Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 |
Citeertitel | Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2016 | art. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 7a, 7b, 7c, 8, 8a, 8b, 9, 10, 10a, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 17a, 17b, 17c, 17d, 17e, 17f, 17g, 17h, 18, 20 | 18-03-2016 AB, 2016, 14 | Onbekend. | ||
10-10-2010 | 30-04-2016 | bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten | 21-07-2010 A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30 | onbekend |
Het beroepschrift moet met redenen zijn omkleed en voorzover niet wordt beweerd, dat geen aanslag had mogen zijn opgelegd, of geen belasting verschuldigd is, zodanig zijn ingekleed, dat daaruit een gevolgtrekking kan worden gemaakt ten aanzien van het bedrag, dat volgens de belanghebbende verschuldigd is.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder “Inspecteur”: Inspecteur, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene landsverordening landsbelastingen of de Inspecteur der Douane, bedoeld in artikel 1, van de Landsverordening I. U. en D.
Betreft een beroepschrift meer dan één aanslag niet op hetzelfde aanslagbiljet voorkomende, dan stelt de griffier de belanghebbende in de gelegenheid het beroepschrift binnen een daarbij te stellen termijn te vervangen door zoveel beroepschriften als er aanslagbiljetten zijn. Maakt de belanghebbende van deze gelegenheid gebruik, dan worden de nieuwe beroepschriften geacht op dezelfde dag als het oorspronkelijke beroepschrift bij het Gerecht te zijn ingekomen en door de griffier te zijn ontvangen.
Binnen een week nadat het verweerschrift bij het Gerecht in eerste aanleg is ingekomen, zendt de griffier een door hem voor eensluidend getekend afschrift daarvan aan de belanghebbende, waarbij hij deze opmerkzaam maakt op de hem ingevolge het derde en vierde lid van artikel 8 toekomende bevoegdheden.
Totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien:
Alvorens een uitspraak te doen op het verzet, kan het Gerecht de partij die het verzet deed in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Is het Gerecht van oordeel dat het verzet ongegrond is, dan gaat het niet tot ongegrondverklaring over dan na de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.
Het instellen van beroep of het doen van verzet schorst niet de werking van de beschikking, aanslag, beslissing, uitspraak of vaststelling waartegen beroep is ingesteld of uitspraak waartegen verzet is gedaan, tenzij bij landsverordening anders is bepaald.
Zodra de termijn voor het indienen van een verweerschrift is verstreken of, indien binnen bekwame termijn een verweerschrift is ingediend, zodra een afschrift daarvan volgens artikel 7 is verzonden en belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de hem volgens het vierde lid van dit artikel toekomende bevoegdheid, draagt de Voorzitter zorg, dat de behandeling van de bij het beroepschrift aanhangig gemaakte zaak verder voortgang vindt en stelt, behoudens in geval van toepassing van artikel 8b, zo spoedig mogelijk dag en uur vast voor haar verdere behandeling door het Gerecht.
Indien het beroepschrift door de belanghebbende niet mondeling wordt toegelicht, kan deze na ontvangst van het in artikel 7, vierde lid, bedoelde afschrift binnen een door de Voorzitter van het Gerecht te bepalen termijn bij de griffier een schriftelijke toelichting indienen. Deze zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift daarvan onverwijld aan de Inspecteur.
Het Gerecht kan met schriftelijke toestemming van de belanghebbende en de Inspecteur zonder mondelinge behandeling uitspraak doen.
Het Gerecht is bevoegd om, alvorens uitspraak te doen:
bij de belanghebbende schriftelijke inlichtingen in te winnen; van de gevoegde briefwisseling wordt alsdan afschrift toegezonden of inzage verstrekt aan de Inspecteur die bovendien in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een door de Voorzitter te bepalen termijn schriftelijk van zijn gevoelen te doen blijken. Indien de Inspecteur van de hem geboden gelegenheid gebruikt maakt, wordt zijn schriftelijke uiteenzetting in afschrift toegezonden aan de belanghebbende.
De Inspecteur en de belanghebbende kunnen elk getuigen meebrengen, mits daarvan uiterlijk een week voor de dag van de zitting aan het Gerecht mededeling is gedaan, met vermelding van namen en woonplaatsen. Op deze bevoegdheid wordt de Inspecteur onderscheidenlijk de belanghebbende gewezen in de oproeping, bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid.
Het Gerecht is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht.
In geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoet gekomen, kan de Inspecteur op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Voor zover de uitspraak verplicht tot betaling van een geldbedrag, kan zij worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In geval van een vergoeding van de kosten ten behoeve van een partij aan wie een toevoeging is verleend krachtens het Landsbesluit kosteloze rechtskundige bijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder Hof: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Op de behandeling van het hoger beroep zijn voorts de artikelen 7a tot en met 15 van overeenkomstige toepassing.
Wanneer het Gerecht de onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en het Hof deze uitspraak vernietigt alsmede het Gerecht bevoegd verklaart onderscheidenlijk het beroep ontvankelijk verklaart, wordt de zaak terugverwezen naar het Gerecht om te worden hervat in de fase waarin de behandeling zich bevond. Tegen de nieuwe uitspraak van het Gerecht staat hoger beroep open overeenkomstig dit hoofdstuk.
Van de indiener van een beroepschrift als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt ten behoeve van de Landskas een griffierecht geheven ten bedrage van NAf 50,- voor natuurlijke personen en NAf 150,- voor rechtspersonen. Van de indiener van een beroepschrift als bedoeld in artikel 17c, eerste lid, wordt ten behoeve van de Landskas een griffierecht geheven ten bedrage van NAf 300,-.
De griffier wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat de betalingstermijn voor het griffierecht aan het Gerecht onderscheidenlijk het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, na verloop van zes weken na de verzending van zijn mededeling eindigt.
Indien het Gerecht, onderscheidenlijk het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba het beroep, onderscheidenlijk het hoger beroep van een belanghebbende geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, houdt de uitspraak tevens in dat de Inspecteur het door de indiener van het beroepschrift betaalde griffierecht vergoedt.
Alle niet in het vorige artikel genoemde geschriften voortvloeiende uit de toepassing van deze landsverordening zijn vrijgesteld van zegelbelasting en worden, indien registratie wordt verlangd, kosteloos geregistreerd.
Deze landsverordening kan worden aangehaald als ,,Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940’’.
Deze Landsverordening treedt in werking met ingang van 1 mei 1940, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 81 van de ,,Landsverordening op de inkomsten- belasting 1940’’ het bepaalde in artikel V van de landsverordening van de 5de juli 1940 (P.B. 1940, No. 87), tot wijziging van de Gebruiksbelastingverordening 1908 en het bepaalde in artikel VII van de landsverordening van de 5de Juli 1940 (P.B. 1940, No. 88) tot wijziging van de Grondbelastingverordening 1908.