Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING van 3 augustus 2001 houdende regels betreffende de administratieve rechtspraak |
Citeertitel | Landsverordening administratieve rechtspraak |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Landsverordening administratieve rechtspraak |
Geen.
Onbekend.
Besluit proceskosten bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2016 | art. 7 | 18-03-2016 AB, 2016, 14 | Onbekend. | ||
30-05-2015 | 30-04-2016 | Artikel 101 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | |
10-10-2010 | 30-05-2015 | bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten | 21-07-2010 A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30 | onbekend |
Natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, kunnen daartegen beroep instellen bij het Gerecht. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Ten aanzien van rechtspersonen worden mede als hun belangen beschouwd de belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden behartigen.
Het Gerecht doet uitspraak op beroepschriften ingevolge artikel 9 van de Cessantialandsverordening (P.B.1983, no.85) en beroepschriften inzake sociale en volksverzekeringen, voor zover in de daarop betrekking hebbende landsverordeningen beroep op het Gerecht is opengesteld. Alsdan is deze landsverordening van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 3 De behandeling in eerste aanleg
Alvorens tot die eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af: "Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling, aan iemand wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik nimmer enige giften of geschenken hoe ook genaamd, zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij in een rechtszaak is of zal worden betrokken, waarin mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)".
Bij de beraadslaging over rechtszaken maken eerst de bijzondere rechters, van de jongstbenoemde tot de oudste, en als laatste de voorzitter hun gevoelen kenbaar. In diezelfde volgorde heeft, zo nodig, de stemming plaats. Er wordt beslist bij meerderheid van stemmen. Een rechter, die niet bij de beraadslaging aanwezig kan zijn, kan zijn gevoelen niet schriftelijk kenbaar maken of door een van zijn mederechters doen voordragen.
§ 2. Het aanhangig maken van beroep
Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
Het bestuursorgaan doet bij zijn beschikking mededeling van de mogelijkheid van het indienen van beroep en de termijn, waarbinnen het beroepschrift moet worden ingediend. In de oorspronkelijke beschikking wordt gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift en de termijn waarbinnen het bezwaarschrift moet worden ingediend.
Voor het indienen van een beroepschrift wordt van de indiener door de griffier een griffierecht geheven van NAF 150,--, met uitzondering van beroepschriften als bedoeld in artikel 8, waarvoor een griffiegeld wordt geregeld van NAF 50,-. Indien twee of meer personen gezamenlijk een beroepschrift indienen terzake van eenzelfde beschikking is slechts éénmaal bedoeld recht verschuldigd. Het griffierecht kan worden gewijzigd bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Indien voorlopige vrijstelling wordt geweigerd, dient de indiener het volle griffierecht te storten. Zodra het bewijs van onvermogen alsnog door de indiener is overgelegd en hem op grond daarvan vrijstelling is verleend, wordt het gestorte bedrag zo spoedig mogelijk door de griffier aan hem terugbetaald.
Het beroepschrift wordt niet in behandeling genomen voordat het verschuldigde griffierecht ter griffie is ontvangen. Indien het verschuldigde recht niet is gestort binnen vier weken na de dag van verzending van een mededeling waarin de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het bedrag heeft gewezen, wordt de indiener door het Gerecht niet-ontvankelijk verklaard.
Aan de indiener van het beroepschrift wordt, bij intrekking ervan om redenen dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen, het door hem gestorte griffierecht vergoed door dat orgaan. In de overige gevallen heeft het bestuursorgaan bij intrekking van het beroepschrift de bevoegdheid het gestorte recht geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
§ 3. Bepalingen omtrent de griffier
De griffier houdt een algemeen register bij, waarin alle bij het Gerecht aanhangige beroepschriften, elk beroepschrift onder een afzonderlijk nummer, worden ingeschreven met de namen van de indieners en andere partijen en hun woonplaatsen, alsmede, zo zij die hebben, van hun gemachtigden en hun woonplaatsen. In het register wordt, met vermelding van de dagtekening, tevens kort aantekening gehouden van het voorgevallene en de terzake gedane uitspraken. Het register is openbaar.
§ 4. Schriftelijke behandeling
Het Gerecht is bevoegd samenhangende beroepschriften te voegen en gevoegde beroepschriften te splitsen.
