Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Verordening maatschappelijke participatie van kinderen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke participatie van kinderen 2012
CiteertitelVerordening maatschappelijke participatie van kinderen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp4/2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gelet op artikel 8, lid 1, onderdeel g en lid 2, onderdeel d van de Wet werk en bijstand. Gelet op artikel 35, lid 5 van de Wet werk en bijstand. Gelet op artikel 108 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-04-201601-01-2016Art. 4 onder e. f. g.

14-04-2016

Gemeenteblad 77, 2016

rv 29, 2016
01-03-201201-01-201221-04-2016Nieuwe regeling

16-02-2012

Posthoorn 29-02-2012

rv 10, 2012

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie van kinderen 2012

 

 

Paragraaf I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet:

de Wet werk en bijstand;

b.

maatschappelijke participatie:

het voorkomen en doorbreken van sociaal isolement en het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door kinderen van ouders met een laag inkomen.

c.

voorziening:

een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen van ouders met een laag inkomen;

d.

kind:

het ten laste komend kind tot 18 jaar van een ouder met een laag inkomen;

e.

laag inkomen:

een inkomen tot een door het college te bepalen percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

Paragraaf 2. Toepassingsbereik en beleid met betrekking tot maatschappelijke participatie

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • a.

    De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen voor (schoolgaande) kinderen die belemmeringen ondervinden in die participatie door de financiële positie van hun ouders.

  • b.

    Belanghebbenden met een in aanmerking te nemen inkomen zoals bedoeld in de wet, komen in aanmerking voor voorzieningen op grond van deze verordening.

  • c.

    Uitsluitend kosten voor sociale culturele, educatieve, respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 komen in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

Artikel 3. Verantwoordelijkheid college

Het college biedt voorzieningen aan die gericht zijn op maatschappelijke participatie.

Artikel 4. Beleid en voorzieningen

Het college geeft uitvoering aan het beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie van kinderen door:

  • a.

    het bevorderen van de deelname aan de voorschool door het vergoeden van de eigen bijdrage aan de betrokken instellingen voor kinderen in de leeftijd van 2,5 – 4 jaar met een Ooievaarspas om vroegtijdig het ontstaan van leerachterstanden te voorkomen;

  • b.

    het bevorderen van deelname aan buitenschoolse activiteiten door de scholen een jaarlijks vast te stellen bedrag te vergoeden voor leerlingen met een Ooievaarspas als verstrekking in natura in ruil waarvoor de school geen ouderbijdrage int;

  • c.

    het stimuleren van deelname van kinderen met een Ooievaarspas aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door de afgesproken kortingen bij aanbieders van de Ooievaarspas;

  • d.

    gratis deelname van kinderen met een Ooievaarspas mogelijk te maken aan één sport of culturele activiteit en aan zwemlessen als verstrekking in natura, waarvoor de aanbieders een vergoeding ontvangen tot een jaarlijks vast te stellen maximum;

  • e.

    het bevorderen van activiteiten die kinderen met een Ooievaarspas in staat stellen de attributen te verkrijgen, die noodzakelijk zijn voor de onder d gekozen sport of cultuuractiviteit tot een jaarlijks vast te stellen bedrag;

  • f.

    het bevorderen van activiteiten die leerlingen met een Ooievaarspas in staat stellen extra school materialen, een computer of een fiets voor school te verwerven en zo nodig andere hulp te verkrijgen, zoals bij de aanschaf van kleding voor de winter.

Artikel 5. Uitvoering

Het college kan beleidsregels vaststellen ter uitvoering van deze regeling.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2012.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie van kinderen 2012.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 februari 2012.

De griffier. De voorzitter.

 

 

Toelichting

Het is van bijzonder belang voor de ontwikkeling van kinderen, dat zij niet belemmerd worden in hun maatschappelijke participatie en ontplooiing door de financiële positie van hun ouders. In het verdrag over de Internationale rechten van het kind zijn de staten die ondertekend hebben – waaronder Nederland in 1995 – in artikel 31 overeengekomen, dat zij:

- het recht van het kind eerbiedigen deel te nemen aan het culturele leven,

- de verwezenlijking van dit recht bevorderen, en

- passende en voor ieder gelijke kansen bieden op culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding stimuleren.

 

Het rijk draagt de gemeente in de nieuwe Wet werk en bijstand op invulling te geven aan dit beleid door in een verordening de maatschappelijke participatie van kinderen vast te leggen.

 

In paragraaf 1 worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

 

In paragraaf 2 worden het het toepassingsbereik en het beleid in het kader van participatie omschreven en het college de mogelijkheid geboden nadere beleidsregels te stellen. De slotbepalingen in paragraaf 3 behoeven geen nadere toelichting.