Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Simpelveld

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Simpelveld
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van leges 2010
CiteertitelLegesverordening 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding van de verordening is tevens de datum van ingang van de heffing.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 229, lid 1
  2. Wet regeling grondslag heffing rechten Nederlandse identiteitskaart, art. 1
  3. Legesverordening, art. 10

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-2012tarieventabel

24-05-2012

Weekblad d’r Troebadoer, 05-06-2012

R, 24-05-12
29-12-201106-06-2012tarieventabel

08-12-2011

Weekblad Parkstad, 21-12-2011

R, 08-12-2011
22-12-201129-12-2011art. 2, 3

08-11-2011

Weekblad Parkstad, 21-12-2011

C, 08-11-2011
30-12-201022-12-2011tarieventabel

09-12-2010

Weekblad Parkstad, 22-12-2010

R, 09-12-2012
01-10-201030-12-2010nieuwe regeling

16-09-2010

Weekblad Parkstad, 22-9-2010

R, 16-09-10

Tekst van de regeling

De gemeenteraad stelt de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2010 vast.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ’dag’: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • b.

    ’week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • c.

    ’maand’: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;

  • d.

    ’jaar’: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • e.

    'kalenderjaar': de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

  • 1.

    het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

  • 2.

    het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;

een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • a.

    diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

  • b.

    diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • c.

    (gereserveerd)

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3. (gereserveerd)

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen [5] dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Vermindering of teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft:

    • 1.

      onderdeel 1.1.6 (akten burgerlijke stand);

    • 2.

      hoofdstuk 2 (reisdocumenten);

    • 3.

      hoofdstuk 3 (rijbewijzen);

    • 4.

      onderdeel 1.4.5 (papieren verstrekking uit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens);

    • 5.

      (gereserveerd);

    • 6.

      onderdeel 1.7.1.2 (verklaring omtrent het gedrag);

    • 7.

      hoofdstuk 10 (kansspelen);

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. De Legesverordening 2003 (besluit 28-11-2002) en de Tarieventabel 2010 (besluit 10-12-2009) vervallen met ingang van 1 oktober 2010, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. De op artikel 9 van de in het eerste lid genoemde verordening gebaseerde regels van het college worden geacht mede gebaseerd te zijn op artikel 11 van deze verordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 oktober 2010

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Legesverordening 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16-09-2010.

Toelichting

Algemeen

Door de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 2011, nr. 10/04967, LJN: BQ4105, is het in behandeling nemen van een aanvraag voor een Nederlandse identiteitskaart geen dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Legesheffing op die grond acht de Hoge Raad dan ook niet mogelijk. Zie hierover onze ledenbrief: Lbr. 11/058 – Afschaffing leges voor Nederlandse identiteitskaart (16 september 2011).

 

De regering vindt het noodzakelijk dat de legesheffing wordt voortgezet ter bestrijding van de gemeentelijke en rijkskosten die met het behandelen van de aanvragen voor een Nederlandse identiteitskaart zijn gemoeid. Daartoe heeft zij een wetsvoorstel bij de Staten-Generaal ingediend (Kamerstukken 33011 – Regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart; hierna: de reparatiewet). De reparatiewet biedt een zelfstandige grondslag voor de legesheffing. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 30 september 2011 aangenomen. De Eerste Kamer ging op 11 oktober 2011 akkoord. Vervolgens is de wet op 14 oktober 2011 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2011, 440). De wet werkt terug tot en met 22 september 2011 (de dag na indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer).

 

Hoewel de wet een zelfstandige grondslag biedt voor de legesheffing in verband met het aanvragen van een identiteitskaart vanaf 22 september, laat deze onverlet de bevoegdheid van gemeenten om de legesverordening te wijzigen. In de memorie van toelichting stelt de regering het wenselijk te vinden dat dit ‘op enig moment’ gebeurt, om verwarring over de grondslag van heffing te vermijden.

In verband hiermee komt het ons juist voor de legesverordening zo snel mogelijk in overeenstemming te brengen met de nieuwe wetgeving.

 

Afhankelijk van de regeling in de legesverordening is het college dan wel de raad bevoegd tot het vaststellen van de wijzigingsverordening. Wij hebben daarom twee modelbesluiten opgenomen.