Een beroepschrift dat niet aan de bij artikel 15 gestelde eisen voldoet, wordt door de griffier aan de indiener in persoon of, indien een gemachtigde is aangewezen, aan die gemachtigde met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen ter verbetering of aanvulling dan wel ter bijvoeging van de machtiging of andere bescheiden teruggegeven of teruggezonden. Daarbij wordt vermeld de termijn waarbinnen de verbetering of aanvulling van het beroepschrift dan wel de bijvoeging van de machtiging of andere bescheiden dient te geschieden.
De griffier zendt onverwijld een afschrift van het beroepschrift en van de daarbij behorende bescheiden aan het bestuursorgaan. Daarbij wordt een bevelschrift van het Gerecht gevoegd tot het onverwijld overleggen van alle op het beroepschrift betrekking hebbende stukken. Indien het bestuursorgaan weigert op het beroepschrift betrekking hebbende stukken over te leggen, kan het Gerecht bepalen dat het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de indiener een door hem vast te stellen dwangsom verbeurt voor elke dag, dat het orgaan in gebreke blijft.
Bij de toezending van het beroepschrift aan het bestuursorgaan wordt vermeld de termijn waarbinnen een verweerschrift kan worden ingediend. Deze termijn kan het Gerecht verlengen zo dikwijls het belang van de behandeling van het beroepschrift dat vordert. Bij het indienen van het verweerschrift wordt een afschrift daarvan bijgevoegd.
De griffier zendt een afschrift van het verweerschrift onverwijld aan de indiener van het beroepschrift of diens gemachtigde.
De griffier deelt de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, mee dat hij binnen een termijn van vier weken schrifturen en bewijsstukken, die hij voor de behandeling van het beroepschrift dienstig acht, kan indienen. Deze termijn kan door het Gerecht worden verlengd zo dikwijls het belang van de behandeling van het beroepschrift dat naar zijn oordeel vordert.
Indien er naar het vermoeden van het Gerecht onbekende derde-belanghebbenden zijn, kan het Gerecht de griffier opdragen dat de mededeling, bedoeld in het tweede lid, tevens wordt gedaan door aankondiging in het nieuwsblad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst, of op een andere passende wijze. De laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Op grond van bijzondere omstandigheden kan het Gerecht de indiener van het beroepschrift toestaan om binnen een door het Gerecht te bepalen termijn een conclusie van repliek in te dienen. In dat geval wordt het bestuursorgaan toegestaan een conclusie van dupliek in te dienen, nadat het kennis heeft kunnen nemen van de conclusie van repliek. Het Gerecht stelt daarvoor eenzelfde termijn als is gesteld aan de indiening van de conclusie van repliek.
Het Gerecht kan de indiener van het beroepschrift, de andere partijen en andere natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersonen verzoeken binnen een door het Gerecht te stellen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende of te hunner beschikking staande stukken over te leggen. Degene aan wie het Gerecht het verzoek richt, is verplicht tot het verschaffen van de gevraagde inlichtingen en het overleggen van de gevraagde stukken.
Het Gerecht is bevoegd deskundigen op te dragen om binnen een door het Gerecht te bepalen termijn schriftelijk verslag en advies uit te brengen. Van de opdracht aan de deskundige geeft de griffier aan alle partijen kennis. Partijen kunnen binnen zeven dagen na de dag van verzending van het verslag aan hen schriftelijk hun zienswijze ter zake naar voren brengen. Het Gerecht kan deze termijn verlengen.
Tijd en plaats van een voorgenomen plaatselijk onderzoek of een verhoor van getuigen en deskundigen worden door de rechter-commissaris, zo mogelijk, tijdig vooraf ter kennis van alle partijen gebracht. Deze kunnen bij het plaatselijk onderzoek en het verhoor van getuigen en deskundigen aanwezig zijn en verzoeken, dat door hen meegebrachte personen als getuige en deskundige zullen worden gehoord. De rechter-commissaris kan bevelen, dat dit geheel of gedeeltelijk zal plaats hebben buiten tegenwoordigheid van een partij. Van een plaatselijk onderzoek of verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De rechter-commissaris wordt in zijn ambtsverrichtingen bijgestaan door de griffier, die hem bij het voorbereidend onderzoek vergezelt, de vereiste processen-verbaal opstelt, deze met hem ondertekent en namens hem getuigen en deskundigen oproept. Artikel 46, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
§ 6. Terinzagelegging van het procesdossier
Het Gerecht kan in het belang van de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een partij, ambtshalve of op verzoek van het betrokken bestuursorgaan, bepalen dat het inzien van geneeskundige of psychologische rapporten niet is toegestaan aan een partij persoonlijk, maar uitsluitend aan een gemachtigde die hetzij geneeskundige, hetzij advocaat, hetzij academisch gevormd psycholoog is, dan wel van het Gerecht bijzondere toestemming heeft verkregen.
