Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieSint Maarten
Officiële naam regelingLandsverordening op het beroep in belastingzaken 1940
CiteertitelLandsverordening op het beroep in belastingzaken 1940
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling kan op moment van plaatsing in de wettendatabank nog niet worden aangepast aan de nieuwe staatkundige situatie.

Reden daarvoor is dat de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Aruba, Curaçao en Sint Maarten ter vervanging van de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Nederlandse Antillen en Aruba nog niet in alle drie de landen is vastgesteld. Daarmee kan ook de daarin opgenomen Ministeriële Samenwerkingsraad nog niet functioneren; die Raad is de instantie die wijzigingen in de eenvormige landsverordeningen moet vaststellen.

In juridische zin betekent dit dat de regelingen op grond van de Samenwerkingsregeling niet kunnen worden aangepast tot het moment waarop Aruba de nieuwe Samenwerkingsregeling heeft goedgekeurd dan wel verworpen.

De oorspronkelijke regeling is gepubliceerd in P.B. 1940, no. 12, en inwerking getreden op 1 mei 1940.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-201030-04-2016bestendiging Antilliaanse regelgeving in Sint Maarten

21-07-2010

A.B. 2010, GT no. 1 en A.B. 2010, GT no. 30

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940

HOOFDSTUK I Raad van Beroep voor belastingzaken

Artikel 1

  • 1. Te Willemstad is gevestigd een Raad van Beroep voor belastingzaken.

  • 2. De Raad doet uitspraak op beroepschriften inzake belastingen, voor zover in de daartoe betrekkelijke algemene verordeningen beroep op de Raad is toegelaten.

HOOFDSTUK II Samenstelling van de Raad van Beroep

Artikel 2

  • 1. De Raad bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 2. Voorzitter is de President van het Hof van Justitie of zijn aangewezen plaatsvervanger.

  • 3. De leden worden door de Voorzitter gekozen uit de bezoldigde met rechtspraak belaste leden, waaruit het Hof van Justitie te Willemstad is samengesteld, hetzij voor een bepaalde termijn, hetzij voor een bepaalde zaak.

Artikel 3

Als secretaris van de Raad treedt op de griffier van het Hof van Justitie, die zo nodig wordt vervangen door substituut-griffier van het Hof van Justitie.

Artikel 4

  • 1. De Raad vergadert op plaats en tijd door de Voorzitter te bepalen.

  • 2. De vergaderingen zijn niet openbaar.

  • 3. De Raad beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 4. Zijn meer dan twee verschillende gevoelens uitgebracht, dan wordt besloten in de zin, die het meest overeenkomt met het gevoelen van de meerderheid.

HOOFDSTUK III Het instellen en de behandeling van het beroep

Artikel 5

  • 1. Het beroep op de Raad wordt ingesteld door persoonlijke indiening dan wel toezending per aangetekenden brief van een beroepschrift aan de Secretaris.

  • 2. Het beroepschrift moet met redenen zijn omkleed en voorzover niet wordt beweerd, dat geen aanslag had mogen zijn opgelegd, of geen belasting verschuldigd is, zodanig zijn ingekleed, dat daaruit een gevolgtrekking kan worden gemaakt ten aanzien van het bedrag, dat volgens de appellant verschuldigd is.

  • 3. Indien in beroep wordt gekomen van een beschikking moet bij het beroepschrift het afschrift van die beschikking worden overgelegd.

  • 4. De in de verordeningen, waarin beroep op de Raad is toegelaten, voor het instellen van dat beroep bepaalde termijnen zijn niet verbindend, indien ten genoegen van de Raad wordt aangetoond, dat de inachtnemingen daarvan door bijzondere omstandigheden is verhinderd.

Artikel 6

  • 1. Elk bij de Raad ingekomen beroepschrift wordt binnen een week na ontvangst, door de Secretaris gezonden aan de Inspecteur tegen wiens beschikking, aanslag, beslissing, uitspraak of vaststelling in beroep wordt gekomen.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder ,,Inspecteur’’: de Inspecteur der Belastingen op Sint Maarten, de Inspecteur der Belastingen op Bonaire en de Inspecteur der Belastingen op Curaçao, alsmede de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen.

