Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling betreffende de duur van de vakantie en de toekenning van verlof, buiten verrekening met de vakantie |
Citeertitel | Vakantie- en Verlofregeling 1971 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst. Artikel I, onderdeel B, van dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019 Wijziging van Vakantie- en verlofregeling 1971, GBL 1971-82 ; CVDR141727
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2019 | 01-01-2020 | Wijziging artt. 3 en 3d | 18-12-2018 | Rotterdams GBL nummer: 2018-177 | |
24-03-2018 | 03-01-2019 | artt. 3 en 3d | 13-03-2018 | Gemeenteblad 2018, nummer 42 | |
01-10-2017 | 24-03-2018 | artt. 3b en 6a | 03-10-2017 | Gemeenteblad 2017, nummer 135 | |
01-01-2017 | 01-10-2017 | art. 3a | 06-12-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 223 | |
01-01-2017 | 01-01-2017 | art. 1 | 25-10-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 175 | |
06-10-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2017 | art. 1 | 04-10-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 154 |
01-05-2016 | 01-01-2016 | 06-10-2016 | Artikel 5 | 12-04-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 46 |
16-04-2016 | 01-01-2016 | 01-05-2016 | Artikel 1, 6a | 12-04-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 47 |
18-02-2016 | 02-01-2016 | 16-04-2016 | Artikel 3b, 7 | 09-02-2016 | Gemeenteblad 2016, nummer 16 |
01-07-1971 | 18-02-2016 | 2012-17 wijz. 55 | 16-07-1971 Gemeenteblad 1971-82 | Geen |
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,
Gelet op het bepaalde in de artikelen 42 en 48 van het Ambtenarenreglement;
De vakantie, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van het Ambtenarenreglement bedraagt per kalenderjaar voor de ambtenaar met een volledig dienstverband, die een salaris geniet in:
De vakantie wordt gedurende het kalenderjaar waarin de ambtenaar de 30-jarige, 40-jarige, 45-jarige, 50-jarige, 55-jarige en 60-jarige leeftijd bereikt, vermeerderd met onderscheidenlijk 7,2 uren, 14,4 uren, 21,6 uren, 28,8 uren, 36 uren en 43,2 uren, of, indien de ambtenaar op of na 1 januari 1997 in dienst is getreden, met onderscheidenlijk 0 uren, 0 uren, 7,2 uren, 14,4 uren, 21,6 uren en 28,8 uren.
Paragraaf Extra verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n)
In aanvulling op het eerste lid wordt verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n)bezoldiging, als bedoeld in artikel 48 van het Ambtenarenreglement, in de volgende gevallen gegeven:
Voor het doen van aangifte van huwelijk of geregistreerd partnerschap op de dag van aangifte en voor het huwelijk of het registreren van het partnerschap op de dag hiervan en gedurende twee, niet door een dienstdag van deze dag gescheiden, achtereenvolgende dienstdagen, tenzij het huwelijk of het geregistreerd partnerschap wordt aangegaan nadat tussen dezelfde personen een notarieel samenlevingscontract is gesloten, in welk geval het aantal bij het huwelijk of het registreren van het partnerschap toe te kennen verlofdagen wordt verminderd met het aantal verlofdagen dat reeds ter zake van het sluiten van het notarieel contract is toegekend.
Extra-verlof dat aan de ambtenaar op grond van het eerste lid wordt verleend in verband met aanverwantschap die door zijn huwelijk is ontstaan met bloedverwanten van zijn echtgenote, wordt op gelijke wijze verleend aan de ambtenaar die ongehuwd samenwoont als bedoeld in artikel 1a van het Ambtenarenreglement, met betrekking tot dezelfde bloedverwanten van de partner.
Behoudens in dringende gevallen moet verlof ten minste 24 uren tevoren worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders. Indien de ambtenaar die niet vooraf een aanvraag daartoe heeft gedaan ten genoegen van burgemeester en wethouders aantoont dat hij daartoe geen gelegenheid heeft gehad en dat voor zijn afwezigheid gegronde redenen bestonden, wordt deze geacht verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) te hebben genoten.
Het kraamverlof (per 1 januari 2019 geboorteverlof), calamiteiten- en ander kortverzuimverlof is geregeld in de Wet arbeid en zorg (Wazo). De Wazo is per 1 december 2001 in werking getreden (Stb. 2001, 567) en is van toepassing op werknemers en ambtenaren. Het doel van de Wazo is werknemers en ambtenaren in de gelegenheid te stellen om betaald werk te combineren met zorgtaken.
