Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING op de invordering van directe belastingen |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 31 december 1942, gepubliceerd in P.B. 1942, no. 248, en in werking getreden op 1 januari 1943.
Artikel 15, tweede lid, van de Invorderingsverordering luidt als volgt:
Met ingang van die datum houden de bepalingen van de artikelen 1 tot en met 3 en 5 tot en met 9, 12, 13 en 15 van de Landsverordening op de invordering van directe belastingen, voor wat betreft de invordering op te gelden.
Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 03-05-2013 AB 2013, GT no. 676 | onbekend |
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder Inspecteur: de Inspecteur der Belastingen.
De invordering van de directe belastingen geschiedt krachtens kohieren die aan de Ontvanger door de Inspecteur ter invordering worden toegezonden.
De verzending van aanslagbiljetten in het eerste lid van het vorig artikel bedoeld kan mede plaatsvinden door tussenkomst van de werkgever bij wie de belastingschuldige in dienst is, doch slechts in bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden.
Verkeerde tenaamstellingen in de kohieren kunnen bij bevelschrift van de Inspecteur worden hersteld. Dat bevelschrift heeft dezelfde kracht als het kohier en de aangeslagene kan daartegen bezwaar inbrengen en beroep instellen op gelijke wijze als voor de gewone aanslagen bij de Algemene landsverordening landsbelastingen is bepaald.
De toerekening en afschrijving van de betalingen of van de tot verhaal van het verschuldigde ontoereikende opbrengst bij uitwinning geschiedt in de volgende orde:
Indien het aanslagbiljet een dagtekening draagt vallende na een verschijndag, wordt de in het vorige lid bedoelde interest niet berekend over de termijnen verschenen vóór de dagtekening van het aanslagbiljet. De interest over deze termijnen wordt voor het eerst berekend vanaf de verschijndag volgende op de dagtekening van het aanslagbiljet.
De Ontvanger is bevoegd om aan belastingplichtigen op hun verzoek hetzij uitstel van betaling hetzij gemakkelijker betalingsvoorwaarden te verlenen, indien onomstotelijk blijkt, dat zij door bijzondere omstandigheden, buiten hun wil, niet in staat zijn aan de voorgeschreven betalingsregels te voldoen.
Ongeacht hetgeen bij de belastingverordeningen omtrent de termijnen van betaling is bepaald, zijn alle verschuldigde belastingen ineens en terstond invorderbaar:
Degenen die gelden aan belastingschuldigen toekomende onder zich hebben, alsmede die schuldenaar zijn van opeisbare vorderingen van deze, zijn verplicht op de daartoe gedane vordering van de Ontvanger, voor zover de gelden die onder hen berusten of door hen verschuldigd strekken voor rekening van de belastingschuldige en vatbaar zijn voor beslag, de door deze verschuldigde sommen te betalen zonder daartoe een rangregeling, verificatie of rechterlijk bevel af te wachten, tenzij onder hen beslag is gelegd of verzet gedaan is ter zake van vorderingen waaraan voorrang boven de vorderingen van de Landskas is toegekend. Zij zijn zelfs bevoegd de betaling uit eigen beweging te doen, voordat zij tot afgifte van de gelden of tot voldoening van het door hen verschuldigde overgaan.
De kwitantie van de Ontvanger moet met hen worden verrekend.
Indien zij in gebreke blijven aan de vordering van de Ontvanger te voldoen, worden zij door deze bij executoriaal beslag vervolgd op de wijze als bij Boek 2, titel 2, afdeling 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald.
De kosten van vervolging zijn alsdan ten laste van hen, zonder recht van verhaal op de belastingschuldigen.
Bij uitbetalingen van bezoldigingen, verlofbezoldigingen, nonactiviteits traktementen, wachtgelden van burgerlijke landsdienaren en van het personeel van de militaire politiegroepen zal elke maand, tenzij de belasting binnen een maand na de dagtekening van het betrokken aanslagbiljet in haar geheel wordt voldaan, een deel van de aanslag in de inkomstenbelasting, in het lopend jaar opgelegd, worden ingehouden volgens voorschriften, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te geven.
De in het vorige lid bedoelde kortingen worden alleen toegepast wanneer van een aanslag in de inkomstenbelasting het totaal van meer dan twee en van aanslagen op grond van de andere belastingverordeningen het bedrag van meer dan één termijn achterstallig is, en indien geen regeling is getroffen en nagekomen als omschreven in artikel 8.
De verplichting tot betaling van de belastingen wordt niet geschorst door de indiening van een bezwaarschrift, door verkrijging van surseance van betaling voor zover volgens het Faillissementsbesluit 1931 de surseance ten aanzien van de verplichting tot betaling niet werkt, door het voorbehouden recht van beraad of door aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Indien de belastingschuldige een dochtermaatschappij onderscheidenlijk een moedermaatschappij als bedoeld in artikel 1A, eerste lid, onder d en e, van de Landsverordening op de winstbelasting is, en met betrekking tot deze maatschappij de winstbelasting wordt geheven met toepassing van artikel 14 van evengenoemde landsverordening, kunnen aan de belastingschuldige uit te betalen bedragen, behalve met de van deze te innen bedragen, worden verrekend met te innen bedragen van de moedermaatschappij dan wel van een andere dochtermaatschappij die vóór de heffing van de winstbelasting in deze is opgegaan, onderscheidenlijk met te innen bedragen van een dochtermaatschappij.
Het tweede lid is mede van toepassing op aanslagbiljetten die zijn gedagtekend na de ontbinding van de fiscale eenheid, zoals geregeld in artikel 14 van de Landsverordening op de winstbelasting, voor zover het aanslagbiljet betrekking heeft op de periode tot aan de gebeurtenis op grond waarvan de fiscale eenheid ten aanzien van de belastingschuldige wordt beëindigd.
Het voorrecht gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek voor zover de kosten zijn gemaakt na de dagtekening van het aanslagbiljet. Het voorrecht gaat tevens boven pand, voor zover het pandrecht rust op een zaak of vrucht als bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen, die zich bevindt in het bezit van de schuldenaar of in het huis, op de plantage of het erf, door hem bewoond of bij hem in gebruik en tegen inbeslagneming waarvan derden zich op die grond niet kunnen verzetten. Het behoudt deze rang in geval van faillissement van de belastingschuldige, ongeacht of tevoren inbeslagneming heeft plaatsgevonden.
Het voorrecht vervalt twee jaren na de laatste dag van de uitreikingsperiode, bedoeld in artikel 2 dan wel na het in artikel 4 genoemde tijdstip ten aanzien van het in dit artikel bedoelde bevelschrift, of, indien binnen die termijn een dwangschrift tot betaling is betekend, twee jaar na de betekening van de laatste akte van vervolging. Ingeval uitstel van betaling is verleend, wordt de termijn van rechtswege met de tijd van het uitstel verlengd.