Voor aanvang van de openbare behandeling van een beroepschrift door het Gerecht kan de zittende rechter of, indien het een beroepschrift betreft als bedoeld in artikel 8, elk der zittende leden, door partijen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel zouden belemmeren.
De behandeling van een beroepschrift in een openbare zitting kan met toestemming van alle partijen achterwege blijven.
Een gemachtigde niet zijnde advocaat, moet voorzien zijn van een schriftelijke machtiging, tenzij de gemachtigde verschijnt in gezelschap van de betrokken partij.
Partijen of hun gemachtigden kunnen getuigen en deskundigen, wier verhoor zij wenselijk achten, meebrengen of bij deurwaardersexploot oproepen, mits daarvan tijdig aan het Gerecht is kennis gegeven, onder opgave van hun namen en woonplaatsen. Van een en ander wordt door de Griffier aan de andere partijen en hun gemachtigden mededeling gedaan.
Het Gerecht kan bevelen dat getuigen, deskundigen en tolken die, hoewel wettelijk opgeroepen, niet zijn verschenen, en partijen die aan een oproeping, bedoeld in artikel 37, geen gevolg hebben gegeven, door de sterke arm voor hem worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen.
Het Gerecht zorgt tijdens de zitting voor de handhaving van de orde en is bevoegd wanneer de orde op enige wijze door een aanwezige wordt verstoord, degene die dit doet of alle aanwezigen te doen vertrekken.
Om gewichtige, in het proces-verbaal van de zitting te vermelden, redenen kan het Gerecht besluiten dat de behandeling van het beroepschrift geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in een zitting met gesloten deuren.
Na afloop van het verhoor worden partijen of hun gemachtigden in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van hetgeen door de getuigen en deskundigen is verklaard, het woord te voeren.
Het proces-verbaal vermeldt het volgnummer van het beroepschrift, de datum van de zitting, de naam van de rechter of rechters, de naam van de griffier, de namen van de partijen en hun gemachtigden die ter zitting zijn verschenen, alsmede de namen van de ter zitting verschenen getuigen, deskundigen en tolken.
Het Gerecht kan, ambtshalve of op verzoek van een partij bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal van de zitting zal worden opgenomen. In dat geval wordt de verklaring terstond op schrift gesteld, aan die partij, getuige of deskundige voorgelezen en door deze met het Gerecht en de griffier medeondertekend. Heeft geen ondertekening plaats, dan wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.
Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de beschikking geheel of gedeeltelijk. Vernietiging van de beschikking of een deel daarvan brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van die beschikking of het vernietigde deel daarvan mee. Het Gerecht kan bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking of het vernietigde deel daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven.
Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, kan het het bestuursorgaan opdragen een nieuwe beschikking te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van de uitspraak, dan wel kan het bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking of het vernietigde deel daarvan.
Het Gerecht kan een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe beschikking of het verrichten van een andere handeling.
Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, kan het, indien daarvoor gronden zijn, bepalen dat een vergoeding wordt toegekend ten laste van het bij de uitspraak aangewezen over lichaam. Wordt de vergoeding toegekend op verzoek van de partij zelf, dan wordt deze geacht daarmee afstand te hebben gedaan van het recht om op grond van andere wettelijke voorschriften schadevergoeding te vragen.
Het Gerecht kan bepalen dat indien en zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan de uitspraak, het door het Gerecht aangewezen overheidslichaam aan een door het Gerecht aangewezen partij een bij de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
Het Gerecht is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep en in voorkomend geval het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Artikel 58, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, is van toepassing. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld, in geval van een kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de kosten waarop de veroordeling, bedoeld in de eerste volzin, uitsluitend betrekking kan hebben, en omtrent de wijze waarop in de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoet gekomen, kan het betrokken overheidslichaam op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het negende lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Het Gerecht stelt de partij, bedoeld in het tiende lid, zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Het stelt hiervoor termijnen. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan het Gerecht bepalen, dat het toelichten en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden. Indien het toelichten en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit het Gerecht het onderzoek. In de overige gevallen zijn de hoofdstukken 3, § 7, en 6, § 1, van overeenkomstige toepassing.