In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2002-2003 is afgesproken de systematiek van de Wazo te implementeren in de gemeentelijke rechtspositieregeling.
Bij het implementeren van de systematiek van de Wazo is de tekst van het toenmalige artikel 3 aangepast. Daardoor was niet expliciet bepaald op hoeveel verlof met behoud van salaris en salaristoelagen aanspraak bestaat in het geval van overlijden van een bloed- of aanverwant.
Bij de implementatie van de systematiek van de Wazo is niet beoogd het beleid van het toekennen van verlof in dit soort gevallen te wijzigen. Het college heeft dit dan ook voortgezet.
Concreet betekent dit dat bij overlijden van eerstegraads bloed- en aanverwanten gedurende de dag van overlijden tot en met die van de begrafenis of crematie recht is op verlof met behoud van salaris en salaristoelagen. Het gaat dan om de partner, ouders, pleeg- stief-, of schoonouders, kinderen en stief- of pleegkinderen.
Bij overlijden van tweedegraads bloed- en aanverwanten is er recht op één dag verlof. Het gaat dan om grootouders, kleinkinderen, broers of zussen van de medewerker of die van zijn partner en de partner van de broer of zus van de medewerker.
Hetzelfde verlof geldt bij overlijden van huisgenoten die geen bloed- of aanverwant zijn.
Bij het overlijden van andere personen is geen recht op verlof, maar kunnen in overleg afspraken gemaakt worden.
Paragraaf Kortdurend zorgverlof
De ambtenaar met een volledig dienstverband kan voor maximaal 72 uur in elke periode van 12 achtereenvolgende maanden aanspraak maken op het kortdurend zorgverlof op grond van de Wazo.
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de de WAZO-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de WAZO-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt de WAZOuitkering op hetsalaris en de toegekende salaristoelage(n) in mindering gebracht.
De ambtenaar die na de geboorte van een kind geen recht heeft op geboorteverlof op grond van de WAZO, maar blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als het kind en duurzaam de verzorging en de opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft recht op in totaal maximaal drie weken verlof.
Indien er recht is op geboorteverlof op grond van de WAZO, heeft de ambtenaar gedurende het kraamverlof recht op behoud van het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n). Gedurende de overige dagen van het in het eerste lid bedoelde verlof heeft de ambtenaar recht op behoud van 70% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n).
In navolging van de raadsmoties ‘Zomerakkoord’ en ‘Ruime definitie ouderschap’ van 6 juli 2017 is besloten het vaderschapsverlof uit te breiden naar drie weken, met behoud van 70% van het salaris.
Hierbij wordt uitgegaan van een ruime definitie van het begrip “ouderschap”.
De regeling is van toepassing op alle gevallen waarbij sprake is van materieel ouderschap, waaronder (meer)ouderschap van hetzelfde geslacht.
Op basis van de Wet arbeid en zorg (artikel 4:2) bestaat in het geval van het bevallen van een partner (echtgenote, geregistreerde partner, persoon met wie de ambtenaar ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent) recht op kraamverlof gedurende twee dagen. Tegen doorbetaling van 100% van het salaris. Dit verlof wordt nu verlengd tot maximaal drie weken. De medewerker heeft gedurende de twee dagen van het kraamverlof op grond van de Wet arbeid en zorg recht op volledige betaling van het salaris en salaristoelage(n) en gedurende de rest van het vaderschapsverlof (de duur van de lokale aanvulling) recht op 70% daarvan. Daarmee is het vaderschapsverlof na een bevalling in feite een optelsom van het wettelijke kraamverlof van twee dagen uit de Wet arbeid en zorg en een lokale aanvulling daarop.
Nu zijn er ook gevallen van (materieel) ouderschap denkbaar waarbij er geen sprake is van een partner zoals genoemd in artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg, maar waarbij de medewerker wel op hetzelfde adres woont als het kind en de verzorging en de opvoeding van een kind als eigen kind op zich neemt.
Voor deze gevallen is, conform de criteria die gelden voor het recht op ouderschapsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg, ook vaderschapsverlof vastgelegd.
Ook in gevallen waarin sprake is van meerouderschap (méér dan twee ouders), al dan niet van gelijk geslacht, die niet op hetzelfde adres wonen als het kind, is er sprake van recht op vaderschapsverlof.