 

Aanhef

Op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel b, van de (model)verordening leges is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een wijzigingsverordening vast te stellen als het gaat om een wetswijziging over reisdocumenten die ingaat binnen drie maanden na publicatie van de wet in het Staatsblad. Als de reparatiewet in het Staatsblad is gepubliceerd, kan het college dus een wijzigingsbesluit nemen (model A).

 

Als in de legesverordening geen bepaling over de overdracht van bevoegdheden aan het college is opgenomen (artikel 10 van ons model ontbreekt of is beperkter van strekking), blijft de raad bevoegd om de legesverordening te wijzigen (model B)

 

In de aanhef is de wettelijke grondslag voor de legesheffing uitgebreid. Wij vinden het wenselijk te expliciteren dat de heffing van gemeentelijke leges niet alleen gebaseerd is op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet, maar tevens op artikel 1 van de reparatiewet.

 

Artikel I

 

Onderdeel A

De uitbreiding van de omschrijving van het belastbaar feit houdt direct verband met de reparatiewet. Artikel 2, eerste lid, van deze reparatiewet bewerkstelligt dat de bestaande gemeentelijke verordeningen inzake het heffen van rechten voor de identiteitskaart, komen te berusten op artikel 1 van die wet. Dat wil zeggen dat als in die verordening het begrip "dienst" voorkomt, dit begrip waar het de aanvraag van een identiteitskaart betreft niet meer moet worden uitgelegd op basis van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet, maar op de voet van artikel 1 van de reparatiewet. Dus als het verrichten van handelingen ten behoeve van de aanvraag van een identiteitskaart, waarbij het individualiseerbaar belang niet meer ter zake doet. Kortom, onder de reparatiewet kunnen rechten geheven worden op basis van de bestaande verordeningen.

In de nota naar aanleiding van het verslag van de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2011/12, 33011, nr. C) staat het als volgt:

 

‘De nieuwe grondslag wordt voor de vraag of deze van toepassing is, niet langer – zoals wel in artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet - afhankelijk gesteld van de vraag of er sprake is van een “dienst”. Voor een dienst moet er immers in overwegende mate sprake zijn van een individualiseerbaar belang. De nieuwe grondslag geldt dus, ongeacht de vraag of er wel of geen sprake is van een in overwegende mate individualiseerbaar belang.

(…)

In mijn ogen is het heffen van een belasting hier gerechtvaardigd nu de belasting niet wordt geheven over een product maar juist ten behoeve van dit product, ter dekking van de kosten van productie en verstrekking daarvan teneinde deze kosten niet op de schouders van de gehele gemeenschap te laten rusten.'

 

Het bovenstaande laat overigens onverlet dat een gemeente wel bevoegd is om de belastingverordening te wijzigen (artikel 216 Gemeentewet). De regering vindt dat ‘op enig moment’ ook gewenst om verwarring te voorkomen. Met het oog op duidelijkheid en rechtszekerheid vinden wij het wenselijk de legesverordening direct in overeenstemming te brengen met de reparatiewet.

 

Onderdeel B

In verband met de uitbreiding van het belastbaar feit, is ook de omschrijving van de belastingplicht gewijzigd.

 

Onderdeel C

In de tariefbepaling voor de Nederlandse identiteitskaart sluiten wij aan bij de tekst van de reparatiewet. In verband met de afwijkende formulering, zijn de leges voor een Nederlandse identiteitskaart in een afzonderlijk tariefonderdeel opgenomen. De daaropvolgende onderdelen en verwijzingen daarin zijn vernummerd. De gemeenten Den Haag, Enschede, Maastricht, Echt-Susteren en Oldambt die op grond van artikel 7 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 een Nederlandse identiteitskaart mogen verstrekken aan personen die niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn ingeschreven, moeten een eventueel afzonderlijke tariefbepaling voor deze categorie personen ook aanpassen.

 

Artikel II

De wijzigingsverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. Deze dag is ook de datum van ingang van de heffing. Terugwerkende kracht is voor het wijzigingsbesluit niet nodig. Met de wijziging zijn geen materiële gevolgen beoogd.

 

Artikel III

Om verwijzing te vergemakkelijken hebben wij een citeertitel opgenomen.