Organisatie | Zevenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Zevenaar |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Zevenaar |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-10-2009 | 01-01-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 29-09-2009 Zevenaar Post, 7 oktober 2009 | Onbekend |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder: a. Het college: Het college van burgemeester en wethouders; b. Belanghebbende: De persoon van wie het belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken;
1.Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.
Artikel 3 Hoogte van de toeslag
1. Voor personen die langdurig een laag inkomen hebben en voldoen aan de overige in de wet gestelde voorwaarden, bedraagt de langdurigheidstoeslag per jaar:
a. indien het betreft een gezin: € 500,00;
b. indien het betreft een alleenstaande: € 350,00.
2. In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor personen die in een AWBZ-instelling verblijven:
1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt;
2. Het college beslist in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar gehouden op 29 september 2009.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Op 1 januari 2009 is een wetswijziging in werking getreden, waarmee de langdurigheidstoeslag is gedecentraliseerd naar gemeenten. De langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand (Wwb). Dit blijft ook met de wetswijziging de grondslag. Daarin is omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de Wwb blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
In het nieuwe artikel 36, eerste lid Wwb, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen: “Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft”.In het nieuwe artikel 8 Wwb is bepaald dat de gemeenteraad via een verordening regels stelt die in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen. Het is een verplichting om een verordening vast te stellen, geen bevoegdheid.
Mogelijkheden voor eigen beleid
Op grond van de nieuwe bevoegdheden van de gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid, namelijk:
In tegenstelling tot de oude regeling kunnen gemeenten ook aan werkenden met een laag inkomen de langdurigheidstoeslag verlenen.
Bij de oude regeling was de hoogte van de langdurigheidstoeslag landelijk bepaald. Het waren vaste bedragen. Gemeenten kunnen nu zelf de hoogte van de toeslag bepalen.
Om voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen, moet er sprake zijn van een langdurige afhankelijkheid van een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. De oude referteperiode was 60 maanden. Veel gemeenten vinden deze periode te lang; een termijn van 36 maanden is realistischer. Deze periode sluit aan bij de veelal gehanteerde stelregel, dat bij een inkomen op bijstandsniveau na 36 maanden de capaciteit om te reserveren voor vervangingsuitgaven niet langer aanwezig is. Vanaf dat moment is extra inkomensondersteuning daarom gewenst.
Bij de oude regeling was de bijstandsnorm de inkomensgrens om voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen. Gemeenten zijn nu vrij om een eigen inkomensgrens te hanteren. Het ligt voor de hand aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het gemeentelijk inkomensondersteunend beleid worden gehanteerd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel regelt de gebruikte begrippen.
In dit artikel zijn de omschrijvingen van langdurig en laag inkomen nader uitgewerkt. Daarmee is uitvoering gegeven aan de opdracht die de wetgever in artikel 8 Wwb aan de gemeenteraad heeft gegeven om deze begrippen nader in te vullen. Verwezen wordt naar de toepasselijke bijstandsnorm. Daarmee wordt bedoeld de bijstandsnorm genoemd in artikel 5 onderdeel c van de Wwb. Verder worden in dit artikel studenten expliciet uitgesloten van het recht op een langdurigheidstoeslag.
Artikel 3 Hoogte van de toeslag
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. Daarbij is aangegeven dat de langdurigheidstoeslag toekomt aan personen die langdurig een laag inkomen hebben en overigens voldoen aan de andere voorwaarden die de wet stelt. In artikel 36 lid 1 Wwb zijn als voorwaarden nog opgenomen dat ten tijde van de referteperiode het vermogen niet de grens van het vrij te laten bescheiden vermogen te boven mag gaan en dat er geen uitzicht mag zijn op inkomensverbetering. Verder gelden uiteraard de uitsluitingsgronden genoemd in artikel 13 Wwb en kan tekortschietend besef van verantwoordelijkheid aanleiding vormen het recht te weigeren.
Het huidige onderscheid tussen de drie leefvormen is vervangen door twee, te weten alleenstaanden en gezinnen (alleenstaande ouders en gehuwden/samenwonenden). De peildatum, dat is de datum waarop de doelgroep langdurig een laag inkomen heeft, is in beginsel bepalend voor de leefvorm en voor de hoogte van de toeslag. Voor personen in een instelling gelden afwijkende bedragen. Voor deze doelgroep geldt in het algemeen dat deze objectief gezien een minder grote behoefte hebben aan extra inkomensondersteuning voor vervangingsuitgaven. In vrijwel alle instellingen wordt immers voorzien in wezenlijke gebruiksgoederen, als een bed en een wasmachine. Omdat de bewoners minder vervangingsuitgaven hoeven te maken, kan de langdurigheidstoeslag lager worden vastgesteld.
Dit artikel regelt dat het college in bijzondere gevallen en in gevallen waarin deze regeling niet voorziet, kan afwijken van de verordening.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.