Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 1990 |
Citeertitel | Monumentenverordening 1990 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | 7.6 |
Oorspronkelijke raadsbesluit 17 december 1990. Historie is mogelijk niet compleet.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1994 | 28-09-2010 | Onbekend | 13-12-1993 Gemeenteblad, 1993-12-23 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht:
de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren omtrent aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet en artikel 5 van deze verordening.
HOOFDSTUK 2. BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst
Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat het advies van de monumentenraad is ontvangen een beslissing als bedoeld in lid 2. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt aan degenen, die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de termijn worden burgemeester en wethouders geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.
Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Overijssel, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentelijst te zijn geplaatst. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, worden geplaatst op een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Overijssel, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.
Paragraaf 2. VERGUNNINGEN TOT WIJZIGING OF AFBRAAK VAN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.
HOOFDSTUK 3. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN
Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende bezwaren aan de planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht na afloop vna de termijn van 2 weken, genoemd in artikel 12, lid 8, van de Monumentenwet.
Indien en voor zover blijkt, dat een belanghebbende ten gevolge van:
voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;
schade lijdt, of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen last behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
HOOFDSTUK 6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in die aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.