Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Druten

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDruten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 149 Gemeentewet
  2. Artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, artikel lid 2 onderdeel b, artikel 36 van de Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-02-201201-01-201201-01-2015Nieuwe verordening

16-02-2012

Publicatie electronisch Gemeenteblad op 22 februari 2012

12-03 RB

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten

De Raad van de gemeente Druten,gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.17 januari 2012;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, artikel 8 lid 2 onderdeel b, artikel 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, bij verordening te regelen;

BESLUIT : vast te stellen: de Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten  

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten

b. de wet: de Wet werk en bijstand

c. de WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

d. de WSF 2000: de Wet Studiefinanciering

e. de referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

f. peildatum: de dag waarop een aaneengesloten periode van 36 maanden is bereikt.

g. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien. De in artikel 31, tweede lid van de wet genoemde vrijgelaten middelen worden voor het recht op langdurigheidstoeslag ook vrijgelaten.

h. rechthebbend: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezinslid met recht op langdurigheidstoeslag

i . niet-rechthebbend: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezinslid dat op grond van de artikelen 11 of 13 lid 1 WWB is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een aaneengesloten periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet uitkomt boven de 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 2

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar 40% van:

    a. de norm bedoeld in artikel 20 lid 1onder b van de wet, vermeerderd met de toeslag genoemd in artikel 25 tweede lid van de wet, voor een alleenstaande;

    b. de norm bedoeld in artikel 20 lid 2 onder b van de wet, vermeerderd met de toeslag genoemd in artikel 25 tweede lid van de wet, voor een alleenstaande ouder;

    c. de norm bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet, voor een gezin; zoals deze artikelen gelden op 1 januari van het jaar waarin de peildatum valt;

  • 2

    De hoogte van de toeslag wordt naar beneden afgerond op tientallen;

  • 3

    Indien sprake is van één of meer niet-rechthebbende gezinsleden en nog slechts één gezinslid recht heeft op langdurigheidstoeslag, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als de toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2012;

  • 2

    De verordening Langdurigheidstoeslag 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 februari 2012

De raad voornoemd,De raadsgriffier (plv.),                      De voorzitter,

drs. C.M. de Heus                            drs. L.J.E.M. van Riswijk

 

Toelichting 1 Algemene toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.

De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36 lid 1 WWB). De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 WWB. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm; voor de gemeente Druten is dit bepaald op 100%. De gemeenteraad dient in de verordening eveneens de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8 lid 2 onderdeel b WWB.

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 gemeente Druten

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis alsin de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig en laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 eerste lid WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 eerste lid WWB. Voor de definitie van het begrip inkomen wordt uitgegaan van artikel 32 WWB. De vrijgelaten middelen van artikel 31 tweede lid dienen daarom ook voor het recht op langdurigheidstoeslag te worden vrijgelaten.

 

(Niet) rechthebbend

In artikel 3 is de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld voor (onder meer) gezinnen. Bij gezinnen waarbij één (of meer) van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB, kunnen de overige gezinsleden desondanks als gezin in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. De uitgesloten gezinsleden in voornoemde situatie definiëren we in deze verordening als "niet-rechthebbend". Het gaat dan om gezinsleden die op grond van artikel 11 of 13 lid 1 WWB zijn uitgesloten van het recht op bijstand, bijvoorbeeld wegens detentie. Dit moet goed onderscheiden worden van gezinsleden die zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag omdat ze niet aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB voldoen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als een van de meerderjarige gezinsleden jonger is dan 21 jaar. In dat geval komt het hele gezin niet in aanmerking voor langdurigheidstoeslag. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3 van deze verordening.

 

Artikel 2. Doelgroep

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 01-01-2009) voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.Het begrip “langdurig, laag inkomen” wordt ingevuld als een inkomen dat niet uitkomt boven de 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (norm plus maximale toeslag). Voor de berekening wordt uitgegaan van de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. Door het aannemen van het amendement Spies c.s. (TK 2008-2009,31 441, nr.12) bij de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot decentralisatie van de langdurigheids-toeslag is het begrip “gebrek aan arbeidsmarktperspectief” uit de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag geschrapt. De meerwaarde van die voorwaarde werd te beperkt gevonden en overbodig in het licht van de toevoeging dat belanghebbende “geen uitzicht heeft op inkomensverbetering”. De intentie van de wetgever was om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag.Voor studenten geldt dit in het bijzonder. Zij mogen namelijk in staat worden geacht na afronding van hun studie door werkaanvaarding een inkomensstijging te realiseren. Om deze reden is in het tweede lid bepaald, dat de belanghebbende die een opleiding/studie volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel in de WSF 2000, niet voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komt.

 

Artikel 3. Hoogte toeslag

M.b.t. de hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt uitgegaan van een vast percentage van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld) verhoogd met de maximale gemeentelijke toeslag. Hierdoor hoeft het bedrag van de langdurigheidstoeslag in de verordening niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB of anderszins. Om praktische redenen vindt afronding op tientallen naar beneden plaats. Deze toeslag doet recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Bij gezinnen moet in het oog gehouden worden dat het recht op langdurigheidstoeslag het gezin gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gezin aangemerkt, dan moeten alle gezinsleden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor het hele gezin geen recht op langdurigheidstoeslag (vergelijk bijvoorbeeld CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, LJN BN2529).

Is één van de gezinsleden echter uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB, dan komen de rechthebbende gezinsleden wel in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. Voor wat betreft de uitgesloten gezinsleden gaat het om gezinsleden die op een van de in artikel 11 of 13 lid 1 WWB genoemde gronden geen recht hebben op bijstand.

In de situatie dat nog slechts één gezinslid recht heeft op langdurigheidstoeslag, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in artikel 3 lid 3 van deze verordening.

 

Artikel 4. Onvoorziene omstandigheden

De uitvoeringspraktijk heeft uitgewezen dat er gevallen zijn die niet of nauwelijks met beperkte regelgeving te ondervangen zijn. Er moet daarom ruimte zijn om ook in deze (incidentele) gevallen een aanvraag te beoordelen. 

 

Artikel 5. Hardheidsclausule

Dit artikel geeft de mogelijkheid tot individualiserend handelen als strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden leidt. Door afwijking van de bepalingen worden de rechten van belanghebbende op basis van deze verordening niet aangetast.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel spreekt voor zich zodat een nadere toelichting niet is vereist.

 

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich zodat een nadere toelichting niet is vereist.