Voor zover de uitspraak verplicht tot betaling van een geldbedrag, kan zij worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen. In geval van een vergoeding van de kosten ten behoeve van een partij aan wie een toevoeging is verleend krachtens het Landsbesluit op de gratis rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier.
Het Gerecht kan aan het slot van de zitting mondeling uitspraak doen, indien de behandeling van het beroepschrift zich daartoe leent. De uitspraak kan met het oog daarop voor ten hoogste veertien dagen worden verdaagd onder aanzegging aan de op de zitting verschenen partijen van dag en uur van de uitspraak. De mondelinge uitspraak bestaat uit een opgave van de beslissing van het Gerecht en van de daarvoor gebezigde gronden.
HOOFDSTUK 4 Bestuurlijke heroverweging
§ 1. Heroverweging op verzoek van het Gerecht
Het Gerecht kan, indien nog geen gebruik is gemaakt van artikel 55, in elke fase voorafgaand aan de openbare behandeling van het beroepschrift het beroepschrift toezenden aan het bestuursorgaan dat de bestreden beschikking heeft gegeven, met het gemotiveerde verzoek om binnen een door het Gerecht te stellen termijn te verklaren of het bereid is de beschikking in heroverweging te nemen.
§ 2. Heroverweging naar aanleiding van een bezwaarschrift
De personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, zijn bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen, en het beroep bedoeld in artikel 7, eerste lid, pas in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.
Wanneer het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege, indien de bezwaarde aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
De kosten die een partij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het betrokken overheidslichaam uitsluitend vergoed op verzoek van die partij voor zover de beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen.
In geval van een vergoeding van de kosten ten behoeve van een partij aan wie een toevoeging is verleend krachtens het Landsbesluit op de gratis rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de raadsman.
Indien een bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 57, vierde lid, stelt het bestuursorgaan de bezwaarde in de gelegenheid de gebreken te herstellen. Daarbij wordt vermeld de termijn, die minimaal veertien dagen bedraagt, waarbinnen het herstel van de gebreken dient te geschieden.
Indien de bezwaarde niet de persoon is tot wie de beschikking is gericht, zendt het bestuursorgaan onverwijld een afschrift van het bezwaarschrift aan degene tot wie de beschikking is gericht. Deze wordt als mede-belanghebbende, desgewenst, aangemerkt als partij bij de behandeling van het bezwaarschrift.
Indien er naar het vermoeden van het bestuursorgaan derde-belanghebbenden zijn, kan het bestuursorgaan dezen in kennis stellen van het indienen van het bezwaarschrift door middel van een publicatie in het nieuwsblad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst of op een andere passende wijze.
De belanghebbenden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn bevoegd om binnen een termijn van vier weken na de datum van verzending van het afschrift, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk de publicatie, bedoeld in het tweede lid, schrifturen en bewijsstukken, die zij voor de behandeling van het bezwaarschrift dienstig achten, bij het bestuursorgaan in te dienen.
Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift en in voorkomend geval de schrifturen en bewijsstukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, voor commentaar in handen van de afdeling of dienst van het betrokken overheidslichaam die de bestreden beschikking voorbereid heeft. Het bestuursorgaan stelt daarbij een termijn van maximaal dertig dagen.
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift, de eventuele schrifturen en bewijsstukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, en het commentaar, bedoeld in artikel 62, binnen veertien dagen na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 62, gedurende veertien dagen voor de bezwaarde en andere partijen ter inzage op een door het bestuursorgaan te bepalen toegankelijke plaats. Hiervan doet het bestuursorgaan te voren aan de bezwaarde en andere partijen schriftelijk mededeling. Artikel 32 is van overeenkomstige toepassing.
Het bestuursorgaan is bevoegd voorafgaand aan of tijdens de hoorzitting, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van de bezwaarde, de andere partijen of hun gemachtigden, getuigen, deskundigen en tolken voor de hoorzitting uit te nodigen. Indien noodzakelijk, wordt binnen een termijn van veertien dagen een nieuwe hoorzitting belegd.
Het verslag van de hoorzitting wordt ter kennisneming gezonden aan de bezwaarde, de andere partijen of hun gemachtigden, alsmede, indien van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 65, eerste lid, gebruik is gemaakt, de getuigen, deskundigen en tolken.