Artikel 7

  • 1. Indien de appellant niet heeft voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 5, stelt de Inspecteur de appellant in de gelegenheid binnen een daarbij te stellen termijn het beroepschrift met het ontbrekende aan te vullen.

  • 2. Betreft een beroepschrift meer dan één aanslag niet op hetzelfde aanslagbiljet voorkomende, dan stelt de Inspecteur de appellant in de gelegenheid het beroepschrift binnen een daarbij te stellen termijn te vervangen door zoveel beroepschriften als er aanslagbiljetten zijn. Maakt de appellant van deze gelegenheid gebruik, dan worden de nieuwe beroepschriften geacht op dezelfde dag als het oorspronkelijke beroepschrift bij de Raad van Beroep te zijn ingekomen en door de Secretaris te zijn ontvangen.

  • 3. De Inspecteur zendt het beroepschrift binnen een maand na ontvangst aan de Raad terug. De Inspecteur kan daarbij een vertoogschrift overleggen. De in dit lid genoemde termijn van terugzending kan door de Voorzitter worden verlengd.

  • 4. Binnen een week nadat het vertoogschrift bij de Raad is ingekomen, zendt de Secretaris een door hem voor eensluidend getekend afschrift daarvan aan de appellant, waarbij hij deze opmerkzaam maakt op de hem ingevolge het derde en vierde lid van artikel 8 toekomende bevoegdheden.

Artikel 8

  • 1. Zodra de termijn voor het indienen van een vertoogschrift is verstreken of, indien binnen bekwame termijn een vertoogschrift is ingediend, zodra een afschrift daarvan volgens artikel 7 is verzonden en appellant geen gebruik heeft gemaakt van de hem volgens het vierde lid van dit artikel toekomende bevoegdheid, draagt de Voorzitter zorg, dat de behandeling van de bij het beroepschrift aanhangig gemaakte zaak verder voortgang vindt en stelt zo spoedig mogelijk dag en uur vast voor haar verdere behandeling door de Raad.

  • 2. De Secretaris roept de Inspecteur op om bij de behandeling van de zaak tegenwoordig te zijn. De Inspecteur kan zich doen vertegenwoordigen door een door hem aan te wijzen ambtenaar.

  • 3. Indien het verlangen daartoe tijdig is te kennen gegeven of de Raad zulks nodig acht, wordt de appellant ter mondelinge toelichting van zijn beroepschrift door de Secretaris tijdig opgeroepen.

  • 4. Indien het beroepschrift door de appellant niet mondeling wordt toegelicht, kan deze na ontvangst van het in artikel 7 lid 4 bedoeld afschrift binnen een door de Voorzitter van de Raad te bepalen termijn bij de Secretaris een verweerschrift indienen. Deze zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift daarvan onverwijld aan de Inspecteur.

Artikel 9

  • 1. De appellant kan zich door een gemachtigde doen vertegenwoordigen. De Raad kan de vertegenwoordiging door een bepaalde gemachtigde weigeren.

  • 2. De Voorzitter heeft het recht te vorderen dat de appellant zijn gemachtigde vergezelt.

  • 3. Zowel de appellant en zijn gemachtigde als de Inspecteur of de door hem aangewezen ambtenaar kan zich met toestemming van de Voorzitter, door een of meer deskundigen doen bijstaan.

  • 4. De behandeling van de zaak wordt, zo nodig, door de Voorzitter geschorst of verdaagd.