Juridisch meerouderschap is nog lang niet uitgekristalliseerd. In december 2016 bracht de Staatscommissie Herijking Ouderschap het rapport “Kind en ouders in de 21ste eeuw” uit. Hierin worden tal van aanbevelingen gedaan om juridisch vorm te geven aan meerouderschap.
Op dit moment is hierover nog niets formeel geregeld en kan een kind niet meer dan twee ouders hebben. Dus moet worden aangehaakt) bij criteria die kunnen gelden voor materieel ouderschap.
Om in aanmerking te kunnen komen voor vaderschapsverlof in geval van meerouderschap, moet de medewerker een meerouderschaps-overeenkomst kunnen overleggen. In dit document verklaren de betrokken personen dat zij de gezamenlijke intentie hebben om meerouderschap met elkaar op zich te nemen. In de meerouderschapsovereenkomst dienen in elk geval afspraken te worden opgenomen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de bepaling van de hoofdverblijfplaats van het kind, de verdeling van de financiële lasten en de geslachtsnaam die het kind zal krijgen.
Indien de ambtenaar een vaste vergoeding ontvangt uit de functie waarvoor hem het in artikel 125c, tweede lid, van de Ambtenarenwet bedoelde verlof wordt verleend, wordt op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) een inhouding toegepast voor de tijd dat hij het verlof geniet. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.
Indien en voorzover het dienstbelang zich daartegen niet verzet, wordt aan de ambtenaar verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend tot ten hoogste 216 uren per jaar voor:
het bijwonen van congressen of algemene vergaderingen van het algemeen Comité ter behartiging van de algemene belangen van overheidspersoneel, de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend Personeel, het Ambtenarencentrum en de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs dan wel de daarbij aangesloten vakorganisaties van overheidspersoneel, indien de ambtenaar lid is van het hoofdbestuur, bestuurslid van een landelijke vakgroep of afgevaardigde van de Rotterdamse afdeling;
Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend voor het bijwonen van vergaderingen van de Centrale Commissie van Overleg. Dit geldt eveneens voor één voorvergadering per in de vorige volzin bedoelde vergadering.
Extra verlof zonder behoud van bezoldiging, onder meer ten behoeve van de levensloopregeling
In de CAO gemeenten 2013–2015 is afgesproken dat ook vakbondsverlof kan worden toegekend aan vakbondsconsulenten en arbeidsvoorwaardenadviseurs. In Rotterdam was het vakbondsverlof voor vakbondsconsulenten al langer geregeld, maar voor arbeidsvoorwaardenadviseurs was dit nog niet geregeld.
Voor beide groepen geldt dat deze functionarissen door de betreffende vakbond als zodanig moeten zijn aangewezen. Een arbeidsvoorwaardenadviseur kan ook bij andere organisaties dan waar hij in dienst is, worden ingezet.
Onverminderd het negende lid wordt een verzoek om onbetaald verlof dat betrekking heeft op een periode direct voorafgaand aan de pensionering toegekend, tenzij zwaarwegende dienstbelangen zich daartegen verzetten. In afwijking van het eerste lid wordt het verlof verleend voor een periode van maximaal drie jaren.
Artikel 6a Aanspraken tijdens onbetaald verlof
Gedurende de periode van het verlof bestaat aanspraak op de gehele vergoeding, bedoeld in artikel 26 van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016.
Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijdverlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.
Artikel 6c Samenloop met zwangerschaps- en bevallingsverlof
Het onbetaald verlof eindigt op de eerste dag van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Seniorenmaatregel
Artikel 7 Compenserend verlof voor beschikbaarheidsdiensten
De ambtenaar die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft en op grond daarvan een toelage beschikbaarheidsdienst ontvangt als bedoeld in artikel 13 van het Besluit salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen 2016, heeft naast deze toelage recht op een vergoeding, bestaande uit verlofuren.
Tijdens de periode dat de ambtenaar wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen, wordt verlof toegekend naar evenredigheid van het aantal uren verrichte beschikbaarheidsdienst. Hierbij wordt uitgegaan van ten hoogste 48 weken per jaar, gedurende welke de ambtenaar beschikbaarheidsdiensten kan verrichten. De uitkomst wordt naar boven afgerond op hele uren.
Met ingang van het in het eerste lid bedoelde tijdstip vervallen de 'Vakantie- en Verlofregeling 1956' opgenomen in Gemeenteblad nr. 36 van 1956 en sedertdien gewijzigd, en de regelingen opgenomen in de circulaires:
A.P. nr. 6/6 van 25 april 1956;
A.P. nr. 6/5 van 30 december 1966;