Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Monumentenverordening 1990

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening 1990
CiteertitelMonumentenverordening 1990
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp7.6

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Oorspronkelijke raadsbesluit 17 december 1990. Historie is mogelijk niet compleet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-199428-09-2010Onbekend

13-12-1993

Gemeenteblad, 1993-12-23

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening 1990(art. 149 Gem.wet en art. 12 en 15 Mon.wet)

 

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    monumenten:

    • a.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.;

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • 3.

    beschermde gemeentelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • 4.

    beschermde rijksmonumenten:

    onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • 5.

    kerkelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 6.

    monumentenraad:

    de door B&W ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over beleidszaken, de toepassing van de Monumentenwet en artikel 3 van deze verordening;

  • 7.

    planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht:

    de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren omtrent aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet en artikel 5 van deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2. BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de monumentenraad en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat het advies van de monumentenraad is ontvangen een beslissing als bedoeld in lid 2. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt aan degenen, die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de termijn worden burgemeester en wethouders geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6.

    De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.

  • 8.

    Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Overijssel, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9.

    Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentelijst te zijn geplaatst. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, worden geplaatst op een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Overijssel, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. VERGUNNINGEN TOT WIJZIGING OF AFBRAAK VAN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 5
  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument ter herstellen of te gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6
  • 1.

    Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5 moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Op een in behandeling genomen aanvraag is afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

  • 3.

    Een ieder kan zijn zienswijze over een in behandeling genomen aanvraag naar voren brengen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en het verslag van de voorbereidingsprocedure, als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht terstond ter kennis van de planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht.

  • 5.

    Binnen 8 weken na afloop van de termijn, waarbinnen eenieder zijn zienswijze naar voren kan brengen, brengt de planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht geacht geadviseerd te hebben.

  • 6.

    Bij overschrijding van de in lid 6 genoemde termijn wordt de planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht geacht geadviseerd te hebben.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen zes maanden na de indiening. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste zes maanden verdagen; hiervan doen zij de aanvrager onmiddellijk schriftelijk mededeling.

  • 8.

    Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zevende lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 9.

    Een vergunning blijft buiten werking gedurende 4 weken na de datum waarop zij is bekend gemaakt, danwel van rechtswege is verleend.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2.

    De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 9

De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dienen te wegen.

HOOFDSTUK 3. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 10
  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende bezwaren aan de planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht na afloop vna de termijn van 2 weken, genoemd in artikel 12, lid 8, van de Monumentenwet.

  • 2.

    De planadviescommissie monumenten en beschermd stadsgezicht adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzendig van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de planadviesommissie monumenten en beschermd stadsgezicht geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4. SCHADEVERGOEDING

Artikel 11
  • 1.

    Indien en voor zover blijkt, dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

      schade lijdt, of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen last behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5. STRAFBEPALINGEN

Artikel 12
  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 13
  • 1.

    De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in die aanwijzing zijn vermeld.

  • 2.

    Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 14
  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking drie dagen na haar bekendmaking.

  • 2.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de Monumentenwet.

  • 3.

    De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 27 augustus 1985 vervalt.

  • 4.

    De monumentenlijst, vastgesteld op grond van de ingevolge het vorige lid vervallen verordening, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn vastgesteld.

  • 5.

    Verzoeken om vergunning als bedoeld in artikel 10 van de in lid 3 genoemde verordening die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van artikel 11 van de in lid 3 genoemde verordening.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening 1990".