Artikel 10

De Raad is bevoegd om, alvorens uitspraak te doen:

  • a.

    partijen nader tezamen op te roepen tot het verstrekken van inlichtingen;

  • b.

    bij appellant schriftelijke inlichtingen in te winnen; van de gevoegde briefwisseling wordt alsdan afschrift toegezonden of inzage verstrekt aan de Inspecteur die bovendien in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een door de Voorzitter te bepalen termijn schriftelijk van zijn gevoelen te doen blijken. Indien de Inspecteur van de hem geboden gelegenheid gebruikt maakt, wordt zijn schriftelijke uiteenzetting in afschrift toegezonden aan de appellant.

Artikel 11

  • 1. De Raad kan deskundigen en tolken raadplegen of hun de inzage van boeken of andere bescheiden opdragen.

  • 2. De aanwijzing van deskundigen en tolken geschiedt in het algemeen dan wel voor een bepaald geval.

  • 3. Alvorens zijn taak te aanvaarden legt de deskundige of tolk in handen van de Voorzitter van de Raad de eed of belofte af, dat hij de hem op te dragen werkzaamheden eerlijk, nauwgezet en naar beste weten zal verrichten en geheim zal houden, wat geheim behoort te blijven.

  • 4. Aan de deskundigen en tolken wordt een vergoeding toegekend volgens bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te stellen regelen.

Artikel 12

  • 1. De deskundigen brengen een schriftelijk verslag uit, dat door de Raad aan beide partijen in afschrift toegezonden wordt.

  • 2. Beide partijen worden in de gelegenheid gesteld, binnen een bepaalde, voor beide gelijk, door de Voorzitter te bepalen termijn van ten minste vijf dagen, schriftelijk en in tweevoud van haar gevoelen te doen blijken.

  • 3. Voor zover partijen van de geboden gelegenheid gebruik maken, wordt haar schriftelijke uiteenzetting in afschrift toegezonden aan de wederpartij.

Artikel 13

  • 1. Indien de Raad heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld bij artikel 10 letter b of bij artikel 11, worden partijen, nadat zij van elkanders schrifturen hebben kunnen kennis nemen, opnieuw in de gelegenheid gesteld haar standpunt mondeling toe te lichten.

  • 2. Zij worden daartoe, met overeenkomstige toepassing van artikel 8, door de Secretaris in kennis gesteld met het voor de verdere behandeling bepaalde tijdstip.

Artikel 14

  • 1. De uitspraak van de Raad is met redenen omkleed. Zij vermeldt wanneer en door wie zij is vastgesteld en wordt door de Voorzitter en door de Secretaris ondertekend.

  • 2. Indien de Voorzitter zich in de onmogelijkheid bevindt om de uitspraak te ondertekenen, wordt zulks verricht door een van de leden, die over de zaak gezeten hebben. Indien de Secretaris verhinderd is de uitspraak te ondertekenen, wordt daarvan op de uitspraak melding gemaakt.

  • 3. Afschrift van de uitspraak wordt door de Secretaris, bij aangetekende brief, gelijktijdig aan de appellant en aan de Inspecteur gezonden. Tevens zendt de Secretaris de stukken aan de rechthebbende terug.

Artikel 15

  • 1. Wanneer appellant in beroep is gekomen van een beschikking van de autoriteit als bedoeld in artikel 44 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1940 handhaaft de Raad de betreffende aanslag, zoals hij laatstelijk is vastgesteld, indien de volgens hoofdstuk VII van die landsverordening vereiste aangifte niet is gedaan of niet volledig is voldaan aan de verplichting ingevolge de artikelen 37 of 44 van die landsverordening, voorzover niet aan de Raad de onjuistheid van de aanslag is gebleken.

  • 2. Wanneer appellant in beroep is gekomen van een beschikking van de autoriteit als bedoeld in artikel 31 van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 handhaaft de Raad de betreffende aanslag, zoals hij laatstelijk is vastgesteld, indien de volgens hoofdstuk II van die landsverordening vereiste aangifte niet is gedaan of niet volledig is voldaan aan de verplichting ingevolge de artikelen 18 of 25 van die landsverordening, voor zover niet aan de Raad de onjuistheid van de aanslag is gebleken.

