Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Deventer |
Citeertitel | Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Deventer |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | 7.5 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-05-2006 | Onbekend | 03-05-2006 Gemeenteblad, 2006-05-11 | Onbekend |
Indiening van de aanvraag geschiedt schriftelijk en dient minimaal een opzet van het plan, een financiële verantwoording van de voorgenomen activiteiten, alsmede een omschrijving van de aangevraagde subsidie te bevatten. Het college kan de aanvrager verzoeken om de aanvraag aan te vullen met nadere gegevens.
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger voor projecten waarvan de kosten een bedrag van € 25.000 te boven gaan, in plaats van de onder b in het vorige lid genoemde rekeningen en betaalbewijzen, bij de gereedmelding een kostenoverzicht voegt met een verklaring van een registeraccountant dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.
In afwijking van het gestelde in lid 3 kan het college de hoogte van de subsidie gewijzigd vaststellen in verband met meer- en minderwerk. De gewijzigde vaststelling geschiedt aan de hand van de kwaliteit van het meer- en minderwerk en de redelijkheid van de gemaakte kosten – zulks ter beoordeling van het college - en vindt slechts plaats voor zover het maximale subsidiebedrag op grond van deze verordening niet wordt overschreden.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
beeldbepalend pand: een pand of object dat niet als monument is beschermd, maar dat naar het oordeel van het college een kenmerkend onderdeel vormt van een stads- of dorpsgezicht krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en als zodanig is aangegeven op de plankaarten van de bestemmingsplannen geldend voor het beschermd stadsgezicht Deventer, of ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening in de gemeente is aangewezen, of waarvoor ex artikel 35 lid 1 van de Monumentenwet 1988 een aanwijzing heeft plaatsgevonden;
Het college kan aan de eigenaar van een monument subsidie verlenen. De subsidie bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten van onderhoudswerkzaamheden aan een monument en is niet bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van restauratiewerkzaamheden.
De subsidie als bedoeld in artikel 2.1 bedraagt maximaal 30% van de kosten van onderhoudswerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.0 onder h en maximaal 100% van de kosten van het bouwkundig inspectierapport zoals bedoeld in artikel 2.0 onder a, doch in totaal ten hoogste € 3.000 per aaneengesloten periode van drie jaren.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder eigenaar: een natuurlijk persoon die een pand (inclusief bijgebouwen) met een rieten dak zelf bewoont (in gebruik heeft) en die op het tijdstip van de aanvraag eigenaar is als bedoeld in artikel 1 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een natuurlijk persoon die eigenaar is van een hooiberg of bijgebouw gelijkgesteld met een eigenaar.
Het college kan aan de eigenaar een subsidie verlenen, de subsidie bestaat uit een tegemoet-koming in de kosten van:
De subsidie als bedoeld in artikel 3.1 bedraagt € 15 per m2 nieuw rieten dak, doch in totaal ten hoogste € 3.000 per aaneengesloten periode van drie jaren.
Het college kan aan de eigenaar van een winkel- of bedrijfspand gelegen in het als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied een subsidie verlenen. De subsidie bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen ter verbetering van de bereikbaarheid van de boven een winkel- of bedrijfspand gelegen woning. De subsidie kan worden verleend indien er sprake is van:
De subsidie als bedoeld in artikel 4.1 bedraagt 50% van de kosten van de voorzieningen, met een maximum van € 4.500 per zelfstandige woning (maximaal 2) die door de zelfstandige opgang wordt ontsloten per winkel- of bedrijfspand.
De subsidie als bedoeld in artikel 4.1 dient te worden terugbetaald indien de boven de winkel- of bedrijfspand gelegen woning die door de gesubsidieerde opgang wordt ontsloten in de eerste vijf jaren na subsidievaststelling aan zijn bestemming wordt onttrokken, dan wel ophoudt te bestaan.