Het bestuursorgaan stelt de adviescommissie voor het uitoefenen van haar taak de benodigde faciliteiten beschikbaar.
De voorzitter van de adviescommissie oefent de bevoegdheden uit, bedoeld in de artikelen 59, 60, eerste lid, 61, 62, 63, 64, eerste en zesde lid, en 65, en regelt de orde van de hoorzitting, bedoeld in artikel 64. Hij wordt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden terzijde gestaan door de secretaris.
Het hoger beroep wordt binnen zes weken na de datum waarop van de uitspraak van het Gerecht kennis is gegeven op de wijze, bedoeld in de artikelen 51, tweede lid, en 52, derde lid, aanhangig gemaakt middels een aan het Hof gericht beroepschrift, dat ingediend wordt ter griffie van het Gerecht waarvan de uitspraak wordt aangevochten.
Wanneer het Gerecht de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt met een ontvankelijkverklaring, wordt het beroepschrift naar het Gerecht terugverwezen om te worden hervat in de stand waarin de behandeling zich bevond. Hoofdstuk 3 is van toepassing. Tegen de nieuwe uitspraak van het Gerecht staat binnen de in artikel 76 genoemde hoger beroep open op het Hof.
HOOFDSTUK 6 Bijzondere procedures
§ 1. Vereenvoudigde behandeling
Tegen een uitspraak, bedoeld in artikel 79, kunnen alle partijen binnen twee weken na de dag van verzending schriftelijk verzet doen bij het Gerecht. De indiener van het verzetschrift dient gemotiveerd aan te geven met welke overwegingen in de uitspraak hij zich niet kan verenigen. De artikelen 15, eerste tot en met derde lid, 20 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing.
Alvorens uitspraak te doen op het verzet stelt het Gerecht de indiener van het verzetschrift die daarom vraagt, in de gelegenheid om in een openbare zitting te worden gehoord en de schrifturen, ambtsberichten en bewijsstukken in te zien, tenzij het aanstonds van oordeel is dat het verzet gegrond is. De artikelen 41, 42 en 46 zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 2. Behandeling van spoedeisende aangelegenheden
In afwijking van artikel 17, vijfde lid, wordt een beroep waarbij een verzoek als bedoeld in het eerste lid, is gedaan, ook in behandeling genomen voordat ter griffie het verschuldigde recht is ontvangen en wordt de indiener niet-ontvankelijk verklaard indien ter griffie het verschuldigde recht niet is ontvangen binnen de termijn, bedoeld in artikel 17, vijfde lid. Het Gerecht kan een kortere termijn stellen.
Na ontvangst van een verzoek, bedoeld in artikel 81, eerste lid, bepaalt het Gerecht zo spoedig mogelijk plaats, dag en uur, waarop de openbare zitting zal plaatsvinden en doet daarvan onverwijld mededeling aan partijen. Aan het bestuursorgaan dat de beschikking waartegen beroep wordt ingesteld, heeft genomen, wordt een afschrift van de ingediende stukken gezonden.
Blijkt het Gerecht ter zitting dat het beroepschrift niet voldoende spoedeisend is om een versnelde behandeling te rechtvaardigen, of dat een versnelde behandeling van het beroepschrift een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dan bepaalt het Gerecht dat alsnog toepassing wordt gegeven aan de artikelen 23 tot en met 32.
In afwijking van artikel 82, eerste lid, kan het Gerecht een verzoek als bedoeld in artikel 81, eerste lid, onmiddellijk afwijzen indien dit kennelijk niet-ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond is. De artikelen 49 tot en met 53 zijn van overeenkomstige toepassing op deze uitspraak.
§ 3. Schorsing en voorlopige voorziening
Een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, of waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, kan op verzoek van de indiener van het beroepschrift onderscheidenlijk de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
Het Gerecht beslist in raadkamer met spoed op het verzoek, na het horen, althans na behoorlijke schriftelijke oproeping daartoe, van alle partijen of hun gemachtigden. De artikelen 33, tweede lid, en 37 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het Gerecht is bevoegd, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van partijen of hun gemachtigden, getuigen, deskundigen en tolken te doen oproepen. Partijen kunnen getuigen en deskundigen, wier verhoor zij wenselijk achten, meebrengen ter zitting, mits zij voor aanvang van de zitting het Gerecht kennis geven van de namen en woonplaatsen van deze personen. De artikelen 40 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing. De artikelen 38, derde en vierde lid, en 39 zijn van overeenkomstige toepassing indien de oproeping schriftelijk geschiedt.