  • 3. Hij, aan wie inzage van boeken of andere bescheiden is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben gehad, tenzij aan de Raad het tegendeel aannemelijk is gemaakt.

  • 4. Voor een weigering om te voldoen aan de verplichting ingevolge de artikelen 37 of 44 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1940 of de artikelen 18 of 25 van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 kan appellant zich niet met vrucht beroepen op de omstandigheid, dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is zelfs al mocht hem deze in enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.

Artikel 16

  • 1. Indien de volgens de uitspraak van de Raad verschuldigde belasting het in het tweede lid van artikel 5 bedoelde bedrag te boven gaat, wordt door de Raad bij die uitspraak een verhoging vastgesteld van vijf en twintig ten honderd van het verschil.

  • 2. De verhoging blijft achterwege, indien of voor zoveel het beroep uitsluitend gegrond was op verkeerde toepassing of schending van de wettelijke bepalingen, alsmede indien in beroep is gekomen van een beschikking, welke niet met redenen is omkleed.

Artikel 17

  • 1. Wanneer de uitspraak van de Raad een belasting betreft, welke door middel van aanslagen wordt geheven, wordt door de verhoging als bedoeld in het vorige artikel door de Inspecteur een nadere aanslag vastgesteld.

  • 2. Indien de uitspraak van de Raad een aanslag in de grondbelasting betreft en die uitspraak een wijziging in de legger van aanslagen tengevolge heeft, wordt die wijziging door of vanwege de Inspecteur aangebracht.

HOOFDSTUK 4 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 18

  • 1. Het in artikel 5 lid 1 bedoelde beroepschrift is onderworpen aan een ten behoeve van ’s Lands kas te heffen recht ten bedrage van vijf gulden hetwelk wordt gekweten door het beroepschrift te zegelen met een plakzegel tot genoemd bedrag, als bedoeld en op de wijze als genoemd in artikel 24 lid 1 van de Zegelverordening 1908.

  • 2. Door de Secretaris wordt het plakzegel vernietigd door met inkt de dagtekening van binnenkomst van het beroepschrift en zijn paraaf er op te vermelden.

  • 3. Indien het beroepschrift ongezegeld binnenkomt, wordt appellant door de Secretaris onder teruggave of terugzending van het beroepschrift in de gelegenheid gesteld het recht binnen een daarbij te stellen termijn alsnog op de in lid 1 genoemde wijze te voldoen. Wanneer het recht niet binnen vorenbedoelde termijn is voldaan, wordt het beroep geacht niet te zijn ingesteld.

  • 4. De Inspecteur geeft het recht terug:

    • a.

      indien aan de door de appellant aangevoerde bezwaren geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen;

    • b.

      indien ingevolge het bepaalde in artikel 16 een verhoging is vastgesteld.

Artikel 19

Alle niet in het vorige artikel genoemde geschriften voortvloeiende uit de toepassing van deze landsverordening zijn vrijgesteld van zegelbelasting en worden, indien registratie wordt verlangd, kosteloos geregistreerd.

Artikel 20

  • 1. Bij overlijden van de appellant treden zijn erfgenamen in zijn plaats; wat oproepingen en toezending van stukken betreft voor zover het overlijden bekend is.

  • 2. De in het vorige lid genoemde erfgenamen kunnen worden vertegenwoordigd door een van hun, de executeur-testamentair of de bewindvoerder over de nalatenschap.

Artikel 21

Deze landsverordening kan worden aangehaald als ,,Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940’’.

Artikel 22

Deze Landsverordening treedt in werking met ingang van 1 mei 1940, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 81 van de ,,Landsverordening op de inkomsten- belasting 1940’’ het bepaalde in artikel V van de landsverordening van de 5de juli 1940 (P.B. 1940, No. 87), tot wijziging van de Gebruiksbelastingverordening 1908 en het bepaalde in artikel VII van de landsverordening van de 5de Juli 1940 (P.B. 1940, No. 88) tot wijziging van de Grondbelastingverordening 1908.