuimen die zijn begaan vóór 1 januari 2002.

artikel 10

Deze ministeriële regeling kan worden aangehaald als: Ministeriële regeling administratieve boeten.