Het college kan aan een woningcorporatie of een rechtspersoon gericht op de ontwikkeling, verkoop of het beheer van woningen een subsidie verlenen. De subsidie bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten voor de inrichting van de openbare ruimte in een ontwikkelings-gebied.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
samenvoegen: het treffen van bouwkundige maatregelen aan bestaande woningen, woonwagens of wooneenheden waarbij aanvullende voorzieningen worden aangebracht waardoor de indeling wordt gewijzigd, zodanig dat uit twee of meer woongelegenheden één woongelegenheid ontstaat, of uit drie woongelegenheden twee grote woon-gelegenheden ontstaan, of andere combinaties.
Het college kan aan een rechtspersoon subsidie verlenen. De subsidie bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten van het realiseren van huisvesting in de huursector voor de doelgroep. De subsidie kan worden verleend voor:
De subsidie zoals bedoeld in artikel 6.1 dient te worden terugbetaald indien de woning, woonwagen of -standplaats in de eerste vijf jaren na subsidievaststelling niet meer voor verhuur beschikbaar is, of de huurprijs gedurende deze periode zodanig wordt verhoogd, dat de huurprijs de in artikel 6.0 sub b bedoelde aftoppingsgrens overschrijdt.
Het college kan aan een veroorzaker een subsidie verlenen. De subsidie bestaat uit een tegemoetkoming in de kosten van archeologisch onderzoek.
De subsidie als bedoeld in artikel 7.1 voor een concreet project bedraagt, afhankelijk van de door het college geschatte waarde, maximaal 15% van de kosten van archeologisch onderzoek.
In dit hoofdstuk wordt het volgende verstaan onder:
bodemonderzoek: een onderzoek conform de op het moment van de subsidieaanvraag geldende onderzoeksstrategie, thans: de NEN5740 (onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek), de NEN5707 (asbestonderzoek), het protocol bodemonderzoek milieuver-gunning en BSB (VROM 1993), het protocol voor het oriënterend onderzoek (VROM 1993), het protocol voor het nader onderzoek (VROM 1993), of een onderzoek dat uitgevoerd wordt op een door het bevoegd gezag Wbb goedgekeurde wijze;
netto onderzoekskosten: de kosten voor bodemonderzoek, verminderd met het concrete bedrag dat bij de verwerving op de koopsom in mindering is gebracht met het oog op de aanwezigheid van een verontreiniging van het gebied, indien en voorzover de verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1983 en de bedoelde vermindering met het concrete bedrag blijkt uit de schriftelijke stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen;
geval van ernstige bodemverontreiniging: een bodemverontreiniging zoals bedoeld in artikel 29 Wbb, waarbij voor één of meer verontreinigende stoffen de interventiewaarde voor grond voor meer dan 25 m³ wordt overschreden of voor grondwater voor meer dan 100 m³ (waardoor de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd);
en voorts verminderd met het concrete bedrag dat bij de verwerving op de koopsom in mindering is gebracht met het oog op de aanwezigheid van een verontreiniging van het gebied, indien en voorzover de verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1983 en de bedoelde vermindering met het concrete bedrag blijkt uit de schriftelijke stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen.
m.nazorgplan: een plan zoals bedoeld in artikel 39d Wbb (nieuw), waarin de beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen bedoeld in artikel 39c Wbb (nieuw) worden beschreven. Het nazorgplan bevat tevens een begroting van de kosten van de maat-regelen.
Het college kan aan een eigenaar of gebruiker subsidie verlenen voor de kosten van bodem-onderzoek en/of bodemsanering uitgevoerd binnen het stedelijk gebied. De subsidie bestaat uit een tegemoetkoming in de:
In het geval de werkelijke netto saneringskosten meer dan € 50.000 bedragen, kan de subsidieontvanger maximaal 10% van deze werkelijke netto saneringskosten opvoeren als kosten voor het management van de bodemsanering. In het geval de werkelijke netto saneringskosten gelijk zijn aan of minder dan € 50.000 dan is een bedrag ter grootte van maximaal 20% van de werkelijke netto saneringskosten op te voeren als kosten voor management van de bodemsanering.
De werking van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze verordening worden verleend.
Het college wijst de personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.