Het Gerecht kan in zijn beslissing bepalen dat indien of zolang het bestuursorgaan aan de schorsing of voorlopige voorziening niet of niet volledig gevolg heeft gegeven, het door hem bij die beslissing aan te wijzen overheidslichaam aan de indiener van het beroepschrift een dwangsom verbeurt. Artikel 23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Zonodig kan het Gerecht bij nadere beslissing bepalen dat een dwangsom als in het eerste lid bedoeld, verbeurd wordt. Het kan daaraan ook zijn eerdere beslissing, bedoeld in artikel 86, aanpassen. Het Gerecht beslist na verhoor, althans na behoorlijke schriftelijke oproeping daartoe, van partijen of hun gemachtigden. De artikelen 33, tweede lid, 37, 23, tweede lid, en 87 zijn van overeenkomstige toepassing.
De schorsing, voorlopige voorziening en beslissing tot oplegging van een dwangsom kunnen worden opgeheven of gewijzigd door het Gerecht nadat het partijen of hun gemachtigden heeft gehoord, althans na behoorlijke schriftelijke oproeping daartoe. De artikelen 33, tweede lid, 37, 50, zesde lid, en 87 zijn van overeenkomstige toepassing.
De schorsing en voorlopige voorziening vervallen zodra door het Gerecht op het beroepschrift uitspraak is gedaan, voor zover in de beslissing van het Gerecht geen eerder tijdstip is aangegeven.
Een afschrift van de beslissing met betrekking tot een schorsing, voorlopige voorziening of oplegging van een dwangsom, alsmede van die met betrekking tot de opheffing of wijziging daarvan wordt onverwijld aan alle partijen gezonden.
§ 4. Onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
Indien een verzoek als bedoeld in artikel 85, eerste lid, is gedaan en het Gerecht oordeelt dat de feiten geen nader onderzoek vergen en mits met schriftelijke toestemming van alle partijen, dan wel indien het Gerecht oordeelt dat de behandeling van het beroepschrift zelf moet leiden tot de uitspraak dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan het onmiddellijk uitspraak op het beroepschrift doen.
Herziening van een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 53, 79, 80 en 95, en van het Hof, bedoeld in de artikelen 78, 79, 80 en 84 kan op verzoek van een partij plaatsvinden op grond van nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, die de verzoekende partij redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die waren zij eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
§ 6. Voorziening bij niet gevolg geven aan een uitspraak
Indien een bestuursorgaan aan een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 53, 79, 80 of 95, voor zover deze niet verplicht tot betaling van een bepaald geldbedrag, naar zijn oordeel geen of geen volledig gevolg kan geven binnen de bij die uitspraak gestelde termijn of - bij het ontbreken van zulk een termijn - binnen redelijke tijd, geeft het daarvan kennis aan de andere partijen. Indien het niet of niet volledig gevolg geven zijn oorzaak vindt in nieuwe feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de beschikking waarop de uitspraak betrekking heeft, is gegeven, doet het bestuursorgaan daarvan gelijktijdig mededeling.
Indien een kennisgeving zonder mededeling of geen kennisgeving als bedoeld in artikel 97, eerste lid, is gedaan, kunnen de andere partijen zich tot het Gerecht wenden met het verzoek om toekenning van een vergoeding dan wel om te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft.
Indien de grief, dat niet of niet volledig aan de uitspraak van het Gerecht gevolg is gegeven, gegrond wordt bevonden, kan het Gerecht uitspreken dat de partijen, bedoeld in het eerste lid, ten laste van het bij zijn uitspraak aangewezen overheidslichaam een bij die uitspraak vast te stellen vergoeding wordt toegekend, dan wel dat het bestuursorgaan alsnog binnen een door het Gerecht te stellen termijn aan de uitspraak van het Gerecht gevolg dient te geven. In het laatste geval bepaalt het Gerecht tevens dat indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de partijen, bedoeld in het eerste lid, een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt. Artikel 23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 7 Geheimhoudingsplicht
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
De datum van inwerkingtreding van deze landsverordening wordt vastgesteld bij of krachtens een landsverordening regelende de invoering en het overgangsrecht van deze landsverordening.